zaterdag 25 november 2017

Column. Veertig.

Voorheen kwam je meestal met een foto in de krant. Grijs en lichtelijk kromgebogen stond zo’n juf of meester dan tussen de laatste lichting leerlingen om daarna vriendelijk uitgezwaaid te worden. Nu is er weinig aandacht meer voor deze mijlpaal.  Veertig jaar hetzelfde vak uitoefenen….zo anno 1990. Gaaaap. Zo sneu op je LinkedIn profiel. Ik geneer me niet. Dit is een veel te mooi vak om je voor te schamen. Het is ook eigenlijk geen echte mijlpaal meer omdat er niks bereikt wordt met dit aantal dienstjaren. Het pensioen is nog lang niet in zicht. Vijftig is het nieuwe veertig. De kans dat mijn jonge collega’s dit in de toekomst halen is trouwens nul -komma nul verzekerden ze mij laatst plechtig. Ze moesten er niet aan denken. Ik begrijp dat goed. Zij zijn van een andere generatie. De tijdgeest die mij vormde is dood. Die 40 jaar waren eigenlijk in een split second voorbij. Het ene moment stapte ik wat aarzelend uit de bus op weg naar mijn eerste school, het andere moment stap ik uit mijn auto en loop een schoolgebouw  binnen dat hemelsbreed misschien een halve kilometer van de eerste afligt. In veertig jaar 500 meter overbrugd. Gaaaap nummer twee. In de jaren achter mij liggen wel meer dode tijdgeesten. Het is nu niet goed meer voor te stellen dat ik in de jaren zeventig vooral veel energie besteedde aan het spelen van  tafeltennis wedstrijden met mijn collega’s. Tussen de middag, na schooltijd, soms zelfs ’s avonds. Niet zelden werd de pleinwacht verzocht de boel nog wat te rekken omdat het net heel spannend was. Het is ook niet goed meer voor te stellen dat we, zoals in de jaren tachtig, ons op op vrijdagmiddag linea recta  naar de kroeg begaven om er uren later pas weer uit te rollen. Ook taartjeshuizen werden na schooltijd veelvuldig bezocht. We duwden treuzelende leerlingen nog net niet de school uit en ouders die hun kroost te laat kwamen ophalen konden op dodelijke blikken rekenen. In de negentiger jaren speelden mijn collega’s en ik tussen de middag afleveringen van de tv-serie Dynasty na en in de avonduren organiseerden we gezellige bijeenkomsten en dansten tot diep in de nacht. Na de eeuwwisseling was dat plotseling allemaal voorbij. Het werd een serieuze zaak om onderwijzer te zijn. Verantwoordelijkheid en Schuld kwamen hand in hand de docentenkamer en de klas binnengewandeld, aangemoedigd door Doelmatigheid en Dedain. Er wordt niet meer getafeltennist, slecht zelden een taartjeshuis gefrequenteerd en al helemaal niet meer gedanst. Zou ik het overdoen als ik nog eens mocht kiezen? Ik weet het wel zeker. Maar dan zou ik wel weer in 1977 willen beginnen. Niet in 2017.

vrijdag 27 oktober 2017

Column. Likmevestje

Wie stuurt op opbrengsten wordt steeds doelgerichter. Doelgerichtheid is mooi. De wereld wordt er heel overzichtelijk van en dat is een zegen als je je brood verdient met lesgeven. Het gaat ergens heen, we komen ergens aan. Weg met de wanhoop en het getob van almaar uitdijende doelen en
tussendoelen. Er is er nu per les maar één en dan volgt de instructie. Sommige leerlingen begrijpen wat je uitlegt. Fijn. Verder. Sommige leerlingen begrijpen het bijna. Ook fijn. Nog maar een keer dan. Sommige leerlingen begrijpen er geen biet van. Notitie van maken en morgen opnieuw. Opbrengst gericht leren is een cadeautje. Soms denk ik met enige schaamte terug aan de tijd dat een rekenles over Romeinse cijfers zomaar kon overgaan in een verhaal over Nero die Rome  liet branden, Russische generaals die Moskou in vlammen op lieten gaan en Hitler die dacht dat hij zou slagen waar Napoleon faalde. Zo meanderde de rekenles voort tot het plotseling tijd was om naar buiten te gaan. Schaamteloos doelloos. Een opbrengst van likmevestje. Maar gelukkig doe ik dat nu al een tijd niet meer. En zo komt het dat ik na een rekenles aan groep 7 heel tevreden achterover leun om nog even met een groepje leerlingen een paar sommen te herhalen. Het doel is bijna behaald. De leerlingen die overblijven heb ik allemaal al eerder in de klas gehad. Net als ik de eerste som op het digibord schrijf, onderbreekt Sarah mij. Juf, hoe is het eigenlijk met uw gehandicapte poes? O goed hoor, zeg ik, het blijft alleen wel heel naar om te zien hoe snel ze overal vanaf valt. Kunt u niet een karretje maken onder haar achterpoten, oppert Melissa. Ik ben bang dat ze dan nog sneller valt met al die trappen in huis, antwoord ik. O ja, dan kan dat niet. Zielig hoor. En is uw hond nog steeds zo bang, vraagt Sanne, of is ze al een beetje gewend? Ze is al gewend, vertel ik. En blaft ze nog steeds niet juf? Hoe kan dat toch hè? Een hond die niet blaft. Ja, raar maar ook heel fijn, grinnik ik. Zo en dan gaan we nu… Juhuff? U heeft nog niet verteld of uw paard nog leeft. Ik draai me weer om. Ja, hij is inmiddels stokoud maar hij leeft nog steeds. Rijdt u er nog steeds op? Nee, dat kan echt niet meer, ik kan het zelf trouwens ook echt niet meer hoor. Ik kijk op de klok. De tijd is voorbij. Als ik ze hun spullen op laat ruimen denk ik: maar hoe weten ze dat nou eigenlijk allemaal van die poes, die hond en dat paard?

vrijdag 29 september 2017

Column. De eerste les.

Heel nauwkeurig schrijf ik het antwoord tussen de hulplijntjes op het Digibord. Dit is groep 5. Het gaat nog wat langzaam, ze kennen me nog maar net en ik wil niet de fout maken dat ik in hetzelfde ritme doorga als in juni. Dus doe ik langzaam en duidelijk alles voor. Als ik mij omdraai, zie ik deleerlingen ijverig schrijven. Althans…dat meen ik te zien. Terwijl ik verder schrijf, dringt tot me door dat ik ook nog wat anders zag. Ik kijk nog eens beter. Ja hoor. Zeker zo’n vijf kinderyen staren aandachtig uit het raam, spelen met hun pen of frommelen met iets onduidelijks. Ik loop naar Jorrit. Waarom schrijf je niet mee? Jorrit kijkt me glazig aan. Huh? Ik wijs op het bord. Waarom staat dat niet ook in jouw schrift? De blik van Jorrit verandert niet. Hij antwoordt ook niet. Ik draai me om naar Sharon. En jij? Waarom doe jij niet mee? Ze haalt haar schouders op. Kom op, spoor ik aan. Je hoeft alleen maar precies te doen wat ik zeg. Ik loop aarzelend terug naar het bord. Ben ik te onduidelijk geweest, zijn ze jonger dan ik me herinner? Ik schrijf de tweede regel op het bord. Het is doodstil achter me. Ik probeer zo netjes mogelijk te schrijven. Dat valt nog niet mee met een Digibord dat steeds opnieuw gekalibreerd moet worden. Als de zin eindelijk op het bord staat draai ik me weer om. Nou ja zeg! Er is opnieuw niets gebeurd bij deze vijf leerlingen. Het schrift blijft maagdelijk wit. De pen ligt er onaangeraakt naast. Ik loop naar Jasmine. Vertel nou eens meisje waarom je niet mee doet. Dat is toch raar? Jasmine knikt. Heel raar ja. Ze kijkt er echter onaangedaan bij. Doet je pen het niet? Ben je niet lekker? Nee, haar pen doet het en ze voelt zich prima. Ik loop naar Mohamed. En jij? Waarom staat daar maar een woord midden op de bladzijde? Ik ben moe, antwoordt Mohamed ongeïnteresseerd. Kom op jongens, roep ik ietwat wanhopig, dit kan niet. Je kunt hier niet zomaar niks doen. Zou ik iets over het hoofd zien, pieker ik terwijl ik een derde zin op het bord schrijf. Heb ik tijdens de overdracht niet goed opgelet? Had ik me nog wat meer moeten verdiepen in het leerlingvolgsysteem? Als de derde zin op het bord staat, tref ik weer dezelfde situatie aan. Ineens vraag ik me niks meer af. Ik heb er genoeg van. En nu aan het werk, zeg ik op een pittige toon. Zo doen we dat hier niet! Geschrokken pakken ze alle vijf tegelijk hun pen op.

