woensdag 2 december 2020

Column. Kruk

De wereld waar ik al meer dan 40 jaar deel van uit maak is gekanteld. Waar ik eerst naar voren stapte, stap ik nu naar achter. Waar ik eerst kalm en bedaard naar links de trap op ging ga ik nu schielijk en gehaast naar rechts de hoek om een kantoor in. Mijn bureau is geen gezellige plek meer waar leerlingen ‘s morgens naar toe snellen om mij verhalen te vertellen maar een saaie plek waar ik eenzaam plaats neem. Ik zit achter een glazen scherm. Voor leerlingen die in de loop van de dag toch menen mij hartelijk te moeten benaderen heb ik een heuse kruk in de weg gezet. En ja soms valt daar iemand overheen. Als ik over het plein loop, vrees ik de uitgestoken armpjes waarmee sommige leerlingen mij begroeten willen. O ja, o ja, klinkt het dan teleurgesteld. Dat kan nu niet meer. De juf behoort tot een onaanraakbare kaste, ze moet op afstand toe geschreeuwd worden. Alle zorgeloosheid, alle spontaniteit is uit mijn handelen verdwenen. Steeds opnieuw maak ik een afweging: is het te druk in de keuken, in de gang, op het plein? Heb ik mijn mondkapje wel op?  Moet ik mijn handen al weer wassen? Pas op, niet aan je neus wrijven, onthoud dat je zojuist meerdere deurklinken beet gepakt hebt. Collega’s die binnen stappen om een gezellig praatje te maken ontvang ik met een benauwde blik. Niet te ver, alsjeblieft niet te ver. Let op die kruk. O sorry, dat deed zeer zeker? Het gewone is ongewoon geworden. Doodmoe word ik ervan. Vooral van mezelf. Ik vrees niet alleen besmetting, ik vrees vooral mijn eigen paranoia. Wanneer doe ik nou ergens verstandig aan. Wanneer overdrijf ik?  Ik weet de grens niet meer. Daarom neem ik het zekere voor het onzekere maar het onzekere is te groot. Als ik echter alle hindernissen heb genomen en eindelijk achter mijn scherm met mijn lessen aan kleine groepjes begin, dan keert gelukkig het vertrouwde plezier terug. Ik heb natuurlijk wel ontzettend veel geluk dat het mogelijk is om op deze wijze mijn werk te doen. Er blijft ook zoveel hetzelfde: kijk eens wat ik gevonden heb in het bos, roept Daan, terwijl hij voorzichtig een klein schedeltje over het scherm aanreikt. Voel eens juf wat een lekkere slijm ik gemaakt heb, roept Selina terwijl ze een potje met een vreselijke vieze substantie om het scherm schuift. Maar ook die diepe denkrimpels van de groep die meerwerk krijgt, de vreugdekreetjes van het groepje dat eindelijk die lastige deelsommen onder de knie heeft, het is als vanouds. Ik hoop echter wel dat er zometeen een collega koffie komt brengen, anders moet ik weer zelf op stap.