vrijdag 30 juni 2017

Column. Out of sight.

Zo’n vier weken voor de zomervakanties beginnen de verzuchtingen: aaahhh…komen we volgend jaar weer bij u in de klas juf. Weet u al iets over volgend jaar? Ik zou het wel willen, ik wil dat eigenlijk elk jaar wel want ik hecht me erg aan een groep maar ik weet ook dat het niet goed is. De jaren dat ik met een klas meeging waren niet mijn beste jaren. De verhalen zijn te vaak verteld, de grappen worden sleets en de teken- en knutselopdrachten raken op. Daarbij dreig ik in te dutten en laat ik onwenselijk gedrag passeren louter omdat ik eraan gewend geraakt ben. Ach ja dat is Tara. Zo gaat dat altijd met haar. Is Tim woedend van het plein gelopen? Whats new.. Dus ga ik alleen nog met een groep of een deel van een combinatieklas mee als het echt niet anders kan. Daarbij weet ik ook heel goed dat al die leerlingen die nu zo staan te zuchten voor mijn bureau in september langs mij heen zullen lopen alsof ze me vaag ergens van kennen. Out of sight, out of mind. Ik kan er trouwens zelf ook wat van qua vergeetachtigheid want zo gauw een leerling van school af is en een tijd later opduikt achter een kassa of in de bediening van een restaurant moet ik enorm mijn best doen om mij haar of hem weer voor de geest te halen. Help me even, vraag ik dan benauwd. Om vervolgens te constateren dat de hulp niets oplevert. O ja, o ja, knik ik dan in de hoop dat de leugenachtigheid niet in mijn woorden doorklinkt want de leerling van wie ik een paar jaar daarvoor beslist gedacht moet hebben dat ik hem of haar erg ga missen is kennelijk geheel en al uit mijn herinnering gewist. Voor collega’s heb ik een iets beter geheugen, al is ook daar soms sprake van raadselachtige zwarte gaten. Toen er onlangs sprake was van een promotie van een leerkracht van wie de naam mij niet bekend voorkwam  wist een andere collega aan te tonen dat ik toch echt jaren intensief met haar had samengewerkt. Dat is natuurlijk wel heel slordig. Het frappeert me elke keer opnieuw hoe je jaar in jaar uit met collega’s samenwerkt, ruziet, lol hebt, lief en leed deelt, roddels uitwisselt tijdens de pleinwacht, koude nachten doorbrengt in een kamphuis en dat je zo gauw die collega de school verlaat je elkaar echt nooit meer ziet of tegenkomt. Gelukkig is daar Facebook. Daar heeft zich in de loop van de jaren een gezellige groep ex-leerlingen en ex-collega’s verzameld. Er zijn leerlingen uit de jaren tachtig en negentig bij alsmede collega’s bij met wie ik veertig jaar geleden samenwerkte. Ik zie hun kinderen en kleinkinderen voorbij komen, hun vakanties en verjaardagsfeestjes. Ik vraag me af wie van de leerlingen die nu zo voor mijn bureau staan te droef toeteren, mij over een paar jaar toevoegt als Facebookvriend? Er valt niets over te zeggen. Ik heb nog nooit goed voorspeld welke leerlingen ineens na jaren welbewust weer op mijn pad kwamen. Het valt eenvoudig niet te weten. Net zo min als ik kan voorspellen waarom ze hun oude juf niet vergeten waren. Sommige vertelden het. Anderen niet. Het maakt ook niet uit. Wat ik wel weet is dat ik dat jeremiĆ«rende groepje lieverds voor mijn bureau niet al te serieus moet nemen. En mijzelf ook niet. Wij zullen elkaar vergeten. Waarschijnlijk voorgoed. Dat is niet erg. Dat hoort zo. Volgend jaar is er weer een nieuwe groep om te vergeten.

vrijdag 16 juni 2017

Column. Imago

Veertig jaar geleden stond ik op een podium tijdens een congres van de voorloper van deze bond- de ABOP-en zong uit volle borst een feministisch actielied: Oli-oli-olaan het … moet van de baan. Ik weet niet meer precies wat er van de baan moest, de lijst was lang,  maar ik weet wel dat naarmate ik vaker op een podium meedeed aan dit soort gekweel ik steeds meer een hekel kreeg aan ludieke acties. Wilden er echt successen geboekt worden dan moest het serieuzer. Ik vond het echt iets voor vrouwen om het gezellig te willen houden. Sindsdien hanteer ik een andere filosofie: sla met de schoen op tafel, laat je niet met een kluitje het riet in sturen en timmer flink aan de weg. De groep PO in actie is tot mijn vreugde niet in de valkuil van de vrolijke, ludieke actie gestapt. Het is ook precies de reden waarom krantenredacties en praatprogramma’s op radio en tv de oprichters van deze groep weten te vinden. De boodschap is: het is slecht gesteld met het imago en het salaris van leraren, er wordt stelselmatig te veel van ze gevraagd en niemand moet verbaasd zijn als er in de toekomst niet genoeg leraren zijn. Met andere woorden: het is menens. Inmiddels heeft een derde deel van alle leraren zich aangesloten en haasten vakbonden, besturen en ouders zich om zich solidair te verklaren. Mooi. Voor het eerst in jaren wordt er flink een vuist gemaakt. Die vuist kan wat mij betreft niet stevig genoeg zijn. Maar net als het allemaal goed en wel op gang is begint het ondermijnende gezucht: ‘Al dat gemopper doet het imago van leraren al helemaal geen goed’, kopt Trouw 27 mei. Docent economie Ferry Haan, tevens lid van de Onderwijsraad, doet in de Volkskrant eenzelfde duit in het zakje: ‘In de media hoor je vooral docenten die klagen en zich miskend voelen. Ze hebben een passie voor het vak, maar mogen dat meer uitdragen. Er zit iets van slachtofferschap in’. Hoe nu? Wat moeten we nu met zulke verzuchtingen? Een groep invallers voor de camera zetten die a capella de tekst ‘het is een prachtig vak maar ik kom nooit aan de bak’ zingen? Een paar collega’s met een zware burn-out vragen  om een gedicht voor te dragen: hoe kon het toch gebeuren dat ik hier zo zit te zeuren? Blije dansjes door de vergaderruimte van een school: en van je hela hola houd er de moed maar in? Het imago van deze beroepsgroep komt eerder voort uit een neiging tot  opofferingsgezindheid dan aan een behoefte aan slachtoffergedrag.  Maar het een komt wel uit het andere voort. Er is een grens aan wat men op wil offeren. En die grens is allang overschreden. Iedere bakker die zich in opdracht van  talloze bazen over allerlei zaken druk dient te maken behalve over het bakken zelf zou ook in opstand komen. De nadruk in het onderwijs ligt teveel op bijzaken. Juist de bijzaken trekken de zaak scheef. Ook de feminisering en de hoge leeftijd van veel leraren worden in het verhaal van Trouw meegenomen als mogelijke verklaring voor het slechte imago. Pfff. Vrouwen op leeftijd voeren kennelijk geen zakelijke argumenten aan maar zeuren alleen maar. Het schoonmoedersyndroom als schampere verklaring voor terechte motieven om iets onder de aandacht te brengen. Conclusie: als zestigjarige vrouw ben ik zo ongeveer de hoofdschuldige aan het slechte imago. Nee, met dit soort krantenartikelen voorkomen we dat naderende tekort wel... dus volhouden collega’s.. die schoen, die acties, die vuist! Dit is een leuk vak, laten we zorgen dat we het uit kunnen voeren.

vrijdag 2 juni 2017

Column. Verbieden.