vrijdag 1 september 2017

Column. Werkvormen.

Ik heb er een handje van om achter de feiten aan te lopen. Zo duurde het een hele tijd voordat ik doorhad dat het houden van een kringgesprek passé is en alleen op maandagen voor weekeindvertellingen ingezet mag worden en hier en daar een Kanjer-training. Ik beschouwde het kringgesprek tot dat moment als de basis voor alle sociale interacties. Het nieuws kwam er voorbij, alsmede het melden van heuglijke en droeve gebeurtenissen, er werden misverstanden opgehelderd en nieuwe kleren bewonderd. Er was vooral sprake van veel vrolijkheid zodat we als vanzelf zin in de dag kregen. Maar goed, je past je aan en hobbelt mee met de tijd. (Nou ja ..enigszins).Daarna was het, ook dat was een slag bij heldere hemel, ineens wat abject om tijdens het geven van zaakvakken zelf veel aan het woord te zijn. Interactie was het nieuwe toverwoord. Ik had er vanaf het begin een hekel aan. Niet alleen raken leerlingen van tien op die wijze nogal eens off topic, ook blijft er op deze manier weinig over van de opbouw en de spanning van een vertelles. Maar goed, je past je aan en beweegt mee met de tijd. (Nou ja…enigszins). Vervolgens ging de klassikale instructie op de schop. Daar is best iets voor te zeggen behalve dat je op deze wijze zoveel instructie moet geven in een combinatiegroep (zes verschillende niveau’s en een handelingsplannetje hier en daar) dat  je na iedere rekenles uitgeteld in de touwen hangt. Maar goed, je past je aan en jaagt mee met de tijd. (Nou ja..) Totdat je leest dat gedifferentieerd onderwijs ongelijke kansen juist vergroot. Dus wacht ik nu op nieuwe missives. Vooral de wisselende opvattingen over het vak Begrijpend Lezen zijn niet bij te houden. De ene deskundige rept van het nut om leesstrategieën in te slijpen, de andere gruwt van deze uitholling van het leesplezier en een derde wil zelfs het hele vak bij het oud vuil zetten vanwege aangetoonde nutteloosheid. Ondertussen voorspel, activeer en model ik vanaf mijn kruk dat het een lust is totdat we van verveling allemaal van de stoel glijden. De laatste tijd verschijnen er echter weer onderzoeken waaruit blijkt dat al dat gebruik van leesstrategieën geen noemenswaardig effect heeft. Maar goed, je past je aan en wacht opnieuw op een aanpak waarvan men met misplaatste zekerheid meldt dat het prachtige 21ste -eeuwse vaardigheden oefent. Dan het rekenonderwijs. Dat arme rekenonderwijs waar al decennia lang een bijna sektarische strijd woedt tussen de aanhangers van ‘realistische’ methoden en hun tegenhangers.  Een strijd die voornamelijk slecht uitpakt voor tobberige leraren en tobberig rekenende leerlingen. Kan die strijd eens beslecht worden? Geef nu eens uitsluitsel…moet ik bij het aanleren van breuken nu in pizza’s blijven snijden tot het ons de neus uitkomt of mag ik een konijn uit de hoge hoed toveren? Maar ook hier geldt: je stuitert mee met de tijd. Maar ach, laat ik mijzelf niet zieliger voordoen dan ik ben. Ik hobbel en stuiter soms helemaal niet mee. Het is de kunst om je niet gek te laten maken en vooral met je team- en als dat niet lukt- zelf uit te maken wat werkt en wat niet werkt.  Goed en effectief lesgeven, een gelukkige klas…..het is tijdloos. Daar heb ik geen deskundige voor nodig. Dat weet ik zeker.

vrijdag 30 juni 2017

Column. Out of sight.

Zo’n vier weken voor de zomervakanties beginnen de verzuchtingen: aaahhh…komen we volgend jaar weer bij u in de klas juf. Weet u al iets over volgend jaar? Ik zou het wel willen, ik wil dat eigenlijk elk jaar wel want ik hecht me erg aan een groep maar ik weet ook dat het niet goed is. De jaren dat ik met een klas meeging waren niet mijn beste jaren. De verhalen zijn te vaak verteld, de grappen worden sleets en de teken- en knutselopdrachten raken op. Daarbij dreig ik in te dutten en laat ik onwenselijk gedrag passeren louter omdat ik eraan gewend geraakt ben. Ach ja dat is Tara. Zo gaat dat altijd met haar. Is Tim woedend van het plein gelopen? Whats new.. Dus ga ik alleen nog met een groep of een deel van een combinatieklas mee als het echt niet anders kan. Daarbij weet ik ook heel goed dat al die leerlingen die nu zo staan te zuchten voor mijn bureau in september langs mij heen zullen lopen alsof ze me vaag ergens van kennen. Out of sight, out of mind. Ik kan er trouwens zelf ook wat van qua vergeetachtigheid want zo gauw een leerling van school af is en een tijd later opduikt achter een kassa of in de bediening van een restaurant moet ik enorm mijn best doen om mij haar of hem weer voor de geest te halen. Help me even, vraag ik dan benauwd. Om vervolgens te constateren dat de hulp niets oplevert. O ja, o ja, knik ik dan in de hoop dat de leugenachtigheid niet in mijn woorden doorklinkt want de leerling van wie ik een paar jaar daarvoor beslist gedacht moet hebben dat ik hem of haar erg ga missen is kennelijk geheel en al uit mijn herinnering gewist. Voor collega’s heb ik een iets beter geheugen, al is ook daar soms sprake van raadselachtige zwarte gaten. Toen er onlangs sprake was van een promotie van een leerkracht van wie de naam mij niet bekend voorkwam  wist een andere collega aan te tonen dat ik toch echt jaren intensief met haar had samengewerkt. Dat is natuurlijk wel heel slordig. Het frappeert me elke keer opnieuw hoe je jaar in jaar uit met collega’s samenwerkt, ruziet, lol hebt, lief en leed deelt, roddels uitwisselt tijdens de pleinwacht, koude nachten doorbrengt in een kamphuis en dat je zo gauw die collega de school verlaat je elkaar echt nooit meer ziet of tegenkomt. Gelukkig is daar Facebook. Daar heeft zich in de loop van de jaren een gezellige groep ex-leerlingen en ex-collega’s verzameld. Er zijn leerlingen uit de jaren tachtig en negentig bij alsmede collega’s bij met wie ik veertig jaar geleden samenwerkte. Ik zie hun kinderen en kleinkinderen voorbij komen, hun vakanties en verjaardagsfeestjes. Ik vraag me af wie van de leerlingen die nu zo voor mijn bureau staan te droef toeteren, mij over een paar jaar toevoegt als Facebookvriend? Er valt niets over te zeggen. Ik heb nog nooit goed voorspeld welke leerlingen ineens na jaren welbewust weer op mijn pad kwamen. Het valt eenvoudig niet te weten. Net zo min als ik kan voorspellen waarom ze hun oude juf niet vergeten waren. Sommige vertelden het. Anderen niet. Het maakt ook niet uit. Wat ik wel weet is dat ik dat jeremiërende groepje lieverds voor mijn bureau niet al te serieus moet nemen. En mijzelf ook niet. Wij zullen elkaar vergeten. Waarschijnlijk voorgoed. Dat is niet erg. Dat hoort zo. Volgend jaar is er weer een nieuwe groep om te vergeten.

