vrijdag 11 december 2015

Column. Koekoe

Even voor half negen komt Luca wat aarzelend bij mijn bureau staan. Ik heb vannacht slecht geslapen, zegt hij. Ik droomde steeds maar over Parijs. Denkt u dat wat daar gebeurd is ook hier kan gebeuren? Achter hem staan leerlingen op die aarzelend in onze richting lopen. Ze zijn duidelijk benieuwd naar mijn antwoord. Nee, dat denk ik niet, zeg ik, in deze stad zal dat niet zo gauw gebeuren. Maar een aanslag in Nederland? Ik zou willen dat ik een ander antwoord kon geven maar eerlijk gezegd denk ik het wel. Luca knikt bedachtzaam. Sarah wringt zich door het groepje naar voren. Juhuf. Haar gezicht staat zorgelijk. Juf, mijn vader zegt dat het heel goed mogelijk is dat ik tijdens mijn leven nog een oorlog mee maak. Er gaat een rilling door het nog steeds aanzwellende groepje leerlingen heen. Ik weet niet of ik het met je vader eens ben, zeg ik aarzelend. Het woord ‘oorlog’ wordt wel heel snel in de mond genomen tegenwoordig. Als we denken aan oorlog dan denken we aan de tweede wereldoorlog of aan Syrië. Dat is echt wel iets anders dan we nu hier meemaken. IS is in staat om verschrikkelijke aanslagen te plegen maar het blijft maar een klein groepje mannen. We moeten onszelf niet al te bang laten maken, zeg ik, je weet nooit wat er in de toekomst gebeurt. Nee, zegt Sarah gelaten, ik wist een jaar geleden ook nog niet dat mijn ouders gingen scheiden en toch is dat nu zo. Precies, antwoord ik. Inmiddels is de groep voor mijn bureau heel groot geworden. Zullen we er maar bij gaan zitten jongens, vraag ik. Praten we er dan nog wel over door? Natuurlijk. Als ze allemaal achter hun tafeltjes zitten, steekt Jamshed zijn vinger op. Ik ben bang voor mijn familie zegt hij. Je familie in Iran, vraag ik. Hij knikt. Ze wonen zo dichtbij IS, zegt hij. Waar zit dat IS eigenlijk, roept Sarah dwars door de klas. Ik haal de wereldkaart erbij. Kijk, dit gebied hebben ze ongeveer in handen. Het wordt heel stil. Dat is dichtbij Iran juf. Ja dat is waar, maar toch denk ik dat de familie van Jamshed wel veilig zit. In Syrië woedt een burgeroorlog en in Irak is al een tijdje niemand echt de baas dus daar heeft IS gebruik van gemaakt, daardoor konden ze daar flink veel gebied veroveren want niemand hield ze echt tegen. In Iran kunnen ze IS wel echt tegenhouden. Daar hebben ze nog een sterke regering en geen burgeroorlog. Jamshed kijkt opgelucht. Ik ben toch zo bang voor dat IS, rilt Kim. Om haar heen klinkt instemmend gemompel. Kijk en dat moeten we proberen niet te laten gebeuren, zeg ik. Dat is precies wat ze willen. We moeten hier gewoon ons leven leiden en vrolijk zijn. Wisten jullie dat de kans dat je thuis van de trap valt veel groter is dan dat je bij een terroristische aanslag betrokken raakt. Er klinkt gelach. Echt waar? Ja echt waar en daar ben je toch ook niet altijd bang voor. Je roept toch ook niet steeds: ooo wat ben ik bang om de trap af te lopen. Ik doe het vandaag maar niet. Ze grinniken. Nee, daar is niemand bang voor. Thomas heeft nog een vraag. Wat hebben die terroristen er nou aan als ze zelf ook dood gaan bij zo’n aanslag? Ze denken dat ze in het paradijs komen, dat er allemaal lekker eten en heel veel mooie vrouwen op hen wachten, leg ik uit. Er valt een perplexte stilte. Dan steekt Bahran zijn vinger op. Ik heb daar maar een woord voor juf. Hij laat een stilte vallen. Nou Bahran? Dat is Koekoe juf. Echt koekoe! Er klinkt een luid geschater op. De angst lijkt voor even bezworen.

vrijdag 27 november 2015

Column. Luisteren.

John Hattie, een Nieuw-Zeelandse onderwijsonderzoeker kijkt vrolijk de camera in. Wat echt werkt in het onderwijs, zegt hij, is: luisteren naar kinderen. Dat heeft hij namelijk uitgebreid onderzocht. Ik zucht als ik de krant weg leg. Hij zou best gelijk kunnen hebben -ik ben nooit te beroerd om uitspraken en bevindingen over onderwijs in overweging te nemen- maar op dit moment is het belangrijker om de leerlingen van mijn groep naar MIJ te laten luisteren. Dat valt namelijk niet mee met dit impulsieve stel. Daarnaast is er een Sterrenparade op komst, alsmede een najaarsstorm en ook de Goedheiligman is van plan een duit in het zakje te doen. Tijdens de Sterrenparade bijten Maartje en Derek de spits af. Ze dragen een gedicht voor en dat doen ze goed. Iets in die grote massa voor hen schijnt hen toch te ontregelen want na elke strofe zetten ze aarzelend een stap achteruit. Gelukkig is het gedicht net op tijd klaar, nog een stap en ze waren de diepte ingetuimeld. Vervolgens is het tijd voor de onvermijdelijke dansjes die, al even onvermijdelijk, met het nodige gedoe zijn ingestudeerd. Ik heb Sophie al drie keer snikkend uit het toilet moeten halen en Kim en Anne hebben zelfs even een optreedverbod aan hun broek gehad wegens hun eindeloze gesnib tegen elkaar. Het groepje van Sophie danst voorbeeldig maar Kim en Anne zetten hun geruzie ( nee, je moet naar links! Hier draaien, hier draaien!) onverminderd voort zodat ik de muziek na ruim een minuut weg laat draaien. Maar het is nog niet klaar juf! O jawel! Tim, Thomas en Jonathan doen een dans uit Minecraft. Ze zien er prachtig uit met hun grote vierkante hoofden maar helaas ze durven niet uit te voeren wat ze afgesproken hadden: dansen met een kleutertje uit het publiek. De rest van het programma wordt uitstekend uitgevoerd. Het wordt tijd om weer gewoon aan het werk te gaan, zeg ik na afloop, het is hier per slot wel een school. Omdat ik nooit te beroerd ben om uitspraken en bevindingen over onderwijs in overweging te nemen geef ik de les Begrijpend Lezen tegenwoordig volgens de modernste principes: ik ga modellen. Hardop denken in de ik-vorm. Ik geef keurig de denkstappen aan. Waar in de tekst…Hoe weet je.. Waarom… Ook geef ik willekeurig beurten. Voor mij zit echter een groep kinderen die het allemaal wel best vindt. Hoe? Weet ik veel. Waar kun je? Huh? Oh, er worden beslist ook goede antwoorden gegeven maar ik vermoed dat de leerlingen die deze vragen goed beantwoorden dit ook wel hadden geweten als ik niet zo overdreven op die kruk had zitten modellen. Luisteren valt leerlingen het zwaarst als ze het maar saai vinden. Net als ik denk: nog even en dan is het weekeind, komt Thomas woedend binnen. Maartje heeft hem in een hoek gedreven en zijn hele hoofd overladen met kussen. Met kussen, vraag ik verbijsterd. Ja! Waarom dat dan Maartje? Ik vind hem leuk, grinnikt Maartje. Maar je kunt iemand niet zomaar tegen zijn zin zoenen, zeg ik kwaad. O sorry, mompelt ze. Daar komt bij dat je ook nog onder de krentenbaard zit Maartje, vervolg ik. O jee. Thomas grijpt naar zijn hoofd. Mag ik mijn hoofd wassen juf? Even later komt Thomas met zijn blote buik en natte haren de klas in. Ik wil je zo echt niet in de klas hebben Thomas, zeg ik. Ja maar mijn t-shirt is nu nat, antwoordt hij. Het wordt mij droef te moede. Ik moet vandaag nog twee directe instructies geven, bedenk ik me. Geheel volgens de laatste inzichten. Ik moet lesdoelen delen, voorkennis activeren, alles begeleid inoefenen en zelfstandig laten verwerken en vervolgens ook nog verlengd instrueren. En o ja, ik moet niet vergeten te luisteren naar mijn leerlingen volgens de regels van mijnheer Hattie.

zaterdag 14 november 2015

Column. Excellent.

