zaterdag 23 februari 2013

Project.

Jacco heeft zijn jas al in de hand. Juf, de onderdelen voor mijn piramide zijn weg, ik ga weer even naar de Decamarkt dozen halen! Dat meen je niet, zucht ik wanhopig, dat is nu al de tweede keer dat alles weg is. Jacco kijkt mij verontwaardigd aan. Ja, daar kan ik toch niets aan doen! O, jawel, zeg ik beslist, je had al die uitgezaagde driehoeken best in je kastje kunnen bewaren. Zo groot waren ze niet. Hij trekt een pruilmondje. Ja maar ik heb nu niets. Dit is de laatste keer Jacco! Goed juf. Jacco racet er vandoor. De trap af, de voordeur door, het veld over. Ik ben ervan overtuigd dat hij het erom doet. Dozen halen is het enige deel van het project over het oude Egypte dat hij kan overzien. Ook Tim, Okan en Danielle hebben moeite om op gang te komen. Ze hebben hun laptoppen naast elkaar opgesteld. Ik zie er alleen de achterkanten van. Zo’n opstelling maakt me altijd achterdochtig. Vooral om dat er steeds hetzelfde gebeurt als ik hun kant op loop: met hun rechter wijsvinger klikken ze razendsnel op de muis terwijl ze hun hoofden simultaan op hun linker elleboog laten zakken ten teken van het feit dat het allemaal niet mee valt. Het is moeilijk juf, erg moeilijk! Zo, zeg ik als het me te gortig wordt, jullie hebben nu tijd genoeg gehad, laat maar zien welke goden jullie gaan naschilderen. Tim wijst op een portret van Anubis. En jij, vraag ik aan Okan. Eh…ik doe Hathor wel. En Danielle? Ik doe niet meer mee, klinkt het boos, ik moet steeds maar Isis van ze doen maar ik wil Anubis ook! Als ik over vijf minuten terug kom hebben jullie de taken verdeeld, zeg ik beslist. In de kleine gymzaal spelen een vijftal meisjes en een jongen een toneelstuk over Caesar en Cleopatra. Ze zien er prachtig uit. Witte kleding, zwarte pruiken, sandalen. De gemoederen zijn echter verhit. Sanne zit met haar armen over elkaar als ik binnen kom. Het verhaal verandert steeds, zegt ze narrig tegen mij, ik kan het zo niet spelen! Anna kijkt haar kwaad aan. Je hebt gewoon niet goed geluisterd toen het verhaal uitgelegd werd! Dat komt omdat je steeds de baas speelt, ik hoef toch niet altijd maar naar jou te luisteren, antwoordt Sanne verontwaardigd. Wel als je wilt weten waar het verhaal over gaat, snibt Quincy. Ik probeer de ruzie te sussen. Laat maar eens zien wat jullie al hebben. Halverwege de voorstelling trekt Thomas aan mijn mouw. Ik moet zo iets doen wat ik heel raar vind juf, fluistert hij. Ik ben benieuwd jongen, antwoord ik. Aarzelend loopt hij het toneelspel in. Ah, daar hebben we Ceasar, roept Cleopatra verrukt. Thomas draait zich om. Hij heft zijn handen omhoog. Ik vind het dus heel raar maar…Speel maar door, gebaar ik. Caesar neemt Cleopatra houterig in zijn armen en drukt een halfbakken zoen op haar hoofd. Daarna kijkt hij mij ongelukkig aan. Ik denk dat het heel goed word, grinnik ik terwijl ik op weg ga naar het handenarbeidlokaal. Daar wordt de Nijldelta nagebouwd. De piramides zijn van suikerklontjes die zorgvuldig met zandkorreltjes worden beplakt, de Nijl wordt geconstrueerd van een halve Pvc-buis en de woestijn er omheen is enorm. De halve kleuterzandbak is het lokaal binnen gesleept. Misschien moeten jullie je daar in beperken, zeg ik terwijl ik een bezem pak. Dat weten we juf, moppert Jorrit, maar het enige dat Richard wil doen is zand halen. Inmiddels is Jacco terug gekeerd met wel vier bananendozen. Ja juf, ik dacht ik neem maar voldoende dozen mee dit keer, straks is mijn werk weer weg. Achter mij stormt Danielle het lokaal in. Ik wil die stomme Isis niet doen hoor. Kan ik niet ergens anders aan meedoen?

zondag 10 februari 2013

Pesten.