vrijdag 16 juni 2017

Column. Imago

Veertig jaar geleden stond ik op een podium tijdens een congres van de voorloper van deze bond- de ABOP-en zong uit volle borst een feministisch actielied: Oli-oli-olaan het … moet van de baan. Ik weet niet meer precies wat er van de baan moest, de lijst was lang,  maar ik weet wel dat naarmate ik vaker op een podium meedeed aan dit soort gekweel ik steeds meer een hekel kreeg aan ludieke acties. Wilden er echt successen geboekt worden dan moest het serieuzer. Ik vond het echt iets voor vrouwen om het gezellig te willen houden. Sindsdien hanteer ik een andere filosofie: sla met de schoen op tafel, laat je niet met een kluitje het riet in sturen en timmer flink aan de weg. De groep PO in actie is tot mijn vreugde niet in de valkuil van de vrolijke, ludieke actie gestapt. Het is ook precies de reden waarom krantenredacties en praatprogramma’s op radio en tv de oprichters van deze groep weten te vinden. De boodschap is: het is slecht gesteld met het imago en het salaris van leraren, er wordt stelselmatig te veel van ze gevraagd en niemand moet verbaasd zijn als er in de toekomst niet genoeg leraren zijn. Met andere woorden: het is menens. Inmiddels heeft een derde deel van alle leraren zich aangesloten en haasten vakbonden, besturen en ouders zich om zich solidair te verklaren. Mooi. Voor het eerst in jaren wordt er flink een vuist gemaakt. Die vuist kan wat mij betreft niet stevig genoeg zijn. Maar net als het allemaal goed en wel op gang is begint het ondermijnende gezucht: ‘Al dat gemopper doet het imago van leraren al helemaal geen goed’, kopt Trouw 27 mei. Docent economie Ferry Haan, tevens lid van de Onderwijsraad, doet in de Volkskrant eenzelfde duit in het zakje: ‘In de media hoor je vooral docenten die klagen en zich miskend voelen. Ze hebben een passie voor het vak, maar mogen dat meer uitdragen. Er zit iets van slachtofferschap in’. Hoe nu? Wat moeten we nu met zulke verzuchtingen? Een groep invallers voor de camera zetten die a capella de tekst ‘het is een prachtig vak maar ik kom nooit aan de bak’ zingen? Een paar collega’s met een zware burn-out vragen  om een gedicht voor te dragen: hoe kon het toch gebeuren dat ik hier zo zit te zeuren? Blije dansjes door de vergaderruimte van een school: en van je hela hola houd er de moed maar in? Het imago van deze beroepsgroep komt eerder voort uit een neiging tot  opofferingsgezindheid dan aan een behoefte aan slachtoffergedrag.  Maar het een komt wel uit het andere voort. Er is een grens aan wat men op wil offeren. En die grens is allang overschreden. Iedere bakker die zich in opdracht van  talloze bazen over allerlei zaken druk dient te maken behalve over het bakken zelf zou ook in opstand komen. De nadruk in het onderwijs ligt teveel op bijzaken. Juist de bijzaken trekken de zaak scheef. Ook de feminisering en de hoge leeftijd van veel leraren worden in het verhaal van Trouw meegenomen als mogelijke verklaring voor het slechte imago. Pfff. Vrouwen op leeftijd voeren kennelijk geen zakelijke argumenten aan maar zeuren alleen maar. Het schoonmoedersyndroom als schampere verklaring voor terechte motieven om iets onder de aandacht te brengen. Conclusie: als zestigjarige vrouw ben ik zo ongeveer de hoofdschuldige aan het slechte imago. Nee, met dit soort krantenartikelen voorkomen we dat naderende tekort wel... dus volhouden collega’s.. die schoen, die acties, die vuist! Dit is een leuk vak, laten we zorgen dat we het uit kunnen voeren.

vrijdag 2 juni 2017

Column. Verbieden.

Ik bevind mij nog middenin het Pokemon rijk als de fidget spinners hun intrede doen. De laatste maanden heb ik iedere schooldag Pokemon-trommels en mappen van kasten en tafels verwijderd. Maar waar moet ik het dan neerleggen juf, klinkt het steeds verbolgen. Niet hier, antwoord ik dan onlogisch want ik heb geen idee, dit is een modern schoolgebouw dus mijn lokaal is klein.  Vooral in groep 5 zijn ze stapel verliefd op al die wonderlijke wezens van wie ik de namen maar niet  onthouden kan. Vindt u ze niet schattig juf, verzuchten vooral de meisjes keer op keer. Kijk juf, dat is…en dat is…en dan sta ik daar gezellig interesse voor te wenden. Aan het eind van iedere schooldag is er altijd wel een leerling die voorstelt even een kort You Tube filmpje op te zoeken. Ademloos kijkt iedereen dan mee naar de onnavolgbare verwikkelingen van deze onnavolgbare figuurtjes. Ik hoor er  niet bij op zulke momenten. Ik verveel me ook ernstig. Soms raakt er ineens een map of een trommel zoek en dan is de paniek groot. Het lag hier net nog, schreeuwt het slachtoffer hevig verschrikt, het is gestolen, iemand heeft het gestolen! Maar het is niet gestolen, het ligt gewoon ergens te wachten om weer opgelucht in de armen gesloten te worden. Op een dag ontvang ik een mail van collega waarin ze er op aan dringt fidget spinners niet meteen te verbieden omdat ze nuttig zijn voor kinderen met ADHD. Ik ben het onmiddellijk met haar eens. Ik houd ook niet van verbieden. Verbieden is een zwaktebod. Bah. Maar… wat zijn fidget spinners? Ik hoef niet lang op het antwoord te wachten. Ik blijk plotseling veel leerlingen met ADHD te hebben want tijdens de lessen klinkt er een vrolijk en massaal gezoem op. Binnen een week zit iedereen te spinnen. Ik besluit er toch maar snel wat regels aan te verbinden: niet tijdens de instructie en niet op je neus spinnen want dat leidt tot spectaculaire valpartijen. Dat gaat redelijk goed. Al blijven er momenten dat ik tijdens het werken aan de weekagenda moet vaststellen dat er plotseling, buiten mij om, een nieuwe opdracht bijgekomen is. Toch weet ik zeker dat er op de eerstvolgende personeelsvergadering een agendapunt over deze spinners zal worden opgevoerd want er is veel voorspelbaar in dit beroep. En ja hoor, tijdens een pleinwacht zijn de eerste tekenen zichtbaar. Ik word gek van die spinners, tandenknarst collega A. Anders ik wel, stemt collega B in. Heb jij er geen last van, vragen ze tegelijkertijd aan mij. Nee hoor, houd ik dapper vol, al is het iets bezijden de waarheid. Hoofdschuddend wenden mijn collega’s zich weer tot elkaar. En dus bespreken we de spinners op de eerstvolgende vergadering. Het is niks voor kleuters, voert de onderbouw collega aan, ze raken ze kwijt, ze maken ruzie omdat ze vergeten zijn welke van hun is. Ik wil er van af! Ja, het ligt misschien aan mij, argumenteert een ander maar ik kan dus echt niet tegen dat geluid! Ach, zegt nummer drie, het is allemaal zo weer voorbij. Je kunt er reuze leuke rekensommen mee doen, voert de volgende aan. Ja maar ze zitten er dus mee op hun neus, op hun hoofd, het leidt geweldig af. We moeten er echt paal en perk aan stellen! Na enig heen en weer praten komen we tot een vergelijk. Er komt hier een paal en daar een perk maar we gaan het niet verbieden. Mooi, mooi, mooi. De volgende dag hebben een aantal leerlingen lichtgevende spinners mee. Ik word werkelijk horendol van al die lichtflitsen in het lokaal. Maar verbieden… nee, ik hou er niet van.

zaterdag 20 mei 2017

Column. Stille wateren.