De baliemedewerker van de garage waar ik mijn auto na een onderhoudsbeurt ophaal houdt de sleutels nog even in zijn hand. Nog een ding mevrouw, zegt hij vriendelijk, u krijgt morgen een mail waarin gevraagd wordt hoe uw ervaringen met dit bedrijf zijn. Ik hoop dat u tevreden bent, zo niet dan hoor ik dat graag. Ik kijk verbaasd op. Het is goed hoor, zeg ik terwijl ik naar de sleutels reik. Als u tevreden bent, vervolgt de medewerker dan hoop ik dat u dat ook opschrijft en niet zoals we in Nederland gewend zijn met zesjes of zeventjes maar met een acht of hoger. Mijn baas hecht daar veel belang aan en zijn baas ook. Ik knik aangeslagen. Aan het eind van een rondreis aan de andere kant van de wereld overkomt mijn iets soortgelijks. De reisleider pakt op de laatste dag van de reis de microfoon en kondigt aan dat er bij terugkomst in Nederland een mail op ons wacht met daarin een tevredenheidsonderzoek. Ze benadrukt het belang. Ook zij geeft aan niet te hopen op Nederlandse zesjes en zeventjes. Dan heb ik een probleem, vertelt ze. Als we willen dat zij in de toekomst haar baan houdt dan weten we wat ons te doen staat. Dus vul ik braaf beide enquêtes in. Tijdens het schrijven valt me op hoe algemeen alle vragen zijn. Zelfs al zou ik mijn ervaringen eerlijk willen invullen dan nog nodigen de vragen daar niet toe uit. Daar komt bij dat ik mij altijd erg bewust ben van het arbitraire en impulsieve karakter van mijn bevindingen. Zijn ze wel algemeen geldig, is het sop de kool wel waard? Het is me een raadsel waarom tevredenheidsonderzoeken zo’n groot deel van de tijd van organisaties in beslag nemen. Al die functionerings- en beoordelingsgesprekken die gebaseerd zijn op informatie van klanten die achteloos wat invullen of emotioneel onder druk zijn gezet . Het heeft iets treurigs voor al medewerkers. Vooral als die zich op hun beurt gedwongen voelen van lieverlee maar om goede beoordelingen te bedelen. Toch kan ik me bij bedrijven wel voorstellen dat ze op een of andere wijze willen weten hoe de klant hun product ervaart. Ze moeten immers winst maken. In het onderwijs geldt dit winstoormerk niet. Toch wemelt het hier ook van de allerlei onderzoeken en komen oordelen net zo arbitrair en willekeurig tot stand. Hypes, tijdgeesten, nieuwe wijn in oude zakken, het komt met de snelheid van het licht de scholen in en steeds staan er nieuwe beoordeelaars op de stoep met hun puntenlijstje. Audit zus, onderzoek zo. Zorgelijke rapport hier, zwakke beoordeling daar. En steeds opnieuw geldt: meer scholing, meer inspanning, meer neuzen dezelfde kant op, minder plezier, minder tijd voor het eigenlijke werk in de klas. Er zijn inmiddels zoveel personen en instituties financieel afhankelijk van (slechte) beoordelingen van scholen: interimmanagers, scholingsinstituten, zzp-ers met een eigen toko, inspectie, Passend Onderwijs dat de vraag zich voordoet of er ooit een moment komt waarop men zal zeggen: het is wel in orde zo met het onderwijs. En dat terwijl we het internationaal helemaal niet slecht doen en de kinderen in Nederland tot de gelukkigste kinderen ter wereld behoren. Ook de volwassenen zijn helemaal niet ongelukkig bleek onlangs uit een rapport. 64 procent van de vrouwen en 68 procent van de mannen noemt zichzelf gelukkig. Waar komt de ontevredenheid waarmee het werkdruk in het onderwijs wordt opgejaagd dan toch vandaan? Is het hier ook al zover dat we geen zesjes en zeventjes meer willen. Zijn leraren de enigen die perse ongelukkig moeten blijven. Gaan we alleen nog voor excellentie en moeten we allemaal Leerkracht van het Jaar worden? Misschien is het beter om ook maar zelf de boer op te gaan om al die willekeur te stoppen: een acht of hoger graag, beste ouders, want anders…

zaterdag 31 oktober 2015

Column. Maartje

Ze zitten doodstil, de hele Klokhuisaflevering lang. Je kunt werkelijk een speld horen vallen. Vooral het filmpje over een zwaar gepeste jongen waar een mooi droevig lied bij klinkt, hakt er in. Er wordt geslikt en hier en daar biggelt een traan. Naar hè, hoor ik Sanne fluisteren tegen haar buurvrouw. Megan knikt maar houdt haar ogen strak op het scherm gericht. Heel stil pakken de leerlinggen even later hun eten en drinken. Zo dat was niet mis zeg. Tjonge. Even zo goed hoor ik nog geen half uur later -als ze na de pauze de klas in komen- een zin luid boven het rumoer uitklinken: hee Thomas, heb je lekker zitten tongen met Maartje? Er klinkt een bulderend gelach. Net als ik op het groepje jongens af wil stappen om orde op zaken te stellen, komt Maartje zelf binnen. Ze wordt ondersteund door twee meisjes en snikt onbedaarlijk. Achter haar aan komen twee andere meisjes de klas binnen. Ze kijken bedrukt naar Maartje en haar hulpverleners. Er heeft zich duidelijk opnieuw een akkefietje tussen hen afgespeeld. Het verbaast me want gisteren om deze tijd kwam Maartje ook al snikkend binnen en was het precies andersom: de ondersteuners van nu zijn de aangeklaagden van gisteren. Er is vaak iets te doen rond Maartje. Zelf weet ze een ding zeker over al die gebeurtenissen: ze wordt gepest. Ze is slachtoffer. Haar moeder onderschrijft deze visie en is meestal net zo van slag als haar dochter. Ze trekken eendrachtig op in hun kijk op de werkelijkheid. Toch ligt het vaak wat complexer. Ja, Maartje wordt wel eens buitengesloten. Bij samenwerkingsopdrachten wordt ze alleen gevraagd als ik zeg dat de samenwerking alleen doorgaat als iedereen een plekje vindt. Bij gymlessen onderdrukken sommige leerlingen maar met moeite een zucht als zij zich bij hun groepje voegt. Het punt is dat er echt wel reden is om Maartje er niet bij te willen hebben: ze past zich namelijk niet aan. Ze doet alles op haar eigen onnavolgbare wijze. Het ene klasgenootje heeft meer geduld met dit gedrag dan de ander maar voor elk meisje -het zijn er maar zeven in deze groep-komt een moment waarop ze geïrriteerd raken. Zoveel verantwoordelijkheid om geduldig met dit gedrag om te gaan kunnen ze niet aan. En dus span ik mij in Maartje steeds weer opnieuw duidelijk te maken hoe ze zich coöperatiever zou kunnen opstellen. Hoe ze al die problemen voor kan zijn. Waar ze aan vast mag houden en waar ze inschikkelijk kan zijn. Het is vaak tevergeefs. Ondanks allerlei vaardigheidstrainingen- ook buiten school- blijft ze zichzelf als slachtoffer zien. Als ze haar zin niet krijgt, denkt ze onmiddellijk dat ze gepest wordt. Dan stiefelt ze boos weg, slaat met de deuren of snikt zo onophoudelijk to een van de meisjes het doodzielig vindt, haar opzoekt, troost en van de weeromstuit maar mee klaagt over die andere kinderen. Als geen van de meisjes komt troosten, wacht ze tot ze haar moeder ziet en gooit zich snikkend in haar armen. Er is weer iemand schuldig. Iemand heeft wat gedaan of wat nagelaten en vanwege de vele irritaties die ze op deze wijze opwekt is dat regelmatig ook echt waar. Het is een verdrietige en moedeloos makende vicieuze cirkel. Tijdens de Kinderboekenweek doen Tim, Sam en Sean een geweldig leuk proefje in de klas. De volgende ochtend komt Maartje met een volle tas naar binnen. Ze wil ook een proefje voordoen. Met stijgende verbazing zien we dat ze precies hetzelfde proefje doet. Als Tim op wil springen leg ik mijn vinger tegen mijn mond. Hij houdt zich in. Laten we het maar negeren, leg ik uit als Maartje haar spullen de klas uitdraagt, misschien helpt dat. Tim knikt. In zijn ogen staat verbijstering te lezen.