Ik doe mijn best om niet te knipperen en mijn ogen strak op het digibordscherm te houden maar het valt niet mee om zo koelbloedig te blijven. De presentator van het Jeugdjournaal heeft zojuist verkondigd dat de staatsecretaris van Onderwijs van mening is dat juffen en meesters niet goed met pesten om kunnen gaan en dat er daarom nieuw beleid ontwikkeld wordt. De klas heeft zich in een beweging omgekeerd om mijn reactie te peilen. Ze voelen heel goed aan dat het hier niet om een neutrale berichtgeving handelt maar om een heuse beschuldiging. Mijn reactie is in werkelijkheid heel wat minder cool dan het lijkt. Ook als er krantenberichten over de vermeende tekortkomingen van leerkrachten verschijnen of ouders de school binnenstormen met een duidelijk verwijt op dit gebied dan voel ik dezelfde mix van wanhoop, woede en –naarmate ik ouder word- doffe gelatenheid. Hoe halen de beschuldigende partijen het toch altijd opnieuw in hun hoofd dat de oeroude driften en neigingen die tot pestgedrag leiden als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen op het moment dat leerkrachten zich competenter zouden tonen. School ze bij, breng ze aan de galg! Terwijl ik daar voor de ogen van mijn leerlingen in de hoek word gezet zie ik Richard zitten. Hij is de eerste aan wie ik denk als het over pesten gaat in deze klas en al mijn inspanningen hebben tot nu toe niet het door mij gewenste resultaat gebracht. Ik heb sancties ingesteld, klassengesprekken gevoerd, tijdens de pleinwacht ingespannen de ontwikkelingen op het veld gevolgd, ik ben zelfs een keer in razernij ontstoken. En o ja, niemand durfde op het laatst zomaar op hem te gaan zitten op het plein – een geintje juf, gewoon een geintje- of hem te weigeren bij het groepswerk (we waren met voldoende kinderen juf, er kon niemand meer bij). Ze passen nu wel op om massaal met sneeuwballen in de hand op hem af te lopen als ik daar oppermachtig sta te turen. En toch, en toch…ik ben er niet echt blij mee. Ze doen het voor mij. Sommigen vinden het oprecht vervelend als ik me er over opwind. Is dat pesten wat ik doe? O gut wat erg, ik wil helemaal niet pesten juf, zo ben ik niet. Anderen vrezen de sancties. Maar wat mij steeds opnieuw frappeert is dat dit gedrag sterker is dan henzelf. Ze worden aangestuurd door iets dat ze niet begrijpen maar hen wel drijft: angst om zelf uit de groep te vallen, angst voor te soft aangezien te worden. De jongens in deze groep worden aangevoerd door twee bully’s. De een wat zachtaardiger dan de ander. De anderen volgen, strijden, klimmen op in de hiĆ«rarchie, dalen soms weer plotseling. Het is allemaal goed en wel wat de juf wat over pesten beweert maar wat als zij zelf straks onderaan de hiĆ«rarchie bungelen in plaats van Richard? Je kunt - je moet zelfs- als leerkracht de leerlingen inzicht verschaffen in dit soort processen, je moet ze trainen in sociale vaardigheden, straffen uitdelen, verzoeningen tot stand brengen maar het is een illusie om te denken dat het mogelijk is om pesten de wereld uit te helpen. Wie dat denkt simplificeert.En dan heb ik het nog niet eens over Richard zelf gehad. Zijn gecompliceerde positie wordt nog eens ernstig bemoeilijkt door zijn eigen gecompliceerde reactie op het groepsgedrag van zijn klasgenootjes. Dat kan ook natuurlijk niet anders. Maar het maakt het ingrijpen van mijn kant nog ingewikkelder. Nee hoor, moppert hij als ik een plek voor hem in een groepje regel, nu hoeft het niet meer. En als hij eindelijk niet meer de pineut is bij het inpeperen op het veld zie ik dat hij het hardst op anderen inloopt.