Ties vertelt niet snel uit zichzelf een verhaal. Niet tegen de klas en niet tegen mij. Meestal neemt hij zijn moeder mee om het woord te doen. Als zijn moeder hem aanspoort om het zelf te vertellen aarzelt hij vaak lang. Het is dan ook een aangename verrassing als hij tijdens een wandelingetje van school naar een sporthal ineens naast me komt lopen en het woord neemt. Weet u dat ik vannacht om vier uur al naar Schiphol ga? Voor ik het weet vertelt hij ademloos over zijn plannen voor de vakantie. Het maakt niet uit dat ik intussen de groep twee keer een weg over laat steken en een keer flink tot de orde roep wegens gevaarlijk gedrag. Hij praat gewoon door. Na de vakantie blijkt dat deze woordenstroom beslist geen eenmalige actie was. Om half negen precies staat hij naast me om de klas te vertellen wat hij allemaal meegemaakt heeft. Hij is niet het enige stille water dat plotseling begint te stromen. Kathelijne is zo’n beetje het meest onopvallende meisje in de klas. Ze zal niet gauw toegeven dat ze het een en ander niet goed heeft begrepen, liever staart ze eindeloos in haar boek in de hoop op een wonder. Als ik echter een poppenkast in de ruimte naast het lokaal neerzet maak ik kennis met een hele andere kant van haar. Ineens staat ze in de pauze voor me met de vraag of zij binnen mag blijven om een verhaal in te oefenen. Ze heeft al iemand uitgekozen. Ik vind het goed. Na een week oefenen vraagt ze of de hele klas kan komen kijken. De hele klas, vraag ik verbaasd. Ja hoor, de hele klas. Als we binnen komen heeft ze alles klaar gezet. We kunnen zo gaan zitten. En dan begint het. Na een halve minuut zie ik het publiek verbaasde blikken uitwisselen. Wie zit daar in die poppenkast? Is dat Kathelijne? Ook ik kan het niet geloven en sluip zachtjes naderbij om een blik achter de poppenkast te kunnen werpen. Daar zit een onherkenbare Kathelijne vier poppen tegelijk te bespelen zonder de stemmetjes ook maar een keer door elkaar te halen. Het is topamusement. Topamusement is ook het woord dat de inhoud van de spreekbeurten van Ariane samenvat. Ariane is een heel rustig kind. Ze redt zichzelf goed, komt op de juiste momenten met een vraag en heeft altijd haar werk in orde. Totdat ze het tijd vindt om een spreekbeurt of een boekbespreking te geven. Dat doet ze zo graag dat ze zich vaak vrijwillig opgeeft. Als ze eenmaal op de hoge kruk voor de klas geklauterd is, ontpopt zich een groot verteller. Op precies het juiste moment springen de afbeeldingen die haar verhaal ondersteunen op het Digibord tevoorschijn. Ze kijkt niet eens achterom om te kijken of het wel goed gaat. Aimabel, goed geïnformeerd, boeiend, ze zou zo op achtjarige leeftijd een TED talk kunnen geven. En dan is Sacha er nog. Om Sacha maak ik me wel eens zorgen. Zo stil, zo tobberig met sommige lessen, zo in zichzelf gekeerd. Als ik vraag hoe het gaat, gaat het echter altijd goed. Sacha vraagt nooit aandacht behalve om te vragen of ze een klusje voor me mag doen. Die vraag heeft  een directe relatie met haar vriendelijke aard maar ook met het uitstellen van de grote klus waar ze mee bezig is. Op een dag zit ik ter voorbereiding van de muziekles zachtjes op mijn gitaar te spelen. Sacha legt een tekening op mijn bureau en kijkt me aan. Voor u, zegt ze lief, dan draait ze zich om en maakt zomaar uit het niets een sierlijk en blij dansje. 

vrijdag 5 mei 2017

Column. Werkdruk.

Er is veel te doen over de werkdruk in het onderwijs. Dat is niet voor het eerst. Eigenlijk begon het al in de jaren tachtig en negentig toen onderwijs vooral heel leuk moest zijn. Dat leidde tot schoolrommelmarkten op zaterdag, veel sportactiviteiten op woensdagmiddagen en veel aandacht voor workshops, disco’s, slaapfeestjes op school. De eerste jaren van deze eeuw kwam daar een reactie op toen scholen met missies, visies en onderwijsconcepten in de weer moesten om vooral onderscheidend te zijn. Hetgeen natuurlijk niet iedere school even goed afging. Onderscheid leidt als vanzelf tot winnaars en verliezers. De verliezers kwamen in de loop van de tijd hevig onder vuur te liggen toen de inspectie steeds hoger ging inzetten op de opbrengsten. Kortom: de werkdruk in het onderwijs heeft een directe relatie met een doordrammende samenleving en een steeds massaler leger aan beste stuurlui. Er is getracht de laatste jaren iets te doen aan die niet aflatende druk op leraren. Zo werden er taakuren ingesteld die ervoor moesten zorgen dat de taken eerlijk verdeeld werden zodat niemand boven een gestelde norm uitkwam. Dat hielp maar even. Als bleek dat er op deze wijze zaken bleven liggen die het bestuursleger van belang vond, ging het aantal uren dat voor een taak vastgesteld was rustig naar beneden. Op de pabo waar ik een tijdje werkte gingen deze uren zelfs brutaal door de helft. Ook moet je over een tamelijk pittig –wat zeurpieterig- karakter beschikken om steeds maar te roepen dat je aan je taks zit. Exit taakbeleid. Minder werken dan? Ik ken behoorlijk wat collega’s die daar uiteindelijk maar voor kozen. Ook als ze geen kinderen hadden. Tegenwoordig is 0,8 fte zelfs het nieuwe 1,0. Een ontwikkeling die te schandelijk is voor woorden. Bapo opnemen op je oude dag? In twee jaar tijd is er van mijn groot- bapo alleen de woensdagochtend over gebleven. Ik had eerst, inclusief de inmiddels afgeschafte ADV, anderhalve werkdag vrij. Minder sturen op de opbrengsten? De inspectie heeft aangegeven, op last van een meerderheid in de Tweede Kamer, een andere weg in te slaan. Dit geldt alleen voor scholen bij wie de opbrengsten in orde bevonden zijn. De focus van de inspectie is ook meer naar de besturen verschoven. De inspecteur of het bestuur in de klas…het maakt voor de werkdruk geen verschil. Dan Passend Onderwijs. De moeder aller werkdrukvermeerderaars. Niet alleen qua werk in de klas, ook qua besprekingen en administratie. Het is vrijwel niet mogelijk invloed uit te oefenen op deze logge, autocratische instantie. De directie dan?  Is die misschien gevoelig voor de stortvloed aan directieven die op de hoofden van hun personeel neerdwarrelt? O zeker. Maar hoe invoelend een directeur misschien wel mee willen denken, iemand die zelf niet meer voor de klas staat heeft altijd andere prioriteiten, wensen en verlangens. Verlangens die hij of zij kenbaar maakt op momenten dat jij al een hele dag voor de klas hebt gestaan.  De samenleving zelf dan? Overal vind je immers begrip voor de positie van de hedendaagse leraar…bij journalisten, bij ouders, bij politici. Allemaal nep, vrees ik. Er hoeft maar een misstand aan het licht te komen, pesten, sexting, meidenvenijn of de gratis lesprogramma’s zeilen de school binnen. Los op! Regel deze week nog! Nee collega’s, ik ben bang dat we alleen elkaar hebben. Maar dan moeten we wel even iets afspreken. In vervolg geen gezucht meer van: gaat Laura nu al naar huis? Doet Klaas wel genoeg? Wil Jannie al weer niet zus of zo? En ook geen opofferingsgezindheid meer aan de dag leggen: ach, dan doe ik dat wel. Geef niet hoor. Ik vind dat leuk. We trekken vanaf nu een lijn en die volgen we verbeten tegen alle druk in: dit is belangrijk dit schooljaar en dat niet. En we weten van geen wijken.

vrijdag 14 april 2017

Column. Weekheid.

Tygo is boos. Hij drukt zijn spiksplinternieuwe skateboard tegen zijn borst en vraagt voor de derde keer: waarom niet? Ik zucht. Omdat dat nu eenmaal een regel is hier op school. Geen wieltjes op het plein. Maar waarom dan juf? Je kunt vallen, je kunt tegen iemand op rijden, licht ik toe. Ja maar, ik kan het heel goed juf! Eerlijk gezegd doet dat er niet toe, zeg ik, de regel geldt voor iedereen. Ik ken Tygo niet als een dwars jongetje, dus ik ben er vrij zeker van dat hij mijn aarzeling bespeurd heeft. Mijn aarzeling of het wel in de haak is wat ik hier verdedig. Ik heb al mijn hele loopbaan een hekel aan al die veiligheidsvoorschriften voor kinderen. Het gaat tegen mijn natuur in en verloochent alles wat ik als vanzelf leerde toen ik klein was. Niet veel later bewonder ik het zakmes dat Jochem uit groep 8 aan mij laat zien. Het is een geweldig exemplaar. Ik zou er zo voor naar de winkel snellen. Wat een mogelijkheden! Naast mij hoor ik een collega naar adem happen. Het is een mes, zegt ze, hij heeft een mes mee naar school genomen! Het is een aardige jongen, zeg ik terwijl ik Jochem over zijn bol strijk, ik denk niet dat hij er vandaag iemand mee neersteekt. Dan loop ik geërgerd verder. Al die overdreven regelzucht heeft er onderhand voor gezorgd dat ik met mijn leesbril van +3 nog het druppeltje bloed niet kan zien waar veel van mijn leerlingen geschrokken mee aan komen lopen. Kijk, juf, bloed! Geknakte enkeltjes leiden regelmatig tot wekenlange uitval bij de gymnastieklessen. Om maar niet te spreken over al die tamelijk onbenullige verwondingen waarmee sommige ouders onmiddellijk de dokter frequenteren en de hele samenleving op kosten jagen. Mijn eigen jeugd lijkt door al die overdreven zorg een duistere episode uit een ver verleden. Ja ik viel. Hard en bloederig. Ook reed ik op mijn wieltjes wel eens tegen iemand aan. Ik sloeg over de kop met mijn fiets, viel keihard uit de ringen, kon weken niet goed zitten vanwege een gekneusd staartbeentje. Niemand vond dat noemenswaardig erg voor me. Niemand stelde maatregelen voor om een en ander veiliger te maken. Erger: ik was vaak compleet uit beeld bij mijn moeder. Ik kon al wel uren dood of op zijn minst verdwenen zijn voor  haar een licht op ging. En was het nou zo veilig in het dorp waar ik opgroeide? Welnee. Ouders zijn angstvalliger geworden. En dus leraren ook. Maar ik heb de strijd tegen deze angstvalligheid allang verloren: bomen klimmen, uit het wandrek zwaaien, het leren maken van een salto, het is uit mijn lessen verdwenen. De angst regeert. Elke leerling die boos het schoolplein afloopt is in gedachten meteen verongelukt of  voorgoed verdwenen. Elke hevige smak op het plein zorgt voor het opnieuw bekijken van de veiligheidsregels. En wat krijg je ervan: watjes, huilebalken, kinderen die voor alles bang zijn, die risico’s niet goed leren inschatten. Die niet leren hoe hoog of hoe diep iets is en dus ernstiger verwond kunnen worden dan wanneer ze naar hartenlust hadden kunnen oefenen. Vooral op harde ondergrond. Er is nu zelfs een landelijke campagne nodig om al deze weekheid te keren. Expertisecentrum VeiligheidNL heeft aan de bel getrokken en er voor gepleit het weer precies te doen zoals het vroeger ging: laat kinderen rennen, skaten en in bomen klimmen. Hou eens op met dit gepamper. Fantastisch initiatief! Ik ga weer onmiddellijk over die bomen, skaten en zakmessen beginnen op school. Onlangs had ik mijzelf buiten gesloten en zag ik me genoodzaakt over een tamelijk hoog hek te klimmen. Tot mijn plezier wist mijn lichaam nog precies hoe je dat snel en goed moet doen. Kijk, dat heb je nou aan een jeugd zoals de mijne!