vrijdag 16 oktober 2015

Column. Passend.

Het kamertje zit vol. De opa en oma van Tim zijn er, de beide leerkrachten van Tim, de interne begeleider, de directeur alsmede een behoorlijke vertegenwoordiging van Passend Onderwijs. Er zitten zo’n acht a negen volwassenen om de tafel geschaard. De problematiek rond Tim is groot. Er wordt dan ook lang en intensief vergaderd. Tim zit in een klaslokaal dat toevallig precies boven het kamertje ligt. Voor zijn klas staat een invaller. Voor zijn eigen leerkrachten is het al zeer inspannend om Tim in de groep te hebben, voor een invaller is het zo goed als onmogelijk. Tim schreeuwt, hij gooit met zijn spullen en hij weigert iets te doen. De invaller soebat, dreigt, smeekt maar Tim geeft geen sjoege. Zijn ogen staan wild in zijn hoofd en hij kijkt woest om zich heen: wie zal hij nu eens laten boeten voor de razernij die in hem woedt. Beneden staan ze op dat moment uitvoerig bij die razernij stil. Tim is zo boos, zo onhandelbaar. Waar komt het vandaan? Er worden verklaringen gezocht, gevonden en weer verworpen. Er worden behandelstrategieën geëvalueerd en nieuwe besproken. Werkt dit? Nee? Dan werkt misschien wel dat. Ook zijn medicatie passeert de revue. Het is allemaal nog niet goed ingeregeld. Het is lastig want er spelen zoveel zaken bij die jongen. Ondertussen heeft Tim een slachtoffer op het oog. Iets irriteert hem plotseling mateloos aan Madeleine. Madeleine kijkt met grote angstogen naar haar klasgenootje. Blijft hij waar hij is of komt hij op haar afgestormd? Hij komt op haar af gestormd en wel met gestrekt been. Gelukkig raakt hij een stoel. Madeleine is net op tijd weggesprongen. De invaller pakt Tim bij zijn arm beet. Ze kan niet anders. Tim is nu echt een gevaar voor zijn klasgenootjes. Hij rukt als een bezetene om los te komen. Laat me los! Laat me los, krijst hij. Ondertussen raakt hij alles wat hij maar raken kan. Er zitten nu zo’n vijf leerlingen niet meer op hun plaats. Schriften vallen op de grond, tafels raken van hun plaats, stoelen vallen om. De invaller probeert Tim naar de deur te sleuren maar hij verzet zich hevig. Laat me los. Laat me los. Onder hen heeft de oma van Tim het woord genomen. Het gaat en het gaat niet, zucht ze maar het zou beter gaan als de leerkracht van de donderdag…en hup daar wordt een verwijt op het bord van een van de leerkrachten gelegd. Er ontstaat enige verwarring. Wat is er dan gebeurd? Wanneer dan? Hoe is dat opgelost? Is het wel opgelost? Er wordt wat over en weer gepraat. De kou gaat weer uit de lucht. Dan komt er een plan van aanpak op tafel. Als we nog eens zus of zo en de medicatie instellen op dit en dat. Boven is de klas onder leiding van de invaller afgezakt naar de derde kring van de Hel van Dante. Tim staat inmiddels op de gang waar hij de bibliotheek op geheel eigen wijze aan het herschikken is en in de klas heeft Daan zich een goed vervanger van zijn klasgenoot getoond. Hij staat op het bureau en wil er niet af. Daan heeft ADHD, het is allemaal maar net beheersbaar behalve op deze momenten. De invaller is de wanhoop nabij en haalt hulp bij een buurklas. Ondertussen sleept de vergadering zich beneden voort. De leerkrachten wanhopen, de interne begeleider noemt op wat er allemaal al gebeurd is, de gedragskundige adviseert, de orthopedagoog oppert, de directeur notuleert, de begeleider schrijft de punten voor het nieuwe behandelplan op. Boven doen inmiddels twee leerkrachten verhitte pogingen Daan van het bureau te krijgen. In de bibliotheek is het een rotzooi. Twee ontregelde klassen kijken ademloos toe.

zaterdag 3 oktober 2015

Column. Ja Maar

Ze zijn leuk, de leerlingen van mijn groep 6 en 7, stuk voor stuk. Behalve als ze niet leuk zijn. En ‘niet leuk’ zijn ze vooral als groep. Er valt nog een wereld te winnen aan saamhorigheid, verantwoordelijkheid en samenwerking. Dat is niet erg. Ik moet toch nog wat te doen hebben nu ik het aantal dienstjaren bereikt heb waarop het inhoudelijke deel van dit vak gesneden koek voor me is. Het is soms wel ergerlijk: Juuff…ik ben mijn boek kwijt. Ik kan mijn pen niet vinden. Ik heb geen liniaal gekregen. Ik wist niet dat ik die som ook nog moest maken. Dat had je niet gezegd juf. Dat heb ik niet gehoord juf. Het is een hele klus om een rekenles op deze wijze ordelijk te laten verlopen. Ik laat het dan ook vermaningen regenen: heb ik gezegd dat je samen mag werken? Gisteren mocht het anders wel juf. Waar is je uitrekenblaadje? Ik maak dit uit mijn hoofd juf. Waarom ben je bij Bart gaan zitten? Mag dat niet dan? Ook in sociaal opzicht is er veel onrust. Het zijn vooral hun antwoorden die me verontrusten: waarom doe je dat? Anna doet het ook. Waarom zeg je zoiets lelijks? Mascha zegt het ook. Is het waar dat je Sean geschopt hebt? Hij schopte zelf. Sia, ik hoor net dat Sara verdrietig is omdat je gezegd zou hebben dat ze rare schoenen aan heeft. Klopt dat? Ach, het was maar een grap juf. Ik word pinnig van dit soort reacties en ongemakkelijk. Kom maar weer de klas in Sjoerd, je bent al drie keer achter je computer weggelopen. Ja maar.. Waarom sta je achter me, je kunt toch je rode stip op tafel leggen als je wil dat ik kom? Ja maar.. En vrijwel nooit volgt er een antwoord dat voldoet. Een antwoord waarvan ik denk, o ja dat had ik even niet gezien. Het is onrust, impulsiviteit en in een enkel geval onwil. Er is een lange weg te gaan met dit stel en die weg bewandel ik niet altijd even opgewekt en geduldig. Waarom heb je deze taak niet afgemaakt? Moest dat dan? Ik denk dat ik dat drie keer gezegd, het kan ook vier keer zijn. O, wist ik niet. Juf, ze wilden mij in de pauze steeds maar naar Armin sleuren. Ze zeiden dat ik op hem ben. Ik vond dat heel vervelend. Verbaasd schud ik mijn hoofd. Ik stond op het plein Sharon. Ik heb het gezien. Je vond het heel erg leuk. Ja juf maar nu niet meer. Heb je ze dat verteld Sharon? Nee, dat niet juf. Met deze groep is het soms simpelweg teveel gevraagd om het groepsproces te sturen. Er is teveel gedoe met teveel leerlingen. Juf, Jasmijne doet irritant. Ze kijkt steeds achterom. Klopt dat Jasmijne? Ja, maar dat doet zij ook wel eens. Waarom zitten jullie zo te hakketakken in dit groepje? Wat is hakketakken? Dat gemopper, die flauwe soms kwetsende grappen die jullie vandaag steeds maken. Wat is kwetsen? Elkaar pijn doen. O maar dat doen zij ook hoor. Vanwege mijn vele interventies, drieste maatregelen en niet zachtzinnige sancties zag ik een beetje op tegen de kennismakingsgesprekken met hun ouders. Er kwam echter geen onvertogen woord. Ook over de band met mijn leerlingen was ik bepaald niet tevreden de eerste weken na de vakantie. Op een dag zak ik om kwart over drie vermoeid achter mijn bureau. Ik ben uitgeteld. Er blijft echter een aantal leerlingen achter. Ga eens naar huis, zucht ik. Juf, we wilden even zeggen dat we het heeeel errug leuk vinden bij jou. Ik kijk verbijsterd op. Dat kan niet, antwoord ik naar waarheid. Ze knikken enthousiast. Echt waar hoor juf.

