dinsdag 8 juni 2021

Column. Vrijstaat.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik je columns liever las toen je hier nog niet werkte, zegt collega M, nu ben ik steeds een beetje zenuwachtig als het Onderwijsblad op de mat ligt. Ik knik. Ik heb altijd veel begrip voor de bedenkingen van mijn directe collega’s over deze column. Behalve dan dat ik niets op uit doe. Of in ieder geval: probeer te doen. Zo wilde een andere collega ooit een vergadering beleggen vanwege een aantal alinea’s waarbij ik uit de school geklapt had. Kon ik dat maar zo doen? Moest daar niet een protocol voor komen? Ga ik niet aan beginnen, sprak ik nuffig. Op de pabo waar ik een tijd aan uitgeleend was kwam een collega eens woedend op mij afgestormd toen ik het gewaagd had een kritisch artikel te schrijven over het competentie-leren waar wij ons van hogerhand halsoverkop en met wilde onverschrokkenheid in hadden moeten storten. Ik ben geen uitleg aan jou verschuldigd, sprak ik al even onverschrokken terwijl ik doorliep. Toch zat het me niet altijd lekker. Ik weet heel goed dat ik als columnist in een vrijstaat leef. Ik zou zelf ook niet altijd even enthousiast zijn over een collega die gebeurtenissen waarbij jezelf aanwezig bent geweest in een of andere vorm terug laat komen in een column. Ik kan alleen niet te lang bij al die eventuele gekwetstheden stilstaan. Het zou een te voorzichtige column opleveren of erger, veel erger: een saaie column. Daar komt bij dat ik eigenlijk nooit aan zie komen waar mensen door gekwetst worden. Als ik denk: nou zul je het hebben, gebeurt er vaak helemaal niks. En als ik me helemaal nergens zorgen over maak, bevind ik mij plotseling in een oorlogszone tussen twee rekenreligies of in een lastig gesprek met een meerdere. Ook in het contact met de ouders verliep hetgeen ik op deze plek publiceer niet altijd zonder slag of stoot. Ooit circuleerde er onder hen een column waarin ik mij geweldig vrolijk had gemaakt over de organisatie van een volledig  ontspoord kerstfeest. De kerstcommissie riep mij ter verantwoording. Ik toonde mij opnieuw heel begripvol, daarna ging ik meteen weer aan de slag met een  verslag over de kolderieke overkill van de toenmalige groep luizenmoeders. Je moet je als columnist nooit gewonnen geven. Er kwam tot mijn verbazing geen eind aan het schrijven van deze column. 37 jaar kon ik er onbekommerd mee doorgaan. In het begin waren de columns bijna drie keer zo lang en verschenen er in een jaar een keer zoveel. Ik schreef met de hand, typte de eindversie en bracht die naar de post. Deze verstuur ik met een druk op de knop. Voor de een na laatste keer. Het is mooi geweest.

2 opmerkingen:

  1. Ik heb je columns altijd met heel veel plezier gelezen: sterk geschreven, herkenbaar, vol humor en bovenal met veel wijsheid. Dank!!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie plaatsen: