vrijdag 18 november 2016

Column. Schuldbewust.

Het is bijna onnatuurlijk stil in de groep waar ik een dictee aan voorlees. De pennen krassen driftig over het papier. Er wordt ingespannen gewerkt. Zin 3, zeg ik, terwijl ik in mijn handleiding kijk. Plotseling klinkt er een wanhopig stemmetje door het lokaal. Juhuff. Ik kijk op. Ja Sven? Je gaat te snel juf. Er klinkt een instemmend gemompel. Ja, het gaat veel te snel. Ik kijk de leerlingen schuldbewust aan. Sorry, zeg ik, ik zal het langzamer doen. Wie kan het niet bijhouden? De helft van de groep steekt de vinger op. Sommige leerlingen hebben rode blosjes. Dit is groep 5. Ik heb nooit eerder groep 5 gehad en dat is te merken. Het tempo dat ik aanhoud in de lessen is er ingeslepen tijdens dertig jaar lesgeven aan bovenbouwklassen. Het is een pittig tempo. Veel te pittig. Ik moet mijzelf steeds tot rust manen. Ook bij de vooronderstelde voorkennis van deze leerlingen gaat het nogal eens mis. 7 x 6 =, vraag ik regelmatig achteloos, 4 x 7=? Om vervolgens te constateren dat het van mij verwacht wordt dat ik de tafels juist aanbied en oefen en niet als bekend mag veronderstellen. De overgang van het niveau van eind groep 7 naar begin groep 5 is een grote. Maar als ik de stap eenmaal gemaakt heb, vind ik het heerlijk. Wat een overzichtelijke rekenlessen, wat een fijne kleine stappen bij spelling en taal. Het is prettig om eens aan de basis van de uitleg over tabellen, maateenheden, geldsommen, klokkijken alsmede persoonsvormen en zelfstandig naamwoorden te staan. In de bovenbouw ben je toch al snel van allerlei zaken aan het repareren. Het geven van zaakvakken is echter van een heel andere orde. Daar loop ik tegen onverwachte zaken aan. Net als groep 6 -het andere deel van deze combinatiegroep- op het puntje van de stoel zit als ik in 1566 de beelden in katholieke kerken naar beneden laat tuimelen en de ketters spectaculair op brandstapels laat belanden, dringt tot me door dat groep 5 natuurlijk onwillekeurig meeluistert. Juhuuf, piept er andermaal een stemmetje vanaf de andere kant van het lokaal, juhuuf! Ja Mirthe? Ik kan hier niet tegen juf. O gut. Ik kijk schuldbewust in haar richting. Tja, In groep 5 zijn ze natuurlijk wel heel erg jong voor deze vertellingen. Nog een geluk dat ik niet met de middeleeuwen ben begonnen en al die martelwerktuigen uit die tijd de revue heb laten passeren. Ach, het is al lang geleden, vergoelijk ik. Ik wil toch eigenlijk wel liever ergens anders zitten, vraagt Mirthe. Ja, dat is goed, zeg ik. Er staan nog een paar meisjes op om met haar mee te gaan. De jongens niet. Ik zie alleen dat ik niet moet verwachten dat ze hun taalles nog afkrijgen. Het is veel te spannend in groep 6. Wat aangeslagen vervolg ik mijn les. Ik besluit het droeve lot van Edmond, Hoorne en de prins van Oranje maar even voor een ander moment te bewaren. Het is een leuk vrolijk stel, deze groep 5-6. Ze kunnen alleen niet goed buitenspelen. Vooral de jongens kunnen niets anders verzinnen dan het het slaan met stokken, het gooien met stenen en het eindeloos omduwen van elkaar. Dat vinden ze zonder enige uitzondering allemaal een reuze leuk tijdverdrijf. Het is niet echt juf, roepen ze vrolijk, het is voor de lol. Maar die belofte maken ze nooit waar. En dan rent de hele club tegelijk naar me toe. Om vervolgens alles recht te praten wat krom is. Ja, ik duwde ook wel maar ik deed het niet zo hard. Ja, ik gooide ook wel maar de mijne was niet raak. Ja maar Sven huilt altijd meteen terwijl hij het zelf ook doet. Elk voorstel van mijn kant om een spel te spelen beklijft maar even. Binnen de kortste keren rollebollen ze weer over het veld. Dit keer gaat het goed juf. Dit keer is het echt alleen maar voor de lol.

zaterdag 5 november 2016

Column. Allergieën.

Ik heb al een tijdje de app Beter Spellen op mijn iPad staan. Elke dag worden in deze app vier vragen over spellingsregels gesteld. Er zijn drie niveaus. Ik heb zonder mankeren het hoogste niveau ingesteld want spellen kan ik. Denk ik. Als ik toch fouten maak dan verbaas ik mij hogelijk. Is dat zo? Jeetje. Hoe dat zo? Onmiddellijk verdiep ik mij in de aard van deze fouten om vervolgens gerustgesteld te bedenken dat mijn fouten.. A niet zo erg zijn omdat ik te gehaast was, B veroorzaakt worden door de absurditeit van sommige spellingsregels, C ontstaan zijn omdat enkele spellingsregels even aan mijn aandacht waren ontsnapt. Ik betrek deze fouten nooit op mijzelf. Ik kan immers spellen. Het is  dan ook bepaald schokkend om te ervaren hoe anders het gaat als ik de app Beter Rekenen installeer. Om te beginnen besluit ik meteen om niet het hoogste niveau in te stellen. Ergens klinkt vanuit een ver verleden een stem dat het beter is om dit niet te doen. Die stem komt veel duidelijker door dan de meer voor de hand liggende overweging dat het dag in dag uit geven van rekeninstructie toch niet voor de poes is, qua kennis en zelfvertrouwen. Het is ook een tamelijk wanhopige stem die opklinkt uit de diepste krochten van mijn herinnering. Pfff. Rekenen dat kan ik niet. Denk ik. Elke keer als ik een fout maak, sla ik mezelf voor het hoofd. Stom, stom, stom. Om me daarna aangeslagen te realiseren dat ik deze fout gemaakt heb omdat ik… A niet goed nagedacht had, B de regel heb vergeten, C nog te stom ben om voor de duivel te dansen op dit gebied. En hup…daar gaat de app…weg ermee. In de prullenbak. Hier heb ik geen zin in. Daar ga ik niet aan beginnen. Ik heb me in al die veertig jaar echt wel gerealiseerd dat mijn geduld met zwakke rekenaars voortkomt  uit mijn eigen moeizame ervaring op dit gebied maar dat deze ervaring nog zo rauw onder de oppervlakte ligt, nee dat wist ik niet. Een dag later installeer ik de app opnieuw. Kom, zo snel laat ik me niet kennen. Nadat ik deze app er nog zeker drie keer resoluut afgegooid te hebben en vervolgens onmiddellijk weer opnieuw geïnstalleerd, vallen me een paar dingen op. Mijn allergieën betreffen: redactiesommen, oppervlakte berekeningen en het omrekenen van maat eenheden. Eigenlijk wel voor de hand liggend. Elke keer als ik bij mijn lesvoorbereidingen deze sommen zie staan in de handleiding wordt het mij droef te moede. Getverderrie. Wat een narigheid. Zou ik het over kunnen slaan? Het is precies dezelfde reactie die deze sommen ook bij sommige van mijn leerlingen oproept. Weerstand. Geen zin. Bahbahbah. Moet het of mag het? Elke keer als deze sommen opduiken bij de oefeningen van de dag, laat ik na wat ik mijn leerlingen altijd leer. Ik pak bijvoorbeeld geen uitrekenpapier en ik laat er geen oplossingsstrategie op los. Ik raad er soms maar wat na, in de hoop dat er een wonder gebeurt. Ik wil er namelijk van af. Ik ben een  juf met veertig jaar ervaring in het rekenonderwijs die onmiddellijk in alle valkuilen kukelt waar ze haar leerlingen voor wil hoeden. Het is me wat. Ik ben er wat confuus van. Sinds ik dit weet reken ik driftig door. Elke dag vier sommen. Ik wou dat ik kon zeggen dat ik vorderingen maak, dat ik het minder persoonlijk opneem en dat ik er rustig voor ga zitten. Maar ik ben bang dat dat nog wat langer gaat duren. Wel begrijp ik mijn leerlingen beter dan ooit tevoren. De zwakke rekenaars dan. De zwakke spellers niet. Hoe bestaat het dat je een woord als ‘wakker’ nou met een k kan schrijven. Dat zie je toch zo?