zondag 20 september 2015

Column. Twijfel.

Ze zijn zo klein, constateer ik verbaasd, als ik mijn nieuwe groep eens wat beter in me opneem. Bij veel leerlingen bungelen de benen zo’n tien centimeter boven de vloer. Er zijn al zeker vijf leerlingen komen klagen dat ze de tafel en de stoel te hoog vinden. Dat is andere jaren altijd andersom. Ook qua gedrag geven sommige leerlingen eerder de indruk in groep 5 te zitten dan in groep 6. Zo is Jasmijne vandaag al voor de vijfde keer van slag. Je hebt nu wel genoeg gehuild, zucht ik tamelijk onredelijk. Ik heb nog geen enkel idee wat Jasmijne beweegt. Dat geldt ook voor Armin. Hij lijkt geen moment te horen wat ik zeg. Hij tuurt uit het raam of houdt anderen van het werk. Het duurt niet lang of ik ontsteek in razernij over zijn gedrag. Even daarvoor heb ik uitgebreid toegelicht hoe een topo-repetitie ingeoefend moet worden en de bijbehorende huiswerkbladen uitgedeeld. Als Armin naar huis gaat heeft hij niets bij zich. Waar is je huiswerk, vraag ik. Huiswerk? Armin kijkt mij bevreemd aan. Topo Nederland, licht ik toe. Topo Nederland? Ja, die bladen die iedereen in de hand heeft, wijs ik. Armin kijkt verbaasd rond. Ga ze maar zoeken, grom ik. Armin zoekt wat halfbakken in zijn kastje. Ik heb ze niet, mompelt hij tegen een klasgenootje, ze zegt dat ik ze heb, maar ik heb ze niet. Met stevige passen been ik naar hem toe. Wat hoor ik daar, geef je mij de schuld? Armin kijkt omhoog. Nee, ik geef je niet de schuld maar misschien ben je me gewoon vergeten. Ik ben nog maar net bekomen van deze brutaliteit als Jasmijne voor de zesde keer huilend binnenkomt. Ik ben mijn tas kwijt, snikt ze. Achter haar staan twee meelevende klasgenootjes: Tara en Sia. Ze slaan de armen om haar heen. In optocht vangen we een zoektocht aan en vinden de tas uiteindelijk in groep 4. Jasmijne gaat blij en opgelucht naar huis. Als ik naar mijn klas terugloop knaagt er twijfel. Was het toeval dat die tas daar lag? En waren Tara en Sia werkelijk echt begaan met Jasmijne? Diezelfde ochtend was er nog een vervelend akkefietje geweest rond Sia. Jasmijne had haar derde huilbui van die dag en Sia bleek de oorzaak. Toen ik Sia om opheldering vroeg, keek ze me verbaasd aan. Toen we een spelletje gingen spelen zei ik alleen maar: we moeten Jasmijne er wèl bijnemen, licht ze toe. Dus je bedoelde het aardig, concludeer ik. Ja natuurlijk juf. Als ik de rest van het groepje vraag of deze versie de juiste is blijkt het omgekeerde het geval. De opdracht om Jasmijne bij het spel te betrekken was van de gymjuf gekomen. De klemtoon in de zin van Sia had op het woord ‘moeten’ gelegen. Als ik terugkom in de klas staat Armin er nog. Juf, zegt hij vriendelijk, ik wil je nog even vertellen dat ik zo vaak uit het raam kijk omdat ik last heb van mijn nek. Ik kan niet goed buigen, snap je? Ik knik maar ik aarzel opnieuw hoe ik dit nu in moet schatten. Net zoals de twijfel knaagt bij de eerste samenwerkingsopdracht aan deze groep: accepteer ik deze herrie omdat ze het nog moeten leren of stop ik acuut? Net zoals ik aarzel bij de eerste computeropdrachten in de gang: is het enthousiasme waarmee ze op hun stoel zitten te wippen en door de gang roepen hoe cool dit allemaal is nog te verdragen voor andere klassen of zal ik ze maar naar binnen halen. Ben ik te streng, te makkelijk, laat ik me van alles wijsmaken, beoordeel ik het te hard? Na al die jaren ben ik aan het begin van het schooljaar nog net zo’n twijfelaar als in het begin van mijn loopbaan.

