zondag 29 september 2013

Veiligheid

Ergens onderweg is het mis gegaan met me. Ongewild ben ik besmet geraakt. Anders kan ik niet verklaren waarom ik zo ingespannen oplet of het tweetal kinderen, dat zo onbekommerd in de bergbeek speelt, niets overkomt. Ik ken ze niet en ze zijn bepaald niet alleen, hun moeder zit pal achter mij en leest een boek. Eigenlijk zou ik degene moeten zijn die leest maar dat lukt me niet. De stroom is sterk, het water is -ondanks het snikhete weer- ijzig koud en de kinderen voor mij spelen een woest en impulsief spel. Het is een leuk spel, als ik ook tien geweest zou zijn zou ik graag meegedaan hebben. Deze overweging doet mij plotseling beseffen dat ik al een tijdje niet meer de oude ben. Het ‘veiligheids’ virus heeft ook mij in de greep gekregen heeft. Ik heb daar de pest over in. Ik vond mijn oude opvatting beter: klim in de hoogste boom, rijd als het even kan zonder handen aan het stuur, sta rustig achterop de bagagedrager van je vriendje en spring over de breedste sloot die je vinden kan. Leer durven, leer risico’s inschatten, leer uitdagingen aangaan en wees niet flauw als het eens mis gaat. Jarenlang twijfelde ik geen tel aan de juistheid van deze opvatting, tot de veiligheidstroepen hun opwachting maakten. Complete speeltoestellen werden ontmanteld, stenen tegels werden vervangen door rubberen equivalenten en het aantal verboden buitelden over elkaar heen: niet skaten zonder beschermers, niet klimmen in de bomen en natuurlijk al helemaal niet op het dak van het fietsenhok, nee ook niet als de bal daar ligt. Ja, dat is jammer van die bal. Op het veld van mijn huidige school staat een controversiĆ«le boom. Of eigenlijk is het een boompje. Ik zou er als kind mijn neus voor opgehaald hebben. Je moet wel heel erg je best doen om iets te verwonden als je er uitvalt. Mijn collega’s en ik kunnen het onderling maar niet eens worden of er nu wel of niet in die boom geklommen mag worden. Tot nu toe wint het ja-team maar dat duurt niet lang meer want het ja-team bestaat voornamelijk uit oudere leerkrachten en die sterven natuurlijk een keer uit. Ook ouders komen regelmatig verbaasd verhaal halen: ehh…ik wil me nergens mee bemoeien maar ze klimmen daarginds in een boom! Ja, dat mag mevrouw. Mag dat? En als ze dan vallen? Dan staan ze weer op, antwoord ik monter. Maar dit antwoord valt steeds minder goed. Het lijkt eerder te getuigen van onverschilligheid dan van een diep doordacht pedagogisch concept. Dus heb ik me kennelijk in de loop van de jaren aangepast aan deze veiligheidsterreur en zit ik nu op deze prachtige plek in de bergen te letten op de kinderen van een ander. Kinderen die zich prima redden en geen tel echt in gevaar komen. Een uur later slaat de vrouw achter mij haar boek dicht, roept haar kinderen en verdwijnt. Even later strijkt er een ander gezin neer. Ook deze moeder let geen tel op haar kroost. Maar dit is anders. Deze kinderen kunnen zich niet redden. Deze kinderen schatten de risico’s van de bulderende bergbeek niet goed in. Ze glijden uit, verdwijnen onder water, komen even later happend naar adem weer boven. Voor ik het weet kijk ik weer ingespannen mee. Het gaat snel mis. Een van de jongetjes wordt meegesleurd en nog maar net op tijd gered door een omstander. Moeder roept een bedankje en gaat weer verder met haar gesprek. Dan weet ik weer dat er een groot verschil is tussen vrijheid die je langzaam maar zeker leert te veroveren zoals bij de eerste moeder en de laissez faire houding van de tweede. Vroeger wist ik dat verschil feilloos te benoemen en er ook naar te handelen Nu vind ik de weg naar dat uitgangspunt maar moeizaam terug.

maandag 16 september 2013

Onherbergzaam

Is het zo warm genoeg, vraagt Rutger terwijl hij een zware emmer met sop voor mijn voeten zet. Ik steek mijn hand in het water en knik. Precies goed zo. Rutger sleept de emmer naar het keukentje in het lokaal en begint heel precies de kastjes uit te soppen. Als hij halverwege is draait hij zich grijnzend om. Ik doe dit thuis nooit! Dus ik moet maar niet aan je moeder vertellen hoe goed je dit kunt? Nee juf, doe dat maar niet. Sanne en Lotte zijn de kast achter mij aan het schoonmaken. Het tempo is nogal sloom want ze vinden het reuze interessant wat ze allemaal tegenkomen. Kijk juf, hier op deze foto was u nog jong! Wanneer was dat? Ver in de vorige eeuw, vraag maar niet verder. Overal om me heen wordt er geruimd en gesopt. De leerlingen vinden het heerlijk, zo’n opruimdagje. Ik niet. Ik tuur naar mijn computerscherm waar ik de laatste zaken in het leerlingvolgsysteem ParnasSys probeer te zetten. Het systeem is niet voor niets naar een ruig en onherbergzaam bergmassief genoemd, denk ik narrig, als ik voor de zoveelste keer de weg probeer te vinden. Er is op dit gebied nog geen schooljaar hetzelfde van me gevraagd. De veranderingen buitelen over elkaar heen. De een na de andere oekaze van de regionale Weer Samen Naar School afdeling -het is me een raadsel waarom dit niet landelijk geregeld is- wordt via de Interne Begeleider pardoes op mijn bordje gegooid. Het georganiseerd wantrouwen neemt een steeds grotere vlucht. Leerlingenvolgsystemen zijn een ‘Rupsje Nooitgenoeg’ geworden. Het begon ooit eens met het vastleggen van de Citoscores, daarna moesten de resultaten van de methodetoetsen ingevoerd worden, vervolgens werden er datamuren verlangd om de gegevens van beiden te combineren. Uit de datamuren kwamen groepsplannen voort die liefdeloos in min-, basis en plus- groepen onderverdeeld hoorden te worden. Hierna leek de rust even terug te keren. Totdat iemand te binnen schoot dat met de oprukkende ouderparticipatie ouders die de ontwikkelingen van hun kind wilden volgen ook bij de gegevens van andere leerlingen konden komen. Dus dienden we alles individueel in te voeren. Niet veel later kwamen er weer nieuwe richtlijnen: voordat je ook maar iets invoert dien je eerst te evalueren op grond van dle-scores. En zo gaat het maar door…elke nieuwe richtlijn leidt tot nieuwe onvolkomenheden en elke nieuwe onvolkomenheid leidt weer tot nieuwe richtlijnen. Er zijn geen leidinggevenden die aan de rem trekken en aangezien inspraak in het onderwijs volkomen in onbruik is geraakt zit er maar weinig anders op dan je steeds opnieuw kreunend en steunend in de spelonken van ParnasSys te wagen. Waar zet ik deze notitie neer? Waar haal ik de dle-scores vandaan? Hoe vind ik mijn weg naar de handelingsprogramma’s van het vorig schooljaar? Ondertussen is het tijd geworden om ParnasSys af te sluiten, de emmers op te laten ruimen en het laatste half uur van de middag de groep die volgend schooljaar bij mij in de klas zal zitten te ontvangen. Het is een vriendelijk kennismaking. Ik vertel over het Verkeersexamen, de lessen Engels en nog zo wat nieuwe dingen in groep 7 en pak de laatste 5 minuten mijn gitaar: we gaan natuurlijk ook zingen, kondig ik aan. Dan zet ik een lied in. Halverwege het lied valt mijn oog op Sanne. Ze is zojuist uit het lokaal van groep 8 teruggekeerd en staat voor het raam van de deur met de armen over elkaar en een gezicht als een oorwurm. Sanne was dol op de zangles dit jaar en heeft al een paar keer aangekondigd dat ze dat het meest gaat missen als ze niet meer bij mij in de klas zit. Als ik klaar ben met zingen trekt ze boos de deur open en loopt stampvoetend op me af: het leek wel of je vreemd ging juf!