vrijdag 31 maart 2017

Column. Lolletje

Ze praat zo zachtjes dat ik mij onwillekeurig steeds verder naar haar toe buig. Ze springen soms zo maar op mijn rug bij de kapstok, vertelt ze, en soms denk ik dat ze me uitlachen want dan kijken ze zo lacherig. Haar wangen zijn donkerrood geworden tijdens deze ontboezeming. Liever had ze het niet verteld maar ik had flink aangedrongen. Wie doen dat?  Anne noemt vier namen. Ik loop het plein op en roep Tim bij me. Ik wil even met je praten over Anne.  Ik weet het al, ik weet het al, roept hij meteen, ik zag dat Sam op haar rug sprong en dat ze dat niet leuk vond. Dat doet hij ook bij mij maar mij maakt het nooit uit. O, en weet u juf… Sharon vond het gisteren leuk dat Anne een onvoldoende voor haar spelling had. De beschuldigingen buitelen over elkaar heen. Hij hijgt ervan. Ik laat even een stilte vallen. Jouw naam is ook gevallen, zeg ik dan. Tim kijkt me wanhopig aan. Mijn naam? Ik doe echt niks hoor. Maar weet u wat? Ik zal haar wel helpen in het vervolg. Is dat goed juf, vindt u dat een goed idee? Hij durft me niet goed aan te kijken. Ik knik. Dan zoek ik Sharon op. Het gaat over Anne, zeg ik. Nou dat verbaast Sharon niks. Ja, ze lacht wel eens om  Anne maar ach, ze lacht ook wel eens om anderen en anderen lachen ook wel eens om haar. Het hoort er gewoon bij. Het is voor de grap. Weet u wat het is juf, zegt ze samenzweerderig, Anne kan eerlijk gezegd nergens tegen. Ze is meteen bang of een beetje boos. Maar goed, ik houd er wel mee op hoor. Geen probleem juf. Ook de derde aangeklaagde, Thomas, weet zeker dat Anne zelf een hoofdrol speelt in het veroorzaken van haar leed. Dan doen we gewoon even een lolletje bij elkaar juf en dan kijkt ze meteen heel erg bang en zo. Terwijl het niks voorstelt. Zegt ze ook ‘stop’, vraag ik langs mijn neus weg. Thomas kijkt peinzend voor zich uit. Ja, nu u het vraagt… maar, relativeert hij, dat zegt ze veel te snel, we zijn nog maar net begonnen en dan zegt zij alweer stop. En vind je dat een reden om gewoon door te gaan, informeer ik. Nu moet Thomas nog langer nadenken. Ehm, nee eigenlijk niet, besluit hij plechtig. In de verte komt Daria met ferme pas op me aflopen. U wilt mij zeker ook spreken juf? Ze zet nog net haar handen niet in haar zij als ze voor me staat. Je hebt begrepen waar het over gaat Daria? Ja, het gaat over Anne maar dat ligt toch allemaal echt aan Anne zelf hoor juf. Ze kan echt niks hebben, ze is meteen in tranen. Maar waarom houd je daar dan geen rekening mee, vraag ik. Omdat…omdat… Daria staat even op het verkeerde been. Ja waarom eigenlijk niet? Dan haalt ze diep adem en kijkt me plotseling met een hele andere blik in haar ogen aan. Omdat het zo gemakkelijk is juf. Dan kan ik het gewoon niet laten. Maar ik ga ermee stoppen hoor, voegt ze er onmiddellijk aan toe. We beloven het, he jongens? Ze sloffen bij me weg.  Even later zie ik ze samen overleggen. Tien minuten na schooltijd komt Anne de klas in. Het viertal loopt om haar heen alsof ze een kroongetuige is die streng bewaakt moet worden. O, daar is je tas Anne! Zal ik ‘um voor je dragen…nee, laat mij het maar doen. Daria zoekt mijn blik. We beschermen haar nu juf, zegt ze stralend. Dat is mooi, zeg ik. Als ze weg zijn vraag ik me nog een tijdje af tegen wie of wat ze haar eigenlijk beschermen.

vrijdag 17 maart 2017

Column. Ontsla me maar

Ik zou het allang eens over het Lerarenregister moeten hebben op deze plaats. En over Onderwijs2032. Het enige dat ik tot nu toe gedaan heb is de vogel Bisbisbis op de bedenkers afsturen. Dat is wat summier alsmede wat weinig inhoudelijk en genuanceerd. Maar dat heeft een reden. Het zit zo: ik ben onlangs volkomen verweesd achter gebleven op school. Zat ik een jaar geleden nog tussen een grote groep leeftijdsgenoten, nu zit ik kalm te verkommeren in mijn eentje. Ze zijn weg, de eind vijftigers, de zestigers. Foetsie. Er zijn jonge collega's voor in de plaats gekomen. 23 jaar, 28 jaar ...hier en daar loopt nog een veertiger en een prille deeltijd vijftiger maar verder ben ik alleen. Het is gek maar ineens zie ik de grijze haren, de rimpels en die afzichtelijke plooien in mijn hals ook beter als ik in de spiegel kijk. En ik klink hol en een beetje meelijwekkend met mijn verhalen over vroeger toen we nog dit en dat en zus-en-me-zo deden. Ha, dat waren nog eens tijden, dik ik aan, toen lieten we ons niet door al die hele en halve opperhoofden alle kanten op sturen. Ik zie ze rekenen de lieverds...want aardig zijn ze...mijn nieuwe collega's met hun jonge enthousiasme en hun frisse energie, ik zie ze dus rekenen, was het nu net voor of na de oorlog? De koude oorlog, roep ik dan, ik ben van de koude oorlog, maar dat helpt niet veel. Het was gewoon lang geleden, heel lang geleden. Dus besluit ik ze dan maar eens met de neus op de feiten te drukken, zoals we dat vroeger deden, gewoon koude feiten: hebben jullie wel eens naar dat lerarenregister gekeken, vroeg ik langs mijn neus weg. Gewoon gekeken, beetje scrollen en zo, kijken of het je wat lijkt. Nee dat hadden ze niet. Nou dat moeten jullie dan maar eens snel doen, drong ik aan met de snerpende stem van buurman Boordevol (die ze natuurlijk ook nergens van kennen want die verscheen op tv  in de jaren zestig). Maar dat deden ze niet. Niemand. Je moet echt kijken hoor, riep ik opruiend, je moet straks ontzettend veel verplicht doen wat je anders misschien vrijwillig gedaan had. Dus verzet je! Het kan nu nog. Je hebt er de rest van je loopbaan mee te maken. Maar er gebeurde niks. Want verzet... zooo jaren zeventig. Anti dit en anti dat… suf hoor. Ze waren veel te druk voor verzet. De rapporten moeten klaar. De schriften nagekeken. Niemand kwam ook maar een beetje in beweging. Dan moet iedereen het zelf maar weten, dacht ik terwijl ik bezadigd oud en wijs achterover ging hangen. Er moet toch een keer een eind komen aan mijn loopbaan en als ik op de regering moet wachten dan gebeurt dat nooit. Ik kan er wel mee leven om in 2026 ontslagen te worden want registreren…ik peins er niet over. En zo kwam het dat ik besloot ook de discussie rond onderwijs2032 aan mij voorbij te laten gaan. In andere tijden zou ik me kwaad gemaakt hebben over weer zo’n loos plan. Op Twitter vielen veel twitteraars over elkaar heen van verontwaardiging over het al dat niet opnieuw ontbreken van draagvlak voor deze zoveelste blauwdruk voor beter onderwijs maar ik dacht alleen: dood. In 2032 ben ik dood of op zijn minst zieltogend. En dat is ook goed hoor. Iedereen gaat een keer dood. Maar om nu mijn gezonde, fitte jaren door te brengen met mopperen over een plan dat ik niet meer mee zal maken.....ik had er geen zin in. Liever breng ik mijn laatste jaren voor de klas door met leuke lessen, aantrekkelijke projecten en cursussen die ik geheel en al vanuit intrinsieke motivatie wil volgen. Ik behoor nu tot de generatie die verdwijnt, kalm verkommerend, spiegels vermijdend. 

vrijdag 3 maart 2017

Column. Nix.

Ik wil het met u hebben over het water van de inspecteur maar eerst dit: ik lees het boek De Nix van Nathan Hill. Er is veel over te doen en zelfs Claudia de Breij beveelt het aan. Naarmate het boek vordert betrap ik me erop dat ik al die verwikkelingen rond ene Faye en de door haar al op jonge leeftijd gedumpte zoon wel wat langdradig vind. Pff..nog zeker 300 bladzijden. Nou kan ik uitstekend vuistdikke boeken lezen zonder ook maar een verzuchting te slaken dus al dat gedraal  geeft wel te denken. Toch stop ik niet. Ik ben er van overtuigd dat dit verhaal mij elk moment in zijn greep zal krijgen. Per slot heeft Claudia het gezegd. Maar het duurt maar en duurt maar en mijn hekel aan die ongrijpbare Faye en haar suffe zoon neemt steeds  grotere  vormen aan. Terwijl  ik wat lusteloos heen en weer veeg over mijn scherm bedenk  ik me dat het altijd moeilijk is om  te bepalen wat een goed moment is om ergens mee te stoppen. Wanneer weet je iets zeker? Wanneer stop je met een conflict, een baan, een vriendschappelijk contact. Kortom…wanneer stop je met het leveren van een inspanning? Die keuzes moet je steeds opnieuw maken. Overal. Ook in dit vak. Heeft de extra spellingsbegeleiding nog wel zin of pest ik Thomas er alleen maar mee. Voegt het nog iets toe om Sharon bij elk vak aan de instructietafel te zetten of wordt ze daar alleen maar onzekerder van. Maak ik er elke gymles een punt van om sommige angstige leerlingen over hindernissen heen te helpen of accepteer ik op een bepaald moment hun onvermogen. Sta ik de toon waarop ik aangesproken word door mijnheer A. nog langer toe of treed ik eens goed op. Steeds opnieuw moet je dit soort afwegingen maken. Soms na lang piekeren en dubben. Soms intuïtief of met de moed der wanhoop. Hetgeen mij bij het water van de inspecteur brengt. Bij zijn laatste bezoek vertelde hij dat hij omtrent het een of ander iets aan zijn water voelde. Het kon het niet hard maken maar zijn water vertelde hem iets. Dat verbaasde mij. Het verontrustte mij ook. Ik dacht altijd dat inspecteurs op het gebied van stoppen of doorgaan een makkelijk baantje hadden. Al die overzichtelijke statistieken waar ze gebruik van maken, al die rode, blauwe, oranje, pimpelpaarse lijnen. Al die zekerheden waarmee ze resoluut de school binnen komen stappen. Het moet een zegen zijn om altijd te weten welke kant het op moet. Ga hier rechtsaf. Doodlopende weg. STOP!  Ga terug! Niet omkeren. Wat moet het rustgevend zijn om precies te weten wanneer je pluimen moet geven of waarschuwingen uit moet delen. Excellent! Voldoende! Zwak! Zeer zwak! Kom daar eens om bij al die tobbende, peinzende, piekerende onderwijzers. Ehm...zou het misschien beter zijn als we bij Begrijpend Lezen nog meer inzetten op de leesstrategieën. Kan het zijn dat Cito Rekenen M6 ineens een stuk moeilijker is dan de E5. Te talig wellicht? Hebben andere scholen dit soort schommelingen ook? We moeten echt meer aan boekpromotie denk ik. Deze leesresultaten zijn zo laag. Zucht. Steun. Kreun. En dan komt de inspecteur doodleuk met: ik voel aan mijn water dat… Kan niet hoor. Dat water is het gebied van de krabbelaars voor de klas. Inspecteurs horen daar geen last van te hebben. We moeten in dit tijdsgewricht niet alles op de kop willen zetten. Afijn. Ik weet inmiddels  zeker dat ik nu echt moet stoppen met De Nix.  Alles ergert mij inmiddels aan dit boek. Ik ben op een punt dat het me helemaal nix meer kan schelen waarom het leven van Faye jaren geleden op on hold gezet is en ik hoop dat die volslagen karikaturale studente die inerte zoon eens flink te grazen neemt. Ik zal het echter niet meer meemaken. Sorry Claudia.

vrijdag 10 februari 2017

Column. Favoriet

Op vrijdagmiddag komt Jasmine blij het lokaal in. Ik ben er weer juf! Ze zet een doos met snoepjes op mijn bureau. Voor bij de film, zegt ze stralend.  Jasmine is sinds maandagochtend ziek geweest. Halverwege de citotoets Rekenen was ze vertrokken. Halsoverkop. Tjonge dat is goed getimed, denk ik onwillekeurig. Even later schaam ik mij voor die gedachte. Zou een kind van acht tot zo’n actie in staat zijn? Ik ben erg blij dat ik er weer ben juf, ik verheug me erg op de film! De film is een beloning. Een beloning omdat er een eind is gekomen aan al die citotoetsen. Het is ook een beloning voor mezelf. Dit deel zit er immers ook voor mij op. Januari is geen favoriete maand van mij. Het intensief toetsen van leerlingen hoort inmiddels onmiskenbaar bij dit vak maar vormt desalniettemin geen hoogtepunt in mijn leven. Vooral in een combinatieklas is het een logistieke nachtmerrie. Het bureau ligt in de toetsweken bezaaid met lijstjes: Rekentoets Tim niet af. Begrijpend Lezen: Anna deel 1 niet af, Yvette deel 2. Spelling Sem: onduidelijk ingevuld. Britt: in de war geraakt bij tweede deel. Uitzoeken! Caitlin: rekentoets E4 bij Interne Begeleider maken: niet vergeten!  Christa: meer tijd nemen bij de Avi-toets. En ja…er zou een verbod op ziek worden moeten zijn in deze weken. Echt ziek, half ziek, ingebeeld ziek. Kan even niet mensen. Stuur die kinderen naar school. Anders komt er nooit een eind aan dit gedoe. Nu ik er zo over nadenk: februari is eigenlijk ook geen favoriete maand van mij. In die maand rollen de uitslagen van de citotoetsen uit het kopieerapparaat en raak ik er van overtuigd dat ik mijn diploma ooit eens naast een prullenbak moet hebben gevonden.  Jee, wat een tegenvaller bij rekenen in groep 6. Tjonge wat heeft Britt een slechte uitslagen. Somberheid troef. Tot ik een analyse maak van alle gegevens en zie dat er niet zoveel nieuws is onder de zon. De rekentoets in groep 6 zet vrijwel elk jaar een vrije val in, later in het jaar trekt dat weer bij. Bij Spelling zijn sommige leerlingen zo doordrongen van het feit dat ze de spellingscategorieën moeten toepassen dat het gedrochtelijke antwoorden als reddden, gehaaktte en reuiken oplevert. Zo sneu. Bij Begrijpend Lezen in groep 5 wordt er waarschijnlijk ineens teveel gevraagd van achtjarigen die op zoek moeten naar antwoorden op akelige vragen als: wat kan in regel 3 het best op de opengevallen plaats staan of welke titel is het meest geschikt boven het verhaal. De Woordenschat toets is helemaal een draak omdat er at random naar woordbetekenissen wordt gevraagd. Ik geef zeker twee woordenschatlessen per week aan mijn leerlingen, alleen zijn het net deze woorden niet. Zijn er scholen die deze woorden inoefenen? Ik kan het bijna begrijpen. Bijna….want als je eenmaal begint de voorwaarden waaronder toetsen gemaakt worden te verzachten dan is het eind zoek. Voor je het weet lees je de teksten voor bij Begrijpend Lezen en even later ook de vragen, benoem je de onderhavige spellingscategorie bij de spellingstoetsen uitgebreid en loop je rond bij de rekentoetsen om terloops even op een rekenstrategietje hier en daar te wijzen.  Er zijn veel manieren om een en ander te beïnvloeden en de verleiding is groot vanwege alle aandacht die de inspectie heeft voor deze resultaten maar het beste is toch echt om je verre van dit soort praktijken te houden en eventuele bloedbaden in de uitslagen maar voor lief te nemen. Februari eindigt doorgaans in een waar pandemonium vanwege de 24 groepsplannen en 26 tienminutengesprekken die voortkomen uit al dit toetsen.  Maar als het allemaal voorbij is breekt maart aan. Maart is een favoriete maand van mij.


vrijdag 27 januari 2017

Column. Koffie.

Soms moeten we op school even op zoek naar de kluts. Dat is verklaarbaar want onze oude directeur is vertrokken, de nieuwe laat nog even op zich wachten en de interim-directeur heeft maar een beperkt aantal dagen tot haar beschikking om ons de weg te wijzen.  En dan kan het maar zo zijn dat we ineens die weg even kwijt zijn.  Zo kunnen we bijvoorbeeld de meter niet op laten nemen omdat niemand weet waar die meter zit. We hebben weliswaar nog wat vruchteloos heen en weer gesjokt en hier en daar wat deuren geopend maar de meter is niet getraceerd. Ook hebben we al eens op het allerlaatste moment en met  een noodvaart de containers aan de weg gezet en met angst en beven afgewacht of ze wel meegenomen zouden worden omdat de deksels vrijwel rechtovereind stonden. En de koffie is steeds op. Dat is nog wel het ergste van een bestaan zonder vaste directeur. De dag beginnen zonder koffie. Nooit geweten dat een directeur daar ook zorg voor draagt. Ook roept er wel eens een collega dat er nu toch snel  vergaderd moet worden. Vaak zijn dat jongere collega’s. Zij hebben  geen idee hoe heerlijk zo’n nagenoeg vergaderloos tijdperk is en hoe weinig dit voorkomt in het bestaan van de gemiddelde onderwijzer. Moeten we niet eens bespreken…zullen we dan aanstaande dinsdag eens een keer…is er al nagedacht over… . en dan moet er dus een beslissing genomen worden.  Alsmede een agenda worden opgesteld. En dan stokt de besluitvorming. Dan volgt er een voorstel tot het nemen van een beslissing of een voorzet tot een voorstel over het nemen van een beslissing. En daar blijft het bij. Kunnen we niet beter wachten, zo urgent is het toch niet, klinkt het vervolgens.  Ja, ik kan niet op z’n korte termijn hoor, ik moet met mijn oude moedertje naar de dokter. Ik heb een bespreking, die staat al weken in mijn agenda. Ik heb geen oppas.  Exit voorstel tot vergadering. Naarmate we langer op ons zelf aangewezen zijn, raken er meer klutsen zoek.  Weet iemand hoe het met de inschrijving van het schaken zit? Neuh. Gaat die ene scholing nog door? Kweenie. Heb je mevrouw de Wit tekeer horen gaan tegen de invaller? Moet daar niet iets aan gebeuren. Is daar al iets mee gebeurd. Gebeurt er nog wat eigenlijk? Ja, dat weet ik niet. Ik geloof dat er een gesprek gepland staat. Iedereen ontwikkelt  zo haar eigen prioriteiten over wat er moet gebeuren en hoe het moet gebeuren. Juhufff! De conciërge wil dit niet in de container zetten omdat het nog heel goed naar de Kringloop kan.  Ok, laat hij het er maar naar toe brengen dan. Juhuff, de conciërge zegt dat hij op de fiets is. Ok, dan zit er niks anders op dan dat hij het in de container zet. Juhuff, het staat nog steeds niet in de container. Kunnen jullie het er zelf inzetten? Ja hoor, dat doen we!  Juhuff, de conciërge loopt heel erg te mopperen hoor. Ok, dan doe ik het zelf wel even. Is er nu al eens uitgezocht wie steeds die fietsen vernielt in het fietsenhok? Nee, zo eenvoudig is dat niet. Maar er moet echt wat gebeuren want dit keer was het notabene mijn eigen fiets. Ja dat kan echt niet. De fietsen van de kinderen, dat is tot daar aan toe maar die van ons…Zullen we camera’s plaatsen? Ach joh, waar wil je dat van betalen. En toch, en toch…er gaat verbazingwekkend veel goed. De kinderboekenweek, de sterrenparades, het sinterklaasfeest, het kerstfeest, ze staan allemaal als een huis. Rapporten, verwijzingsgesprekken, tienminutengesprekken, zorgtrajecten, probleemloos wordt alles geregeld en uitgevoerd.  Alleen die koffie….ik kan niet wachten tot we een nieuwe directeur hebben.

vrijdag 13 januari 2017

Column Welbehagen.

Er is weinig vrede op aarde in het hok waar een aantal meisjes uit groep vijf een zelfbedacht kerstlied inoefent. Kutkind, klinkt het achter de deur, luister dan ook eens! Je bent de baas niet, krijst het kutkind. Hou eens op met dat geschreeuw, schreeuwt een derde. Schreeuw zelf niet zo, klinkt het gelijktijdig. Ik hoor het al wel, zeg ik terwijl ik de deur openschuif, dit gaat echt het raarste optreden van het kerstfeest worden. Vijf rode kwade hoofdjes draaien in mijn richting. Ja en weet u hoe dat komt, juf? Mirthe doet een stap naar voren. Ze willen allemaal de baas zijn. Je bedoelt dat jij eigenlijk de baas bent, vat ik samen terwijl ik vermoeid op een kussen zijg. Ja, eh nee, ja eigenlijk wel! Want ik heb het namelijk verzonnen juf! Oooo, niet waar, dat van die koeien is mijn idee, knettert Tessa. Nietes! Welles! Kom maar gewoon weer naar de klas, zo gaat het niet, zeg ik terwijl ik mezelf weer overeind hijs. Verslagen sjokken ze achter me aan. Kunnen we echt niet nog een keer …juhuff…een keertje …puliese…? Ik zucht en knik. Natuurlijk geef ik ze nog een kans. Het is per slot van rekening bijna kerstvakantie. Ze zijn moe. Ik ben ook moe. En als je moe bent doe je soms raar. Dan ontbreekt het je domweg aan welbehagen. Niks aan te doen. Het is dan ook om die reden dat ik mezelf een uur later tierend aantref bij het instuderen van een kerstlied met de hele klas. Het oefenen van de Engelse tekst van Jingle Bells is met 8-jarigen een heel wat lastiger zaak dan het voorheen was met 11- jarigen. Het klinkt heel aandoenlijk wat ik hoor maar het lijkt nergens op. Het ‘misfortune’ van miss Fanny Bright begint haar sporen ook bij mij achter te laten, ik word steeds narriger als ik de uitspraak verbeter. Net als ik besluit om de merkwaardige uitspraak maar te laten voor wat het is en me op de melodie en de instrumenten te richten, constateer ik dat de helft van groep 6 niet meedoet. Jullie lijken net een stel karpers in een vijver, bries ik onredelijk, waarom komt er geen geluid uit jullie mond. (Stop, zegt een stem in mijn hoofd, stop nu maar.) Nou kom op, waarom staan jullie daar wat naar lucht te happen? (Wat verwacht je nou dat ze zeggen, toe zing eens door). De stilte is oorverdovend. Ook bij degenen die net nog vrolijk meezongen. Wil je dat we daar voor aap staan, donderdagavond? (Top vraag hoor.) Ze schudden hun hoofd. Nou kom op, zeg ik schuldbewust en dus een stuk milder. Doe alsjeblieft mee. Ik neem mijn gitaar opnieuw op schoot. Ik weet best waarom ze niet mee zingen. Ik vergeet het helaas steeds. Lang niet alle kinderen vinden liedjes zingen leuk. Dat is een groot misverstand bij een juf die denkt dat ze het muziekonderwijs moet redden en met haar verpletterende alt feilloos alle noten treft. Wat als er alleen gebrom opstijgt uit de plek waar bij haar al die leuke wijsjes opklinken. Wat als je er steeds net naast zit met je toon terwijl je zo je best doet en degene die naast je zit bevreemd naar je kijkt? Natuurlijk deel je dan niet in de lol. Als de melodie aardig klinkt wordt het tijd voor de instrumenten. Het heeft heel wat voeten in de aarde voordat iedereen een instrument gepakt heeft want de keuze kent een strenge hiërarchie. Bovenaan staat alles waarop hard geslagen kan worden, onderaan staan de belletjes en de ritmestokjes. Een paar jongens zien op deze wijze kans het hele lied kapot te hameren. Er komt geen belletje bovenuit. Voor de derde keer verlies ik mijn geduld. Er was veel oorlog bij het instuderen van ons zelfgemaakte kerstlied, vertelt Myrthe het publiek bij het officiële optreden,maar nu is er weer vrede tussen ons. Ook Jingle Bells klinkt daarna heel lief en eendrachtig. En zo eindigt alles toch nog in welbehagen.