maandag 7 september 2015

Huilen

Juf! Zonder op te kijken weet ik dat het mis is. Het is hoorbaar in de stem van Jasper. Een klein beetje weliswaar maar net genoeg om te horen dat Jasper een manhaftige poging doet om zijn emoties in bedwang te houden. Hij wil niet huilen. Onder geen beding. Ik draai me naar hem toe. Zeg het maar. Ze doen dat spel weer juf, hakkelt hij, en ik ben steeds de pineut. U heeft dit spel verboden dus ik doe niks terug maar nu tikken ze me de hele tijd. Ik kijk naar zijn groepsgenootjes. Er speelt iets rond hun lippen. Er is op gezette tijden niks zo leuk als Jasper een beetje jennen. Hij reageert namelijk altijd. Zelfs als hij probeert niet te reageren. Ik zie het vaak aan de ingespannen wijze waarop hij schrijft. Alsof hij een mantra herhaalt: niet opkijken, dan gaat het misschien over. Niet opkijken dan....maar hij kijkt toch op. Om vervolgens te constateren dat het waar is. Ze hebben hem opnieuw in het vizier. Hij weet dat het beter is om het te verdragen dan om het mij te melden maar hij houdt het niet vol. Hij kan er gewoon niet tegen. Het raakt hem diep. Zou ik willen zorgen dat het stopt? En ja daar zorg ik dan voor. In de pauze neem ik de daders monsterend op. Waarom toch, zucht ik terwijl ik mijn armen wanhopig ophef. Hij is jullie vriend. Jullie kunnen het doorgaans prima vinden met elkaar en dan ineens veranderen jullie in van die geniepige pestkopjes. Leg dat eens uit! We plagen elkaar allemaal wel eens, antwoordt Thomas, alleen Jasper kan er niet tegen. En hij reageert gewoon altijd, vult Derek aan, dat vinden we dan leuk. Is het dat ook, vraag ik, is het echt leuk? Nee, nu niet meer,antwoordt Thomas, als ik erover nadenk is het helemaal niet leuk. Maar het gaat soms gewoon vanzelf juf, dan meen ik het helemaal niet zo en dan reageert hij zo overdreven en dan ga ik maar gewoon door. Jasper is overgevoelig, zeg ik, hij is heel serieus en heel gevoelig. Zijn vrienden knikken. Je zou dat ook gewoon kunnen accepteren en er rekening mee kunnen houden. Ze kijken elkaar aan. Dat is waar, dat is goed, dat gaan ze proberen.. Het gaat inderdaad een poosje goed en dan ineens....juf! Daar staat Jasper weer. Onmachtig, huilerig, in de war. Op een dag houd ik niet zijn vrienden maar hem in de pauze binnen. We moeten eens praten. Dat is goed. Jasper kijkt me benauwd aan. Ik vind het vervelend voor je dat je je zo voelt, zeg ik. Om die reden probeer ik je ook steeds te helpen. Jasper knikt om het hardst. Maar daar stopt het niet door. Jasper schudt zijn hoofd hevig heen en weer. Ik weet het. Ik weet het, zegt hij, ik moet het zelf doen maar ik weet niet zo goed wat ik moet doen. Het valt ook niet mee om er wat tegen te doen, zeg ik, op jouw leeftijd kunnen jongetjes heel vervelend doen tegen elkaar. Dat stopt wel een keer maar daar heb je nu niets aan. Je moet maar gewoon eens wat proberen. Kijk maar eens wat werkt. Schreeuw ze bij je weg, stampvoet, duw desnoods. Ik neem je niets kwalijk. En als het echt niet lukt kom je maar weer bij mij. Jasper knikt. Drie dagen later wordt de les plotseling onderbroken door een luide krijs. En nou houden jullie op! We kijken allemaal verschrikt op. Jasper is rood, rood en boos. Tim en Thomas kijken verbaasd en verschrikt in zijn richting. Goed zo, zeg ik waarderend tegen Jasper. Neem ze te grazen, pak ze aan! Jasper buigt zich weer over zijn werk. Hij lijkt opgelucht.

vrijdag 19 juni 2015

Column. Doos

Aisha is een heel nauwgezet meisje. Ze is er van overtuigd dat het leven geen lolletje is. Het is haar een raadsel hoe achteloos andere kinderen soms kunnen zijn. Huiswerk niet in orde? Afkijken bij een repetitie? Het onthutst haar zo erg dat ze mij regelmatig op de hoogte komt stellen van de overtredingen van anderen. Niet zo zeer om te klikken maar om haar verbazing uit te spreken. Hoe kan het toch dat sommige kinderen zo maar hun eigen gang gaan? Vandaag houdt Aisha een spreekbeurt over de koran. Ik zie haar ’s morgens vanuit de deuropening van mijn lokaal aankomen. Ze houdt een plastic zak met twee handen vast en kijkt wat angstig naar de ruw langs haar heen lopende leerlingen. Ik begrijp het meteen: in die zak zit de koran. Ze heeft me zorgvuldig geïnstrueerd. Niemand mag het boek vastpakken zonder daar bij een bepaalde zin uit te spreken. Ik ook niet. U bent geen moslim, zei ze streng. Ik had haar plechtig beloofd dat niemand het boek vast zou pakken. Aisha ziet echter geen kans om haar jas uit te doen zonder de tas neer te leggen. Ze aarzelt. Dan loopt ze op me af. Houdt u hem toch maar even vast, zegt ze. Plechtig sta ik met de tas in de handen en wacht tot ze terug is. Als ze met haar spreekbeurt begint is het doodstil. Aisha staat met zo’n ernstig gezicht voor het digi-bord dat ze die stilte vanzelf afdwingt. Ze vertelt over de koran, de moskee, Mohammed, Allah. Op het moment dat ze een plaatje van de Kaaba laat zien, schiet Tiemen verrast omhoog. Hij is duidelijk onder de indruk van het gebouw. Het lijkt eigenlijk wel wat op een doos, peinst hij. Aisha schrikt heftig. Op zijn beurt schrikt Tiemen van haar reactie. Er valt een wat verwarrende stilte. Wat gebeurt er nou? Aisha herpakt zich en vervolgt haar verhaal. Ze slaagt erin om tot het eind toe de aandacht op een intense manier vast te houden. Dan mogen er vragen gesteld worden. Tiemen steekt zijn vinger op. Waar schrok je nou zo van toen ik zei dat het gebouw op een doos lijkt. Omdat je de profeet beledigt, antwoordt Aisha. Maar ik ken de profeet helemaal niet, verdedigt Tiemen zich, ik bedoelde het ook niet vervelend. Aisha is echter niet te vermurwen. Je zegt zulke dingen niet over de profeet! Tiemen kijkt mij hulpeloos aan. Hij bedoelde het niet vervelend en dat is wat telt, zeg ik. Aisha haalt boos haar schouders op. Ik heb kennelijk geen autoriteit op dit gebied. Sam steekt zijn vinger op. Wat gebeurt er als je per ongeluk vergeet die woorden te zeggen als je de koran oppakt? Aisha valt stil. Ze moet nadenken. Dan schiet het haar te binnen. Dan moet je branden, zegt ze ferm. De stilte die valt is nu werkelijk oorverdovend. Branden? Jeetje. Sam steekt opnieuw zijn vinger omhoog. Ken jij iemand die moest branden, vraagt hij. Aisha schudt haar hoofd. Niemand vergeet die woorden, zegt ze. Sam steekt onmiddellijk opnieuw zijn vinger op. Heb je dan wel eens gehoord dat iemand branden moest, ergens op de wereld? Aisha schudt haar hoofd. Nee, daar heeft ze nog nooit van gehoord. De klas haalt opgelucht adem. Dan haalt ze een gebedssnoer tevoorschijn. O ja, dit ben ik nog vergeten te vertellen. Dit is een tasbih. Het wordt gebruikt om gebeden mee op te zeggen maar soms ook gewoon om je vingers mee bezig te houden. Ik zal het even rond laten gaan. Aisha geeft het snoer aan het kind dat voor haar zit. Ik schiet overeind. Doe er voorzichtig mee, waarschuw ik. Aisha schiet in de lach. Dat hoeft niet hoor juf, het is gewoon plastic.

zaterdag 6 juni 2015

Column. Verloren.

