zondag 20 september 2015

Column. Twijfel.

Ze zijn zo klein, constateer ik verbaasd, als ik mijn nieuwe groep eens wat beter in me opneem. Bij veel leerlingen bungelen de benen zo’n tien centimeter boven de vloer. Er zijn al zeker vijf leerlingen komen klagen dat ze de tafel en de stoel te hoog vinden. Dat is andere jaren altijd andersom. Ook qua gedrag geven sommige leerlingen eerder de indruk in groep 5 te zitten dan in groep 6. Zo is Jasmijne vandaag al voor de vijfde keer van slag. Je hebt nu wel genoeg gehuild, zucht ik tamelijk onredelijk. Ik heb nog geen enkel idee wat Jasmijne beweegt. Dat geldt ook voor Armin. Hij lijkt geen moment te horen wat ik zeg. Hij tuurt uit het raam of houdt anderen van het werk. Het duurt niet lang of ik ontsteek in razernij over zijn gedrag. Even daarvoor heb ik uitgebreid toegelicht hoe een topo-repetitie ingeoefend moet worden en de bijbehorende huiswerkbladen uitgedeeld. Als Armin naar huis gaat heeft hij niets bij zich. Waar is je huiswerk, vraag ik. Huiswerk? Armin kijkt mij bevreemd aan. Topo Nederland, licht ik toe. Topo Nederland? Ja, die bladen die iedereen in de hand heeft, wijs ik. Armin kijkt verbaasd rond. Ga ze maar zoeken, grom ik. Armin zoekt wat halfbakken in zijn kastje. Ik heb ze niet, mompelt hij tegen een klasgenootje, ze zegt dat ik ze heb, maar ik heb ze niet. Met stevige passen been ik naar hem toe. Wat hoor ik daar, geef je mij de schuld? Armin kijkt omhoog. Nee, ik geef je niet de schuld maar misschien ben je me gewoon vergeten. Ik ben nog maar net bekomen van deze brutaliteit als Jasmijne voor de zesde keer huilend binnenkomt. Ik ben mijn tas kwijt, snikt ze. Achter haar staan twee meelevende klasgenootjes: Tara en Sia. Ze slaan de armen om haar heen. In optocht vangen we een zoektocht aan en vinden de tas uiteindelijk in groep 4. Jasmijne gaat blij en opgelucht naar huis. Als ik naar mijn klas terugloop knaagt er twijfel. Was het toeval dat die tas daar lag? En waren Tara en Sia werkelijk echt begaan met Jasmijne? Diezelfde ochtend was er nog een vervelend akkefietje geweest rond Sia. Jasmijne had haar derde huilbui van die dag en Sia bleek de oorzaak. Toen ik Sia om opheldering vroeg, keek ze me verbaasd aan. Toen we een spelletje gingen spelen zei ik alleen maar: we moeten Jasmijne er wèl bijnemen, licht ze toe. Dus je bedoelde het aardig, concludeer ik. Ja natuurlijk juf. Als ik de rest van het groepje vraag of deze versie de juiste is blijkt het omgekeerde het geval. De opdracht om Jasmijne bij het spel te betrekken was van de gymjuf gekomen. De klemtoon in de zin van Sia had op het woord ‘moeten’ gelegen. Als ik terugkom in de klas staat Armin er nog. Juf, zegt hij vriendelijk, ik wil je nog even vertellen dat ik zo vaak uit het raam kijk omdat ik last heb van mijn nek. Ik kan niet goed buigen, snap je? Ik knik maar ik aarzel opnieuw hoe ik dit nu in moet schatten. Net zoals de twijfel knaagt bij de eerste samenwerkingsopdracht aan deze groep: accepteer ik deze herrie omdat ze het nog moeten leren of stop ik acuut? Net zoals ik aarzel bij de eerste computeropdrachten in de gang: is het enthousiasme waarmee ze op hun stoel zitten te wippen en door de gang roepen hoe cool dit allemaal is nog te verdragen voor andere klassen of zal ik ze maar naar binnen halen. Ben ik te streng, te makkelijk, laat ik me van alles wijsmaken, beoordeel ik het te hard? Na al die jaren ben ik aan het begin van het schooljaar nog net zo’n twijfelaar als in het begin van mijn loopbaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een reactie plaatsen: