zaterdag 12 maart 2011

Realistisch rekenen

Stilte. Iets te lange stilte. Vriendelijke verontschuldigende ogen. Schouders die even iets omhoog komen. Sorry Juf. Er maakt zich een lichte wanhoop van mij meester. Allemachtig. Dit is nog maar stap een van de sommen die ik van plan ben  goed onder de aandacht van mijn leerlingen te brengen. 6 keer 9 jongens, hoeveel is 6 keer 9? Verontrustend weinig vingers. Draai het dan om. 9 keer 6, hoeveel is 9 keer 6? Ah, daar gaan al wat meer vingers de lucht in. Het ligt niet aan mij. Ik oefen de tafels in groep 7 alsof het groep 5 is. Huiswerk hier, overhoring daar. Maar op een of andere manier zien leerlingen het memoriseren van tafels als een archaïsch overblijfsel uit een lang verloren tijd. Vrijwel alle rekenmethoden werken al decennia met betekenisvolle, ‘realistische’ contexten. Er is veel afwisseling. Net als een leerling de ene strategie een paar keer geoefend heeft komt de volgende al weer om de hoek kijken. Er komen gemiddeld zo’n tien oplossingsstrategieën per les aan de orde. Strategieën die er vanuit gaan dat leerlingen tijdens vorige lessen zich het een en ander eigen gemaakt hebben. Hetgeen helaas vaak niet zo is. Natuurlijk is de stof aan hun uitgelegd, natuurlijk hebben ze het geoefend maar daarna zijn ze het weer vergeten. Het is er niet in geslepen. Dat heeft een oorzaak: inslijpen is saai werk. Het kan zo maar tot verveling leiden. En dat is precies wat de makers van realistische rekenmethodes willen vermijden. Rekenen is leuk! De grondlegger van het realistisch rekenen, Adri Treffers, die in het vorige nummer van dit blad werd geïnterviewd, heeft het zelfs over de ‘betovering’ van het rekenen. Om die reden gaan de meeste sommen over het leven van alle dag. Er wordt gewinkeld, gereisd, gefietst. Alles ademt: rekenen is spannend. Wie wil het nou niet leren? Toch werken deze uitgangspunten in de praktijk niet goed. Het leidt tot matige resultaten. Zelfs een gemiddelde leerling weet op den duur van alles maar een beetje. De ideologen van het realistisch rekenen staken echter geen tel de hand in eigen boezem toen bleek dat de rekenresultaten achteruit holden. Ze gaven de leerkrachten de schuld. Zo’n twee jaar geleden maakte hoogleraar wiskunde Jan de Craats korte metten met deze onheuse beschuldiging. De huidige methoden leerden leerlingen eerder goochelen dan rekenen, voerde hij aan. De oorzaak is gelegen in een aantal rekendidactische mythen en blunders die alles met het realistisch rekenonderwijs zelf te maken hebben en niets met het didactisch falen van leerkrachten. De eerste rekendidactische mythe luidt: eerst begrijpen dan rekenen. De tweede: leerlingen vinden rijtjes sommen maken vreselijk en de derde: leerlingen zijn in staat zelf een oplossingsstrategie te kiezen. De vijf rekendidactische blunders: kolomsgewijs optellen, aftrekken en vermenigvuldigen, delen in ‘happen’ en ‘handig rekenen’. De Craats slaat hiermee de spijker op de kop. Het zijn precies die onderdelen waar mijn lessen steeds opnieuw op stuk kunnen lopen. Realistisch onderwijs is te vrijblijvend en te ongericht. Het zorgt ervoor dat leerlingen nooit iets tot op de bot doorgronden en inprenten. Kom maar weer op met al die saaie rijtjes. Dreun die tafels maar weer door de school. Rekenen is vooral doorbijten. Daarna komt hopelijk de betovering.