Het is misschien wel mis gegaan toen de leerkrachten van groep 1 en 2 hun kussentje moesten inleveren. Dat kussentje waarmee ze op de rand van de zandbak zaten terwijl ze een kopje thee nuttigden en zo nu en dan een vechtpartij om een stuurkar oplosten. Schooladviesdiensten waren van mening dat leerkrachten mee moesten spelen met hun leerlingen. Didactisch en pedagogisch hoorden de toenmalige kleuterleidsters honderd procent van de tijd paraat te staan. Niet de fantasie van de leerling werd uitgangspunt tijdens het spel maar de fantasie van de leerkracht. Het kwam waarschijnlijk voort uit jaloezie (lekker baantje zo met je hoofd in de zon en je billen op een kussentje) of anders uit een veel te kunstmatige visie op onderwijs. Het lijkt er in ieder geval op dat er hele generaties kinderen opgroeien die niet goed meer kunnen (buiten)spelen. Het is allemaal zo weer klaar, al die spelletjes van ze. Er zit kop nog staart aan het spel. Ik zie het vanuit de positie waarin in vanaf mijn vakantieverblijf uitzicht heb op een speeltuin. Hier gaat een meisje even op de schommel. Daar klimt er een jongetje een paar seconden op de pingpongtafel. Soms komen er twee kinderen stoer met de bal onder de arm het veld op om vervolgens minuten lang wat onduidelijke regels met elkaar te bespreken, twee keer over en weer te trappen en dan hoppa…de speeltuin weer uit te lopen. De ene keer moet oma mee om de schommel te duwen. Een andere keer komt papa mee om te laten zien hoe goed hij voetballen kan. Ook in het park waar ik vaak met mijn hond loop is overal aan gedacht. Nou ja..niet aan de hond. Die arme lieverd mag er praktisch niets. Maar voor kinderen is het een walhalla. Prachtige houten klautertoestellen zijn er verrezen, een houten schip dat half in het water staat. Er kunnen bruggetjes gebouwd worden. Het wemelt van de geheimzinnige bosjes. In de winter kun je met de slee naar beneden suizen langs hellingen. Er is een voetbalveld. Het is een prachtige plek om op te groeien. Ik zie er echter nooit een kind. Ook in de klas valt het me op hoe weinig fantasie leerlingen zelf hebben. Het programma is overvol, hun weekagenda’s puilen uit van de vervolgopdrachten want ook op dit gebied hebben schooladviesdiensten behoorlijk huisgehouden maar alles stokt, alles komt tot stilstand als ik de opdracht geef om het laatste kwartier iets ‘voor jezelf te doen’. Het is een erg ouderwetse opdracht, ik weet het, maar ik kan het niet laten. Nou dat zal ik weten. Iets voor jezelf doen moet namelijk altijd op een computer. Er valt echte schrik af te lezen op hun gezichten als ik zeg dat ik eigenlijk aan iets anders dacht. Dat kan ik toch niet menen? Als de ernst tot ze doorgedrongen is dan zijn er natuurlijk altijd wel een aantal kinderen die zich goed vermaken maar er zijn er ook die wat bozig om me heen hangen: ik weet niet wat ik moet doen? Ik verveel me. Goed zo, zeg ik dan. Verveling is een mooi ding. Ik zou graag les geven in verveling. Daar komen de mooiste dingen uit voort. Ik heb nog altijd heimwee naar die eindeloze lege tijd die mij vroeger wachtte na schooltijd en in de vakanties. Er waren net zoveel verhalen over kinderlokkers en griezelige moorden als in het huidige tijdsgewricht maar het maakte voor mijn onbekommerde zwerfpartijen over de Veluwe niets uit. Weet u niets dan, vraagt de verveelde leerling mij nogmaals enigszins verwijtend. O ja ik weet het wel. Maar daar zit nu net het probleem. Ik wil niet dat mijn fantasie aangesproken wordt maar die van hun. We hadden ze nooit binnen moeten laten, die schooladviesdiensten.

dinsdag 26 mei 2015

Column. Empathie

Voorheen was het hoofd der school de baas. Dat kwam mij niet altijd goed uit. Van het principe van een hiërarchie begreep ik altijd wel de logica, de noodzaak zelfs, maar in de uitvoering ging er nogal eens iets mis. Iets doen omdat de baas het zegt is geen groot talent van mij. Het is dan ook opmerkelijk dat deze rol het laatste decennium flink veranderd is: ik loop niet meer zo vaak te hoop tegen hetgeen er uitgevaardigd wordt door mijn baas. Integendeel. Ik voel eerder empathie voor het droeve lot dat hem of haar getroffen heeft. De rol van een schooldirecteur is heden ten dage die van een kapitein zonder mogelijkheden om ook maar in de buurt van het roer van zijn schip te komen. Er staan simpelweg teveel mensen in de weg: het bestuur, de inspectie, passend onderwijs, de minister, de staatsecretaris, de medezeggenschapsraad, de GMR, het management team van de eigen school, de publieke opinie alsmede op hun recht staande ouders die geen enkele drempel meer zien als ze naar school stuiven. Een schooldirecteur kan hooguit zwalkend enige voortgang proberen te boeken met zijn schip. Hier roept iemand dit, daar roept iemand dat. Vandaag wordt rapport 1 naar binnen geschoven. Morgen verschijnt pamflet 2. Moet ik daar echt nog tussen gaan staan en hard mee roepen? Ik breng liever een kopje koffie. De dagen van een doorsnee directeur lijken uit een aaneenschakeling van impulsen, voorvallen en schermutselingen te bestaan. Hier zet een aantal leerlingen de boel op de kop bij een invaller, daar staat een drietal ouders bij het hek kwaad te spreken. Collega A. komt binnen vanwege een omissie in het karakter van collega B. Collega C. is boos omdat ze overal alleen voor staat bij het organiseren van het paasontbijt. Een leerling uit groep 7 heeft een andere leerling een bloedneus geslagen en zit nu achter je in het kantoor. Het bestuur belt waar het Schoolplan blijft, een blik in het leerlingvolgsysteem maakt duidelijk dat vrijwel niemand de groepsplannen op tijd af heeft en collega nummer 4 heeft zich zojuist afgemeld met een zogenaamd legitieme reden om niet bij de personeelsvergadering aanwezig te zijn. En steeds opnieuw die afweging: moet ik op mijn strepen gaan staan of zal ik het maar laten? Maak ik er een punt van tijdens de beoordelingsgesprekken van mijn personeel of moet ik maar accepteren dat het gaat zoals het gaat. Sla ik met mijn schoen op tafel tijdens vergaderingen of ben ik er meer mee gebaat dat de sfeer een beetje leuk blijft. Ga ik akkoord met het beroep dat het bestuur op mij doet ten aanzien van allerlei school overstijgende klussen of steek ik die tijd liever in mijn eigen school? Als ondergeschikte ben ik een beetje week geworden ten aanzien van de lastige positie waar schooldirecteuren in verkeren vooral als er weer eens een zijn biezen moet pakken omdat hij door dat enorme krachtenspel omver geblazen is. Maar er is natuurlijk wel een grens aan deze weekheid. Kom op dames en heren! Treed eens op. Klauter uit dat moeras van eisen en tegenstrijdige verwachtingen. Dit komt niet meer vanzelf goed. Ontwikkel een visie op leidinggeven. Enthousiasmeer. Stel hoge eisen aan het personeel maar sta altijd achter ze bij problemen. Laat iedereen netjes op de deur kloppen en een afspraak maken, ook het bestuur en de ouders. Haal zinvolle scholingen binnen. Creëer sfeer in de school, organiseer zo nu en dan spetterende feesten en ontworstel de school en het team aan de waan van de dag. Met een beetje lef is het een prachtig beroep. Er staat nergens geschreven dat schooldirecteuren boksballen horen te zijn met wie zelfs het meest inspraakgevoelige type medelijden krijgt. Neem ook geen enkel advies meer aan, behalve natuurlijk het mijne!

