zaterdag 21 maart 2015

Column. Skills

Er zijn momenten dat mijn klas en ik elkaar niet begrijpen. Zo’n moment doet zich voor als het Jeugdjournaal een item laat zien waarin zangeres Anouk het publiek tijdens een optreden vraagt niet steeds door alle nummers heen te kwaken. Ga naar de kroeg of houd je mond dicht en luister, zegt ze. Terecht vind ik. Mijn klas is het echter in het geheel niet met haar eens. Natuurlijk moet je gezellig kunnen kletsen tijdens zo’n optreden. Wat een rare vrouw, die Anouk, wat een vreemde wens. Ook mij vinden ze soms een vreemde vrouw met rare wensen. Vooral mijn opdracht om tijdens schooltelevisie uitzendingen niet overal de hele tijd commentaar op te leveren vinden ze raar.In dit interactieve tijdperk val ik uit de boot met de opdracht om kennis zonder interruptie tot je te nemen. Mijn pogingen zijn regelmatig tevergeefs. Als het niet hardop mag dan doen ze het wel zachtjes maar commentaar blijven ze leveren. Er komt een moment dat iedere leraar op moet letten niet achterwaarts les te geven. Zeker als je -zoals ik- de grootmoederlijke leeftijd hebt bereikt.Ik mag dan bijna 60 zijn, er worden 21th century skills van me verwacht. Er zijn ook andere momenten waarop ik de aansluiting kortstondig mis: Sjoerd is een plaaggeest die de grens met kleine pesterijtjes soms overschrijdt. Het lijkt allemaal niet zo gemeend, het oogt ook vaak wat onhandig, hij biedt ook regelmatig zijn verontschuldigingen aan maar ondanks al mijn interventies stopt het niet. Op een dag zijn er aan het eind van de middag een paar minuten over en vraagt Thomas of hij een leuk filmpje mag laten zien. Het is een kort stukje uit een programma van Bert en Ernie waarin Bert Ernie plaagt door steeds van alle kanten achter hem op te duiken en‘kakhoofd’te roepen. Deze uit overwegend jongens bestaande groep vindt dat een geweldig leuke grap. Ze hebben de grootste lol. Ik zie mijn kans schoon. Als het filmpje is afgelopen loop ik naar voren, duik plotseling achter Sjoerd op en zeg ‘kakhoofd’. Ik herhaal dat een paar keer hinderlijk. Vervolgens gebeurt er iets opmerkelijks. Sjoerd kan er niet echt tegen en wordt een beetje rood maar ik zie dat hij heel goed snapt wat ik doe. De klas reageert echter verdeeld. Er zijn er die het heel leuk vinden dat Sjoerd met zijn eigen gedrag geconfronteerd wordt en er zijn er die geschokt zijn dat een juf zoiets doet. Ik zie ze verbaasd kijken. Een juf hoort kennelijk pedagogisch geheel verantwoorde lesjes te geven waar je van knikkebolt en vervolgens braaf zegt dat je het nooit meer zal doen. Koekjes van eigen deeg zijn uitwassen uit de vorige eeuw. Dezelfde geschoktheid merk ik ook aan veel reacties op het programma van Jo Frost op RTL. Haar stevige aanpak in situaties waarbij het in gezinnen volstrekt uit de hand gelopen is leidt tot veel ophef, er is zelfs een actiegroep op Facebook en Twitter die haar van de buis wil hebben. Haar aanpak zou schadelijk zijn voor kinderen. Kinderen horen opgevoed te worden, niet afgericht, voert deze groep aan. Zelf denk ik dat er in deze gezinnen allang veel schade aangericht is en dat Jo Frost niet veel anders doet dan die schade te herstellen zodat er opnieuw aan een goede relatie gewerkt kan worden maar kennelijk is er -terwijl ik maar wat onbekommerd les stond te geven in al die jaren- iets veranderd waardoor nu ineens Jo Frost een bruut is in plaats van een kundige hulpverlener en opvoeder. Dat geeft te denken. Ik vrees dus eigenlijk dat het te al laat is en dat ik met mijn aversie tegen de hedendaagse rubberentegel-pedagogiek allang met mijn rug naar de 21e eeuw sta. Ook mijn eigen boontje zal om haar loontje komen.

zaterdag 7 maart 2015

Column. Belonen.

