dinsdag 7 april 2020

Column. Vlijt.

Onlangs kwam ik bij het uitruimen van mijn huis een rapport van de Lagere School tegen. Het was een onooglijk geval, nog niet eens A5 formaat. Er stond een rijtje vakken op alsmede een beoordeling voor vlijt en gedrag. Het zal mijn onderwijzer in die tijd niet meer dan een paar minuten werk gekost hebben. Misschien aarzelde hij even bij de keuze tussen een 7 of een 7+, een 6 of een 6-. Lang kan dat denkproces niet geduurd hebben. En je moest het wel heel bont gemaakt hebben wilde je voor vlijt en gedrag een lager cijfer hebben dan een 8. Ik keek er jaloers naar. Zelf was ik, net als als de meeste leerkrachten in dit land, al weken bezig om die omslachtige boekwerken in te vullen. Tot ver achter de komma werd ik geacht de verrichtingen van de leerlingen te volgen. Op overzichtsvellen maakte ik analyses en stelde ik verwachtingen bij. Geduldig, precies en zonder veel misbaar want tegenspraak kost energie en ik ga ook al verhuizen. Het ging allemaal prima en ik was al een eind op streek toen ik het formulier ‘Waarnemen en Begrijpen’ in Parnassys in moest vullen. Alles wat ik zojuist keurig verzameld had en geïnterpreteerd had moest ik opnieuw op dat formulier invullen want-dan-stond-het-zo handig-bij-elkaar. Dan kon je in een overzicht alles over de betreffende leerling zien. In de praktijk betekende dit dus dat ik het ene deel van Parnassys naar het andere deel overhevelde. Dus daar ging ik: Thomas: Cito-score Spelling: Romeinse vijf. Vaardigheidsscore: …  Functioneel niveau: …Gemiddelde methode toetsen: onvoldoende. Tot zover had ik alles gehoorzaam ingevuld. Het heeft niet altijd zin om tegen de stroom in te zwemmen. Toen kwam de vraag die alle inschikkelijkheid op losse schroeven zette: wat valt u op aan deze score? Ik verslikte me in mijn koffie. Ik keek nog eens goed. Stond dat er echt? Wat mij opvalt aan deze score, krijste ik tegen het computerscherm, het valt mij op dat jullie denken dat ik na 43 jaar full time les te hebben gegeven niks weet, niks kan en dat ik volkomen onbekwaam ben als ik niet als een kleuter bij de hand genomen wordt. Stelletje bazige, pietluttige niksnutten! Wie verzint dit? Die nacht droomde ik dat ik een functioneringsgesprek had. Ik liep een ruimte in waar tientallen mensen maar wat door elkaar liepen en druk waren met onduidelijke dingen. Niemand besteedde enige aandacht aan mij. Ten langen leste vond ik een lege stoel in een uithoek. Om mij van mijn goede kant te laten zien, zelfs in mijn droom jaag ik op achten voor vlijt, besloot ik een gesprek te beginnen met degenen die naast mij zaten. Zinloos. Ze hadden allebei een koptelefoon op.