maandag 11 mei 2015

Column. Gymles

In het hok, achter een kast zit Bas. Hij zit daar al even. Ik loop naar Kenneth. Moet hij daar nu de hele les blijven zitten? Kenneth kijkt mij aan. Bas was wel erg vervelend, zegt hij. Ik knik. Dat is waar maar de hele les? Ik had hem gewaarschuwd juf! Dat is ook waar, antwoord ik, maar toch.. Kenneth geeft zich gewonnen. Hij loopt hij naar de kast. Doe maar weer mee, zegt hij grootmoedig. Bas staat op en kijkt mij opgelucht aan. Maar nog een ding, zegt Kenneth dreigend. Bas draait zich om. Ja? De volgende keer kun je je aankleden! Dat is goed, zegt Bas gedwee. Kenneth vervolgt zijn les. Hij geeft een les free running. De les is heel goed voorbereid. Het is wonderlijk hoeveel overwicht en overzicht hij heeft. Het niveau ligt op derdejaars pabo. Ik overdrijf niet. Kenneth is niet de enige die zo goed lesgeeft. Ook Thomas verandert van een wat onzekere, onopvallende knaap in een stevige leider als hij hockeylessen geeft. Kijk, je houdt de stick zo vast en dan sla je de puck met een slag…Doortje, je let niet op, straks weet je niet wat je doen moet! Sorry Thomas. In orde Doortje, ik zal het nog eens vertellen. Kijk.. Hij loopt aandachtig rond tijdens de les. Hier corrigeert hij een houding, daar doet hij het een keer voor en elke keer als iemand probeert de aanwijzingen in de wind te slaan snelt hij naar zijn klasgenoot toe. Wat zei ik nu? O ja. Sorry. Gymles geven is ontzettend belangrijk voor deze groep 7. Hun zelfstandigheid bij deze lessen kwam geheel organisch tot stand. Een aantal jongens vroeg op een goed moment of ze sommige lessen zelf mochten geven en ze bleken dit zo goed te kunnen dat ik het prima vond. Ik grijp alleen nog in als het onveilig dreigt te worden of als ze teveel van elkaar vragen. Als ze niet durven dan hoeft het niet Thomas. O nee, dat is ook zo juf. Zowel Thomas als Kenneth snappen niets van niet durven of niet kunnen. Ze denken dat iedereen met een beetje lef en toewijding wel verder komt. Dat is natuurlijk ook zo maar dan kennen ze de toewijding waarmee de brigade van de omgeklapte enkeltjes hun onvermogen kracht wenst bij te zetten nog niet. Doortje en Aisha zijn niet voor de poes: zien jullie niet hoe zwaar ons alles valt. Nee? Dan gaan we wel huilen. Er doet altijd wel iets zeer. Zelfs bij een sprongetje van een halve meter wellen er al tranen. Daar snappen deze jongens niets van. Probeer het maar, zeggen ze lief, zal ik je een hand geven. Als de sprong gewaagd en het enkeltje bezeerd is dan rennen ze naar het toilet om een nat doekje voor het vermeende slachtoffer te halen. Zo schattig. Omdat Thomas en Kenneth zo goed zijn volgden de andere jongens al snel hun voorbeeld. Er kwamen voetbaltrainingen, volleybaltrainingen, spellessen. Ze stonden in de rij voor mijn bureau om een afspraak voor een les te maken. Er volgden stevige discussies over de inhoud en het vervolg van de trainingen. En elke dinsdag om iets voor half negen staan ze me op te wachten bij de gymzaal met de lesvoorbereiding in de hand en een frons op het voorhoofd. Is er genoeg tijd om alles klaar te zetten? Zou dat en dat uit de kast mogen worden gehaald? Is er ook nog tijd voor een eindspel? En daar zit ik dan op de bank met de armen over elkaar. Ik ben dol op ze op zulke momenten. Tot ze zich aan moeten kleden. In de kleedkamer wordt de les namelijk nabesproken. En dan zijn het ineens weer jongetjes van 10.

zaterdag 18 april 2015

Column. Brandstapel.

Onlangs liet ik samen met mijn klas Catootje maar weer eens naar de botermarkt gaan. Het was zeker tien jaar geleden dat ik dit lied voor het laatst met een klas gezongen had- ik dacht dat mijn leerlingen het maar een oudbakken gevalletje zouden vinden- maar het bleek een instant hit. Kettingliedjes zijn erg populair dit jaar. Ze stelden meteen voor om met dit lied de bühne op te gaan bij de Sterrenparade. De rollen werden verdeeld en Myrthe sleepte een hele kist met verkleedkleren mee naar school. Binnen de kortste keren stonden ze allemaal vrolijk uitgedost op een botermarkt. Er was echter een probleem tijdens het instuderen van het lied: die dikke meid. Het opvoeren van een dikke meid op het toneel was bepaald geen handeling waarmee ik ‘kanjerjuf van de week’ zou kunnen worden. Twintig jaar geleden kon ik het meisje dat haar verbeeldde nog flink inzwachtelen en onbekommerd lekker laten zoenen maar nu zou het benadrukken van haar omvang de wenkbrauwen van de toeschouwers ongetwijfeld omhoog laten gaan. Ik was een tijdje in dubio. De afweging die ik moest maken deed me denken aan een voorval bij een bezoek aan een opera van Purcell. Ik raakte in gesprek met een dame die zich verontwaardigd toonde over het on-feministische gehalte van het werk. Ik deelde deze verontwaardiging niet. We hebben het hier wel over de 17e eeuw, bracht ik verbaasd in. Ze was echter onvermurwbaar. De vrouwonvriendelijkheid stoorde haar en daarmee uit. De tekst van Catootje komt ook uit een ander tijdsgewricht. Kan ik dat nu zo laten omdat het toen heel gewoon was of moet ik het aanpassen aan de moderne opvattingen over wat hoort en niet? Na ampel beraad besloot ik er maar een lieve meid van te maken. Een kleine aanpassing vanwege het voortschrijdend inzicht en zo meer. Er wordt immers in de loop van de tijd wel meer overboord gekieperd vanwege dat inzicht. In mijn jonge jaren als juf sneuvelde De Olijke Tweeling. Een serie jeugdboeken, geschreven door Arja Peters. Van de een op de andere dag werden deze boeken door met name bibliothecaressen in de ban gedaan. Het taalgebruik deugde niet, de karakters waren te stereotiep. Gehoorzaam mikten wij de boeken ook op school in de papiercontainer. Grappig genoeg overleefde de serie de brandstapel wel. Er komen namelijk nog steeds nieuwe deeltjes uit. Hertaald en aangepast aan de nieuwe politiek correcte normen. Een serie die echter niet te redden was –en terecht- is Piempampoentje, Pompernikkel en Piepeling door Piet Broos. Geschreven in de jaren veertig van de vorige eeuw. Het boekomslag maakt meteen duidelijk waarom. Alleen de Klu Klux Klan zou er nog belangstelling voor kunnen hebben. Ik durf bijna niet te schrijven dat ik die boeken in bezit had en zelfs graag las. Ik voel me met terugwerkende kracht schuldig. Waar je echter nooit op verdacht kunt zijn in een klas is hoezeer leerlingen zelf met een tekst aan de haal kunnen gaan. Zo zal ik hier maar niet expliciet beschrijven wat er ooit eens ’s avonds allemaal met de arme Dina in de keuken gebeurde. Er hoorde enthousiast op een banjo gespeeld te worden maar met dit stel kinderen ging het er beduidend minder onschuldig aan toe. Ik deed het lied de rest van het jaar in de ban. Een andere ban die ik ooit eens uitsprak betrof ‘de haan is dood’. Halverwege het aanleren van dit lied aan mijn nieuwe groep viel me op dat de leerlingen dit keer wel erg enthousiast mee zongen. Ik keek wat achterdochtig om me heen maar er viel me niets op. Dus zette ik opnieuw in. Tot Rudie plotseling in tranen uitbarstte. Ik stopte abrupt en vroeg wat er was. Hij heet ‘de Haan’ juf, lichtte Rosa toe terwijl ze me verwijtend aankeek.