Ik bevind mij nog middenin het Pokemon rijk als de fidget spinners hun intrede doen. De laatste maanden heb ik iedere schooldag Pokemon-trommels en mappen van kasten en tafels verwijderd. Maar waar moet ik het dan neerleggen juf, klinkt het steeds verbolgen. Niet hier, antwoord ik dan onlogisch want ik heb geen idee, dit is een modern schoolgebouw dus mijn lokaal is klein.  Vooral in groep 5 zijn ze stapel verliefd op al die wonderlijke wezens van wie ik de namen maar niet  onthouden kan. Vindt u ze niet schattig juf, verzuchten vooral de meisjes keer op keer. Kijk juf, dat is…en dat is…en dan sta ik daar gezellig interesse voor te wenden. Aan het eind van iedere schooldag is er altijd wel een leerling die voorstelt even een kort You Tube filmpje op te zoeken. Ademloos kijkt iedereen dan mee naar de onnavolgbare verwikkelingen van deze onnavolgbare figuurtjes. Ik hoor er  niet bij op zulke momenten. Ik verveel me ook ernstig. Soms raakt er ineens een map of een trommel zoek en dan is de paniek groot. Het lag hier net nog, schreeuwt het slachtoffer hevig verschrikt, het is gestolen, iemand heeft het gestolen! Maar het is niet gestolen, het ligt gewoon ergens te wachten om weer opgelucht in de armen gesloten te worden. Op een dag ontvang ik een mail van collega waarin ze er op aan dringt fidget spinners niet meteen te verbieden omdat ze nuttig zijn voor kinderen met ADHD. Ik ben het onmiddellijk met haar eens. Ik houd ook niet van verbieden. Verbieden is een zwaktebod. Bah. Maar… wat zijn fidget spinners? Ik hoef niet lang op het antwoord te wachten. Ik blijk plotseling veel leerlingen met ADHD te hebben want tijdens de lessen klinkt er een vrolijk en massaal gezoem op. Binnen een week zit iedereen te spinnen. Ik besluit er toch maar snel wat regels aan te verbinden: niet tijdens de instructie en niet op je neus spinnen want dat leidt tot spectaculaire valpartijen. Dat gaat redelijk goed. Al blijven er momenten dat ik tijdens het werken aan de weekagenda moet vaststellen dat er plotseling, buiten mij om, een nieuwe opdracht bijgekomen is. Toch weet ik zeker dat er op de eerstvolgende personeelsvergadering een agendapunt over deze spinners zal worden opgevoerd want er is veel voorspelbaar in dit beroep. En ja hoor, tijdens een pleinwacht zijn de eerste tekenen zichtbaar. Ik word gek van die spinners, tandenknarst collega A. Anders ik wel, stemt collega B in. Heb jij er geen last van, vragen ze tegelijkertijd aan mij. Nee hoor, houd ik dapper vol, al is het iets bezijden de waarheid. Hoofdschuddend wenden mijn collega’s zich weer tot elkaar. En dus bespreken we de spinners op de eerstvolgende vergadering. Het is niks voor kleuters, voert de onderbouw collega aan, ze raken ze kwijt, ze maken ruzie omdat ze vergeten zijn welke van hun is. Ik wil er van af! Ja, het ligt misschien aan mij, argumenteert een ander maar ik kan dus echt niet tegen dat geluid! Ach, zegt nummer drie, het is allemaal zo weer voorbij. Je kunt er reuze leuke rekensommen mee doen, voert de volgende aan. Ja maar ze zitten er dus mee op hun neus, op hun hoofd, het leidt geweldig af. We moeten er echt paal en perk aan stellen! Na enig heen en weer praten komen we tot een vergelijk. Er komt hier een paal en daar een perk maar we gaan het niet verbieden. Mooi, mooi, mooi. De volgende dag hebben een aantal leerlingen lichtgevende spinners mee. Ik word werkelijk horendol van al die lichtflitsen in het lokaal. Maar verbieden… nee, ik hou er niet van.