vrijdag 14 april 2017

Column. Weekheid.

Tygo is boos. Hij drukt zijn spiksplinternieuwe skateboard tegen zijn borst en vraagt voor de derde keer: waarom niet? Ik zucht. Omdat dat nu eenmaal een regel is hier op school. Geen wieltjes op het plein. Maar waarom dan juf? Je kunt vallen, je kunt tegen iemand op rijden, licht ik toe. Ja maar, ik kan het heel goed juf! Eerlijk gezegd doet dat er niet toe, zeg ik, de regel geldt voor iedereen. Ik ken Tygo niet als een dwars jongetje, dus ik ben er vrij zeker van dat hij mijn aarzeling bespeurd heeft. Mijn aarzeling of het wel in de haak is wat ik hier verdedig. Ik heb al mijn hele loopbaan een hekel aan al die veiligheidsvoorschriften voor kinderen. Het gaat tegen mijn natuur in en verloochent alles wat ik als vanzelf leerde toen ik klein was. Niet veel later bewonder ik het zakmes dat Jochem uit groep 8 aan mij laat zien. Het is een geweldig exemplaar. Ik zou er zo voor naar de winkel snellen. Wat een mogelijkheden! Naast mij hoor ik een collega naar adem happen. Het is een mes, zegt ze, hij heeft een mes mee naar school genomen! Het is een aardige jongen, zeg ik terwijl ik Jochem over zijn bol strijk, ik denk niet dat hij er vandaag iemand mee neersteekt. Dan loop ik geĆ«rgerd verder. Al die overdreven regelzucht heeft er onderhand voor gezorgd dat ik met mijn leesbril van +3 nog het druppeltje bloed niet kan zien waar veel van mijn leerlingen geschrokken mee aan komen lopen. Kijk, juf, bloed! Geknakte enkeltjes leiden regelmatig tot wekenlange uitval bij de gymnastieklessen. Om maar niet te spreken over al die tamelijk onbenullige verwondingen waarmee sommige ouders onmiddellijk de dokter frequenteren en de hele samenleving op kosten jagen. Mijn eigen jeugd lijkt door al die overdreven zorg een duistere episode uit een ver verleden. Ja ik viel. Hard en bloederig. Ook reed ik op mijn wieltjes wel eens tegen iemand aan. Ik sloeg over de kop met mijn fiets, viel keihard uit de ringen, kon weken niet goed zitten vanwege een gekneusd staartbeentje. Niemand vond dat noemenswaardig erg voor me. Niemand stelde maatregelen voor om een en ander veiliger te maken. Erger: ik was vaak compleet uit beeld bij mijn moeder. Ik kon al wel uren dood of op zijn minst verdwenen zijn voor  haar een licht op ging. En was het nou zo veilig in het dorp waar ik opgroeide? Welnee. Ouders zijn angstvalliger geworden. En dus leraren ook. Maar ik heb de strijd tegen deze angstvalligheid allang verloren: bomen klimmen, uit het wandrek zwaaien, het leren maken van een salto, het is uit mijn lessen verdwenen. De angst regeert. Elke leerling die boos het schoolplein afloopt is in gedachten meteen verongelukt of  voorgoed verdwenen. Elke hevige smak op het plein zorgt voor het opnieuw bekijken van de veiligheidsregels. En wat krijg je ervan: watjes, huilebalken, kinderen die voor alles bang zijn, die risico’s niet goed leren inschatten. Die niet leren hoe hoog of hoe diep iets is en dus ernstiger verwond kunnen worden dan wanneer ze naar hartenlust hadden kunnen oefenen. Vooral op harde ondergrond. Er is nu zelfs een landelijke campagne nodig om al deze weekheid te keren. Expertisecentrum VeiligheidNL heeft aan de bel getrokken en er voor gepleit het weer precies te doen zoals het vroeger ging: laat kinderen rennen, skaten en in bomen klimmen. Hou eens op met dit gepamper. Fantastisch initiatief! Ik ga weer onmiddellijk over die bomen, skaten en zakmessen beginnen op school. Onlangs had ik mijzelf buiten gesloten en zag ik me genoodzaakt over een tamelijk hoog hek te klimmen. Tot mijn plezier wist mijn lichaam nog precies hoe je dat snel en goed moet doen. Kijk, dat heb je nou aan een jeugd zoals de mijne!