zaterdag 4 april 2015

Column. Goed Beter Best

Ooit was het vergelijken van leerlingen en hun leerresultaten een pedagogische doodzonde. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw moest je er echt niet mee aankomen. Ieder kind was namelijk speciaal. Ook leraren werden niet beoordeeld of vergeleken met elkaar. Het hoofd der school gaf zelf les en had om die reden geen tijd om zijn personeel te beoordelen. Zo nu en dan kwam er een inspecteur op bezoek maar zijn bevindingen waren arbitrair en hadden amper consequenties. Nu wemelt het van de beoordelingsinstrumenten: van de Citotoetsen en methodetoetsen bij leerlingen, de beoordelingsinstrumenten voor leraren tot de audits van allerlei instanties in de hele school. De inspectie valt niet zomaar meer binnen maar kondigt haar komst uitgebreid aan. Als het niet in orde is, dan komt de inspectie terug, en nog eens, en nog eens. De interne begeleider komt kijken, de directeur komt inventariseren. En alles wordt geboekstaafd tot het eind der tijden. Kortom het is een drukte van belang daar op de drempel van de klas. Vergelijken, beoordelen, de maat nemen, deze zaken lijken een ding gemeen te hebben: het is nooit genoeg. Het gaat niet om een C-score bij Cito, nee het gaat om een hoge of lage C-score, of wacht…die categorieën zeggen onvoldoende, laten we er Romeinse cijfers van maken, dan weten we meer. Het gaat niet om een vruchtbaar gesprek tussen directeur en leraar waarin ze de tijd nemen om elkaar eens uitgebreid te spreken over de meest wezenlijke dingen op school, nee het gaat om het invullen en plichtmatig afwerken van lange lijsten competenties. Niet alleen de ouders, ook de leerlingen zijn steeds beter gaan kijken waarin zij zich onderscheiden ten opzichte van elkaar. Wat heb je immers aan een A-score als vijf andere leerlingen in de klas ook zo’n score hebben? Dus bestuderen ze de grafieken die meegegeven worden bij het rapport heel zorgvuldig: kijk haha, ik heb hier een hogere A dan jij! De hamvraag is natuurlijk: wordt het er allemaal beter van? Ik denk van niet. De huidige situatie in de Verenigde Staten maakt akelig duidelijk dat het meten van resultaten geen natuurlijk einde kent met als gevolg dat men op de public schools alleen nog twee dingen doet: toetsen en oefenen voor de toets. Het koppelen van de resultaten van de leerlingen aan de inspanningen van hun leerkrachten leidt daar inmiddels tot schrijnende want volslagen onterechte ontslagrondes en veel burn-outs. Niemand wil in de Verenigde Staten inmiddels nog leraar worden. Het harteloze systeem heeft de hele beroepsgroep vogelvrij verklaard. Die kant kan het hier ook zomaar opgaan. Goede leraren moeten het vooral hebben van hun intrinsieke motivatie, hun speelsheid en hun vermogen om snel en goed waar te nemen en te anticiperen. Op achterdocht gestoelde controles zorgen ervoor dat zij eerder slechter presteren dan (nog) beter, terwijl leraren wiens hart niet echt bij hun vak ligt geen haar beter gaan presteren door al deze bemoeizucht. Ze zijn namelijk vaak te druk met solliciteren naar een andere (hogere) functie, zo eentje waarbij ze zelf iedereen de maat kunnen nemen. De wereld heeft niet alleen toppresteerders nodig. Waarom zouden we alleen mensen willen opleiden die A-tjes vergelijken of met enorm veel bijles diep gefrustreerd en beroofd van alle lol in leren een hoge C-score bereiken? De wereld heeft ook kunstenaars, dichters, schrijvers nodig en –waarom ook niet-luiaards, dromers en lanterfanten. Er moeten auto’s gerepareerd worden en gebouwen schoongemaakt. Al dat toetsen, al dat vergelijken, al dat goed-beter-best gedoe leidt tot een diepe frustratie bij kinderen: het constante gevoel niet goed genoeg te zijn. Ik kan dit niet juf! We hadden gewoon gelijk in de vorige eeuw: vergelijken is een pedagogische doodzonde. Kinderen kunnen namelijk niet mislukken. Een systeem kan dat wel.

zaterdag 21 maart 2015

Column. Skills

Er zijn momenten dat mijn klas en ik elkaar niet begrijpen. Zo’n moment doet zich voor als het Jeugdjournaal een item laat zien waarin zangeres Anouk het publiek tijdens een optreden vraagt niet steeds door alle nummers heen te kwaken. Ga naar de kroeg of houd je mond dicht en luister, zegt ze. Terecht vind ik. Mijn klas is het echter in het geheel niet met haar eens. Natuurlijk moet je gezellig kunnen kletsen tijdens zo’n optreden. Wat een rare vrouw, die Anouk, wat een vreemde wens. Ook mij vinden ze soms een vreemde vrouw met rare wensen. Vooral mijn opdracht om tijdens schooltelevisie uitzendingen niet overal de hele tijd commentaar op te leveren vinden ze raar.In dit interactieve tijdperk val ik uit de boot met de opdracht om kennis zonder interruptie tot je te nemen. Mijn pogingen zijn regelmatig tevergeefs. Als het niet hardop mag dan doen ze het wel zachtjes maar commentaar blijven ze leveren. Er komt een moment dat iedere leraar op moet letten niet achterwaarts les te geven. Zeker als je -zoals ik- de grootmoederlijke leeftijd hebt bereikt.Ik mag dan bijna 60 zijn, er worden 21th century skills van me verwacht. Er zijn ook andere momenten waarop ik de aansluiting kortstondig mis: Sjoerd is een plaaggeest die de grens met kleine pesterijtjes soms overschrijdt. Het lijkt allemaal niet zo gemeend, het oogt ook vaak wat onhandig, hij biedt ook regelmatig zijn verontschuldigingen aan maar ondanks al mijn interventies stopt het niet. Op een dag zijn er aan het eind van de middag een paar minuten over en vraagt Thomas of hij een leuk filmpje mag laten zien. Het is een kort stukje uit een programma van Bert en Ernie waarin Bert Ernie plaagt door steeds van alle kanten achter hem op te duiken en‘kakhoofd’te roepen. Deze uit overwegend jongens bestaande groep vindt dat een geweldig leuke grap. Ze hebben de grootste lol. Ik zie mijn kans schoon. Als het filmpje is afgelopen loop ik naar voren, duik plotseling achter Sjoerd op en zeg ‘kakhoofd’. Ik herhaal dat een paar keer hinderlijk. Vervolgens gebeurt er iets opmerkelijks. Sjoerd kan er niet echt tegen en wordt een beetje rood maar ik zie dat hij heel goed snapt wat ik doe. De klas reageert echter verdeeld. Er zijn er die het heel leuk vinden dat Sjoerd met zijn eigen gedrag geconfronteerd wordt en er zijn er die geschokt zijn dat een juf zoiets doet. Ik zie ze verbaasd kijken. Een juf hoort kennelijk pedagogisch geheel verantwoorde lesjes te geven waar je van knikkebolt en vervolgens braaf zegt dat je het nooit meer zal doen. Koekjes van eigen deeg zijn uitwassen uit de vorige eeuw. Dezelfde geschoktheid merk ik ook aan veel reacties op het programma van Jo Frost op RTL. Haar stevige aanpak in situaties waarbij het in gezinnen volstrekt uit de hand gelopen is leidt tot veel ophef, er is zelfs een actiegroep op Facebook en Twitter die haar van de buis wil hebben. Haar aanpak zou schadelijk zijn voor kinderen. Kinderen horen opgevoed te worden, niet afgericht, voert deze groep aan. Zelf denk ik dat er in deze gezinnen allang veel schade aangericht is en dat Jo Frost niet veel anders doet dan die schade te herstellen zodat er opnieuw aan een goede relatie gewerkt kan worden maar kennelijk is er -terwijl ik maar wat onbekommerd les stond te geven in al die jaren- iets veranderd waardoor nu ineens Jo Frost een bruut is in plaats van een kundige hulpverlener en opvoeder. Dat geeft te denken. