vrijdag 16 december 2016

Column. Bubbel.

Sinds ik in de nacht van 8 op 9 november om 3 uur even een blik op mijn telefoon wierp om te kijken hoe Hillary Clinton er voor stond is er iets sombers in mij geslopen. Er lijkt zich iets duisters te ontwikkelen in de wereld. Het helpt niet om de krant te lezen of de televisie aan te zetten. Daar worden de ontwikkelingen op het wereldtoneel al net zo somber geduid. Het helpt wel om mijn klas binnen te lopen en de leerlingen te verwelkomen. Het is net alsof ik een andere bubbel binnen stap. Een aanpalend universum. Het is er licht en vrolijk. Er klateren watervallen. Er liggen lieve briefjes op mijn bureau, er klemmen zich armpjes om mijn middel en overal klinken vriendelijke begroetingen. Goedemorgen juf! Als ik de dag open met een kort klassengesprek  buitelen de enthousiaste  vertellingen over elkaar heen. Cas is naar Dinoworld geweest. Tjerk heeft een geweldig leuk boek gevonden. Mag hij het laten zien? Maartje showt trots haar nieuwe kleren. Anne is naar de film de GVR geweest. De lol en de levenslust knallen er van af. Als ik in de pauze mijn iPad openklap lees ik dat Stephen Hawking de wereld waarschuwt dat we ons op het gevaarlijkste moment in de geschiedenis van de mensheid bevinden. Ik klap de iPad resoluut dicht. Het kan vast geen kwaad om voordat  de Apocalyps zich aandient nog even een les over de vierkante meter eruit te gooien. En al snel hangen er uitgelaten leerlingen op de kop in de wc, de keuken en de zandbak teneinde  de oppervlakte van deze ruimtes  zo nauwkeurig mogelijk te kunnen opmeten.  Als de kinderen het klaslokaal verlaten, keer ik terug in die andere bubbel. ‘Er komt oorlog in 2020, reken maar na’ schrijft De Volkskrant naar aanleiding van een boek dat voormalig commandant Ingo Piepers schreef. In dit boek voorspelt Piepers de komende wereldoorlog door natuurkundige theorieĆ«n over chaos op de geschiedenis toe te passen. Oef. Het lijkt allemaal zo logisch als ik het artikel lees dat ik niet kan wachten om weer naar mijn klas-bubbel terug te keren. We gaan muziek maken, kondig ik aan.  Ik laat het complete Orff instrumentarium aanrukken en we timmeren de dystopische visioenen voor even de wereld uit. Na een half uur zijn de leerlingen uitgeput en kan ik er weer even tegenaan. Het is een treurige boel, denk ik, terwijl ik het doel van de volgende les op het digibord schrijf. Juist nu het onderwijs bijna bezwijkt onder doelstellingen, opbrengsten en het geboekstaafde vooruitgangsdenken, dreigt de leiding in de wereld overgedragen te worden aan heersers zonder noemenswaardig doel en richting. Leiders die mensen vertegenwoordigen die ergens genoeg van hebben, terecht dan wel onterecht.  Soms denk ik dat ze ook genoeg hebben van mij. Op het internet, vooral op Twitter, behoor ik beslist tot de verwerpelijke categorie van de goedmens, de linksmens. Voordat ik mij op de hoogte kan stellen van de contouren van het wereldbeeld van de rechtsmens, moet ik eerst door een haag verwijten, verzuchtingen en geschamper heen. Maar een goedmens doet dat. Zo is een goedmens. Alleen begrijp ik niet waarom het er zo negatief en destructief aan toe gaat in die bubbel. Zo, zeg ik tegen de klas, als ik aan het eind van de les ben gekomen. Pak je wisbordje. Ik ga eens even kijken wat jullie allemaal nog weten over deze les. Het resultaat valt me alleszins mee. Want opletten doen ze ook nog eens heel goed, deze lieverds. Maar als ik zelf bevraagd zou worden over wat ik nu geleerd heb over mijn getob over de toestand in de wereld zou ik niks op kunnen schrijven. Terwijl ik toch ook goed oplet. Straks maar eens naar het programma De kanarie in de kolenmijn kijken. 

vrijdag 2 december 2016

Column. Onvermogen.

