donderdag 4 juli 2019

Column. Wonderlijk.

Het is prachtig om te zien. Vooral omdat het zo groot in beeld komt op het scherm. De leerlingen kijken er doodstil na. Gefascineerd zien we hoe een doodgewoon rupsje, zo eentje die regelmatig met boomblaadjes en al de klas ingesleept wordt, zich ontpopt in een prachtige vlinder. Ah….klinkt het het hier en daar vertederd. De mond van Dave valt zelfs even open. Dan zie ik Tara. Ze gaapt, rekt zich uit en kijkt verveeld naar buiten. Tara, let eens op, gebied ik. De klas schrikt op. De betovering is verbroken. Ik heb er meteen spijt van. Het is een Pavlov reactie, ik zou beter kunnen doen alsof ik het niet gezien heb. Maar ik vind het zo wonderlijk. Je bent 7, ziet zoiets moois en je gaapt..je gaapt!  Maar verwondering laat zich niet op commando oproepen. Dat zou ik nou eens moeten weten. Wonderlijk is ook het eerste woord dat me te binnen schiet als ik naar het gedrag van Dave en Donnie kijk. Uit een sociogram blijkt dat ze geen connectie hebben met de rest van de klas. Het is niet moeilijk om te zien waarom dat zo is. Dave en Donnie zitten opgesloten in een wereld die alleen zij zijzelf kennen. Een vrolijke, kleurrijke wereld maar voor invloed van buiten is niet veel plaats en autoriteit wordt maar moeizaam erkend. Het heeft even geduurd voor ik dit doorhad want het zijn slimme knaapjes met lieve toetjes en echt tarten doen ze me nooit. O jee moet dit werk af dan? Vandaag nog? Goh, helemaal niet gehoord. Oh, hadden we eigenlijk moeten rekenen…echt? Er zit niets anders op dan hardnekkig in beeld staan. Deze inbreuk in hun dromerige, eigenzinnige en ondoorgrondelijke wereldje is een grote schrik voor beiden. Tranen wellen op, beloftes worden gedaan maar beklijven doet het amper. Ik ben een hinderpaal en wordt doorlopend stilletjes ondermijnd. Maar de eerste plaats voor wonderlijk gedrag is toch voor Lars. Lars heeft namelijk nooit wat gedaan. Ook niet als we zojuist met ons vierentwintigen gezien hebben dat hij wel wat gedaan heeft. Pardoes. Voor onze neus. Hij kan er echter niet over uit dat hij tegengesproken wordt en blaast zich op terwijl een repeterend ‘niet waar’ ons om de oren vliegt. En daar zitten we dan met ons allen. Licht verbijsterd, lacherig maar toch ook wel resoluut: geef nou maar toe. We zagen het zelf. Maar nee, daar laait de wanhoop over deze vermeend onterechte beschuldiging weer huizenhoog op. ‘Ik deed dat niet’. Ga maar aan het werk, maan ik de klas. Dan wacht ik vijf minuten. Was je het? ‘Een beetje juf’. Nog eens vijf minuten later. Had je het gedaan? ‘ Ja juf’.