zaterdag 9 januari 2016

Column. Zeventien jongetjes.

Er zitten 17 jongetjes in deze groep. 17 jongetjes! Het is nodig dat ik dit herhaal omdat niemand tot dusver verschrikt de hand voor de mond slaat als ze dit getal horen terwijl dit toch precies is wat men wel zou moeten doen. 17 jongetjes betekent namelijk: heel veel jongetjes, stapels jongetjes, onafzienbare rijen jongetjes. Een aantal van hen presteert in de regel goed, een aantal scoort onder het gemiddelde maar het gros huist in het midden. Het gros bevindt zich dus om de haverklap in elkaars vaarwater. Daar strijden ze constant om de aandacht. Aandacht van elkaar maar bovenal aandacht van mij. 17 jongetjes en een oude juf. O ja, en nog 7 meisjes, ergens. Een halve eeuw leeftijdsverschil. Al die jongetjes moeten allemaal tegelijk iets vertellen aan mij. Ook moeten ze allemaal op hetzelfde moment hun boek ruilen en allemaal op hetzelfde moment koffie voor mij halen. Ze moeten op hetzelfde moment vertellen dat de ander begon, is het niet vandaag dan is het wel gisteren of anders wel ‘eens een keertje’. Ze moeten allemaal op hetzelfde moment het antwoord door de klas roepen want ze willen heel graag dat ik ze goed vind. En aardig. En lief. Als ik ze niet goed vind of aardig of lief dan moeten ze vaak huilen. Dan leggen ze hun hoofd op hun armen en snikken het uit. Maar het was toch niet aardig wat je deed, vraag ik dan verbaasd. Neehee, maar nu bent u boohoos, klinkt het dan. Kom op, zeg ik dan, neem je verantwoordelijkheid. Maar verantwoordelijkheid is een moeilijk ding. Ze snappen vaak niet wat ik daar nu zo belangrijk aan vind. Verantwoordelijkheid is helemaal niet leuk. Je moet je werk afmaken bijvoorbeeld. Dat wil zeggen: werk dat niet op de computer kan. Daarom vragen alle jongetjes tegelijk wanneer we op de computer gaan. De hele dag door. Ook als dat betekent dat ze naar de bekende weg vragen. Het kan namelijk zijn dat ik iets aan het programma heb veranderd. Dus we gaan nu echt niet op de computer, stellen ze om de haverklap teleurgesteld vast. En als ze dan eindelijk op de computer mogen dan staan ze allemaal tegelijk op teneinde een flinke spurt in te zetten. Hetgeen mij noopt hen weer plaats te laten nemen. Eenmaal in de hal en achter de computer aangekomen roepen ze uit puur enthousiasme dingen naar elkaar: waar ben jij? Ik ben bij som 3! Weet jij hoe som 5 moet Thomas? Helaas zit Thomas aan het andere eind van de gang. Ga maar weer naar de klas, sommeer ik dan. O nee, nee, nee, roept het schreeuwlelijkje dan verschrikt. Sorry, sorry, sorry, juf. Ik zal het nooit meer doen. Maar nooit is relatief bij deze jongetjes. Nooit, betekent hooguit een minuut of vijf. En als er dan toch iemand naar de klas terug moet begint het gesoebat. Ah juf, nog een kans, ah juf nog een? Als ik mij gewonnen geef dan trekken ze onmiddellijk opnieuw een spurt maar dit keer naar mij en dan slaan ze hun armen om mij middel. Want knuffelen doen ze ook, die jongetjes. Steeds weer moet ik mijn gang onderbreken vanwege jongetjes die even willen knuffelen. En daar sta ik dan. Ontwapend en ietwat ontregeld. Dan krijgen ze opnieuw een kans en dan schreeuwen ze vervolgens nog een keer door de gang. Ben jij dat echt Michiel, vraag ik dan onthutst. O ja. Oeps juf. Dat ging per ongeluk. Er gaat veel per ongeluk. Maar 17 jongetjes, die tegelijk van de trap glijden, tegelijk naar de wc willen, tegelijk naast de wc plassen, tegelijk hun been uitsteken, tegelijk roepen dat het om een grapje handelt, of een ongelukje, dat is veel voor een oude juf. Had ik al gezegd dat het er 17 waren?

1 opmerking:

Een reactie plaatsen: