De wereld waar ik al meer dan 40 jaar deel van uit maak is gekanteld. Waar ik eerst naar voren stapte, stap ik nu naar achter. Waar ik eerst kalm en bedaard naar links de trap op ging ga ik nu schielijk en gehaast naar rechts de hoek om een kantoor in. Mijn bureau is geen gezellige plek meer waar leerlingen ‘s morgens naar toe snellen om mij verhalen te vertellen maar een saaie plek waar ik eenzaam plaats neem. Ik zit achter een glazen scherm. Voor leerlingen die in de loop van de dag toch menen mij hartelijk te moeten benaderen heb ik een heuse kruk in de weg gezet. En ja soms valt daar iemand overheen. Als ik over het plein loop, vrees ik de uitgestoken armpjes waarmee sommige leerlingen mij begroeten willen. O ja, o ja, klinkt het dan teleurgesteld. Dat kan nu niet meer. De juf behoort tot een onaanraakbare kaste, ze moet op afstand toe geschreeuwd worden. Alle zorgeloosheid, alle spontaniteit is uit mijn handelen verdwenen. Steeds opnieuw maak ik een afweging: is het te druk in de keuken, in de gang, op het plein? Heb ik mijn mondkapje wel op? Moet ik mijn handen al weer wassen? Pas op, niet aan je neus wrijven, onthoud dat je zojuist meerdere deurklinken beet gepakt hebt. Collega’s die binnen stappen om een gezellig praatje te maken ontvang ik met een benauwde blik. Niet te ver, alsjeblieft niet te ver. Let op die kruk. O sorry, dat deed zeer zeker? Het gewone is ongewoon geworden. Doodmoe word ik ervan. Vooral van mezelf. Ik vrees niet alleen besmetting, ik vrees vooral mijn eigen paranoia. Wanneer doe ik nou ergens verstandig aan. Wanneer overdrijf ik? Ik weet de grens niet meer. Daarom neem ik het zekere voor het onzekere maar het onzekere is te groot. Als ik echter alle hindernissen heb genomen en eindelijk achter mijn scherm met mijn lessen aan kleine groepjes begin, dan keert gelukkig het vertrouwde plezier terug. Ik heb natuurlijk wel ontzettend veel geluk dat het mogelijk is om op deze wijze mijn werk te doen. Er blijft ook zoveel hetzelfde: kijk eens wat ik gevonden heb in het bos, roept Daan, terwijl hij voorzichtig een klein schedeltje over het scherm aanreikt. Voel eens juf wat een lekkere slijm ik gemaakt heb, roept Selina terwijl ze een potje met een vreselijke vieze substantie om het scherm schuift. Maar ook die diepe denkrimpels van de groep die meerwerk krijgt, de vreugdekreetjes van het groepje dat eindelijk die lastige deelsommen onder de knie heeft, het is als vanouds. Ik hoop echter wel dat er zometeen een collega koffie komt brengen, anders moet ik weer zelf op stap.
woensdag 2 december 2020
dinsdag 3 november 2020
Column. Reflex
Ik lees in het boek De Bourgondiërs van Bart van Loo over de overdadige banketten op de hertogelijke hoven in de 14e eeuw. Van Loo laat werkelijk geen detail onvermeld. Mijn eerste gedachte is dan ook dat ik de leerlingen hier over moet vertellen. Het is een oude reflex. Een verdachte reflex inmiddels want even daarna dringt zich de gedachte op: is zo’n les wel effectief genoeg? In deze tijd waar doelmatigheid het onderwijskundig handelen bepaalt zijn dit soort opwellingen niet gebruikelijk meer. Ik denk soms met enige verbazing terug aan de tijd dat ik een rekenles zomaar stopzette en inruilde voor een les perspectief tekenen omdat ik zag dat mijn instructie tot veel wanhoop en frustratie leidde en ik op dat moment geen ander antwoord had dan chagrijnig ongeduld. Of die keer dat ik zoveel details opdiste over de wijze waarop men in de middeleeuwen (onheuse) bekentenissen afdwong dat een paar meisjes halsoverkop naar de gang vluchtte terwijl andere leerlingen steeds verder naar voren kropen om maar geen woord te hoeven missen. Horror in het klaslokaal. De juf in een slasher movie. Met al die onaangekondigde flitsbezoeken van het hedendaagse management zou de stapel bewijzen voor mijn disfunctioneren snel stijgen: ‘trof juf B aan met een naar adem happende klas toen zij op sinistere wijze een verhaal vertelde waarin de deksel van een put tergend langzaam naar beneden zakte terwijl de gevangene die zich daaronder bevond zich steeds kleiner maakte. Op het rooster stond echter een spellingsles gepland! Het doel stond nergens beschreven.’ Of: ‘het flitsbezoek heeft vandaag niet plaats kunnen vinden omdat desbetreffende klas onvindbaar is’. Deze overpeinzingen bij het boek van van Loo maakten dat ik mij plotseling realiseerde dat toch gebeurd is waarvan ik nooit dacht dat het zou gebeuren: ik pas niet meer in deze tijd. Ik ben er langzaam uitgegleden. Het is niet de overmaat aan administratie die mij genekt heeft, het is niet de eis om effectief les te geven die mij doet struikelen, ook al dat gestaar en geschrijf van een hele stoet beoordelaars achter in de klas kan ik best verdragen, nee het is de rigide opvatting om tegenwoordig werkelijk alles ondergeschikt te maken aan die doelmatigheid waarover ik gevallen ben. Wat je niet kunt meten hoeven leerlingen kennelijk niet meer te weten. Het resultaat? Een toegenomen kans op liefdeloos ingerichte klaslokalen en slaapverwekkend voorspelbare lessen. Het een hoeft helemaal niet zonder het ander. Verhalen vertellen, zingen, spelen, maken, verwonderen, onderzoeken, fantaseren, ze zijn het kind van de rekening. En dat terwijl ze de plezierige eigenschap hebben dat ze het doel in zichzelf vinden. Niemand kan zonder. Zeker kinderen niet. Als deze overtuiging betekent dat ik niet meer in deze tijd pas… jammer voor de tijd.