Ok. Sorry dan! Vanessa doet impulsief een stap naar voren en slaat de armen om Mirthe heen. Mirthe verandert acuut in een lappenpop en laat zich de knuffel, met haar armen strak langs haar lijf,  met moeite welgevallen. Ze kijkt me bozig en ietwat verward aan. Ze is er nog niet aan toe om het goed te maken. Vanessa maakt het niet uit dat Mirthe wat onwillig aanvoelt. Het is weer goed wat haar betreft en daarmee uit. Voor mij komt deze afloop ook tamelijk onverwacht. Even daarvoor heb ik alles uit de kast moeten halen om de verwikkelingen rond hun slaande ruzie te doorgronden. Ik had bepaald niet het idee dat ik een geslaagde interventie aan het plegen was. Zoals zo vaak bij meidenruzies was de aanleiding diffuus, de escalatie groot en de oplossingsbereidheid minimaal.  Vanessa  loopt opgelucht van ons weg.  Mirthe loopt aarzelend de andere kant op. Wat te doen als je plotseling geen tegenstander meer hebt? Het duurt even tot het tot me doordringt dat het ook dit keer Vanessa’s onvermogen om sociale processen te doorgronden is die tot deze plotselinge overgave heeft geleid. Mijn aanpak werkte averechts. Ik deed het licht niet aan maar maakte haar verwarring groter. Dan maar een dikke pakkerd en een snelle verdwijning. Meestal gaat het juist andersom. Dan is er met haar geen land te bezeilen  als ze zich beledigd  of afgewezen voelt. Dan volgen er langdurige wraakacties. Het is naar om te zien hoe haar van nature vriendelijke gezicht van het een op het andere moment verandert. Haar lippen versmallen zich tot spleetjes, in haar ogen verschijnt een donkere borende  blik en al haar energie richt zich vanaf dat moment op het houden van een strafexercitie. Overal waar  de vermeende daders zijn, duikt Vanessa ook op. Op een afstandje weliswaar maar hinderlijk in het blikveld. Dreigend aanwezig en iets duisters uitstralend. Wacht maar hoor, wacht maar! Waarom mag  ze dan ook niet meedoen, vraag ik het ene moment aan haar klasgenootjes als de klachten over dit hinderlijke gedrag binnen stromen. Vanessa,  ga daar eens weg, dirigeer ik een ander moment volkomen inconsequent. Want ook ik worstel met het onvermogen van Vanessa. De meest moeizame relatie heeft Vanessa  met Mirthe. Vanessa aanbidt Mirthe. Ze wil niets liever dan bevriend met haar zijn. Mirthe kan die luxe niet altijd even goed aan. Dat is ook wel wat veel gevraagd van een achtjarige. Aan de ene kant vindt ze het wel eervol en interessant dat iemand haar zo geweldig vindt, aan de andere kant irriteert het haar en roept ze de ellende onbedoeld over zichzelf af. Op een dag zitten ze zusterlijk naast elkaar achter de computer met een opdracht om in Word een kort verhaaltje over zichzelf te schrijven. Vanessa vindt alles geweldig wat Mirthe doet. Ze praat net even te hard en laat zich om de haverklap hikkend van de lach tegen Mirthe aanvallen. Mirthe duwt haar regelmatig wat geĆ«rgerd van zich af. Dan zie ik dat de lichaamshouding van Vanessa verandert. Eerst vraagt ze vriendelijk of zij ook een stukje mag tikken, dan begint ze te duwen en even daarna mept ze er vinnig op los met haar ellenboog. Als ik op het computerscherm kijk, begrijp ik waarom. Mirthe schrijft over haar vriendinnen. Ze heeft er veel. Vanessa staat er niet tussen. Ben je echt verbaasd over de boosheid van Vanessa vraag ik. Huh? Mirthe wendt onbegrip voor. Kom op, dring ik aan. Ben je echt verbaasd waarom ze zo boos is? Mirthe zucht. Het is gewoon waar, probeert ze nog. Maar daarom hoef je het toch niet op te schrijven, zo pal voor haar neus? Nee juf, zegt  ze zachtjes. Sorry hoor. Vanessa slaat opnieuw haar armen om Mirthe heen. Kom hier. Het is niet erg hoor.