Er wordt tegenwoordig heel wat omgedacht en vandaag doe ik even mee. Ik kreeg de geest toen ik las dat er ergens een school is waar de doorgaande ruimtes in het gebouw in twee delen zijn gesplitst: een baan om rustig te lopen en een om te rennen. Het leek me een geweldig idee. Ik begrijp goed dat veel leerlingen een dwingende behoefte hebben om te rennen. Al dat enthousiasme, al die levenslust, waarom zou ik daar in vredesnaam de hele dag tegen de keer gaan? Maar ja, het leidt tot ongelukjes, tot geduw, tot ruzie. Het zijn vaak jongetjes die flink snelheid maken en meisjes die flink omvallen, kleinere leerlingen die platgewalst worden door grotere leerlingen en bovenal: leraren die op weg naar hun lokaal erbarmelijk onder de voet worden gelopen. Een beetje beschaafde school wil zulke praktijken niet. Daarom vind ik dat idee van de aparte banen ook zo leuk: je neemt zelf de verantwoordelijkheid om je er tussen te gooien en als het mis gaat dan moet je niet zeuren. Een pracht van een levensles. Dat het zo makkelijk niet zal gaan weet ik natuurlijk wel. Tijdens sneeuwbalgevechten zijn er ook altijd leerlingen die wel willen gooien maar niet willen incasseren en dan als een haas de sneeuwbalvrije zone in glippen. Maar ook dat is een reden voor een mooie levensles: o,o,o wat ben jij een watje, roep ik regelmatig pedagogisch geheel verantwoord op de grens van die twee gebieden. Diezelfde inventieve school had ook een glijbaan naast de trap gemaakt. Geweldig. Ook mijn leerlingen glijden graag stiekem langs een rand van de trap. Een rand die wel speciaal voor dat doel gemaakt lijkt. Ik snap dat. Maar ja, glijden kan tot een onverwacht spectaculaire versnelling leiden die genadeloos hard kan eindigen op het plateau onder aan de trap. Tja, knik ik dan vriendelijk terwijl ik het slachtoffer overeind help, dit kan natuurlijk gebeuren als je glijdt. Een glijbaan zou echt een oplossing zijn. Toch krijg ik louter verbaasde blikken als ik deze standpunten over het voetlicht breng. In een school wordt gewoon niet gerend en niet van de trap gegleden. Zulks is taboe en dient bestraft te worden. En als het in grote getale toch gebeurt dan dient het met man en macht bestraft te worden. Omdat het met man en macht straffen als opvoedkundig wapen wat uit de tijd is, komt er altijd iemand op het idee om niet het slechte gedrag te bestraffen maar het goede te belonen. Zo lang ik lesgeef heb ik me altijd wat ongemakkelijk gevoeld bij dit op het eerste gezicht zo nobele streven. Beloond worden omdat je je goed gedraagt, het heeft iets raars. Het is ook lastig vaststellen wie er dan beloond moet worden. Voor je het weet wint de klas waarvan de leerlingen maar drie keer gerend, twee keer gegleden en een keer rumoer gemaakt hebben bij het binnenkomen. De andere klassen hadden een hoger gemiddelde en vallen dus uit de boot. Het kan eigenlijk niet anders dan tot veel administratie en natte vingerwerk leiden. Ook in afzonderlijke klassen wordt soms intensief gewerkt met beloningssystemen. Groepjes kunnen stickers winnen of zonnetjes op het bord verzamelen. Er worden beloningen in het vooruitzicht gesteld, cadeautjes uitgedeeld. En altijd is iedereen in het begin lyrisch: de kinderen (nooit zo stil geweest), de leraren (nooit zo fijn instructie kunnen geven), de ouders ( zoveel rustiger thuis). Het werkt totdat het niet meer werkt. En dat moment komt sneller dan verwacht. Sommige leerlingen houden het niet vol, verprutsen het voor hun groepsgenootjes, vinden dat even heel erg, proberen het opnieuw, falen weer en keren dan fatalistisch hun kont tegen de krib: het lukt toch niet en het kan me niks meer schelen. En daar sta je dan met je zonnetjes, stickertjes en andere cadeautjes.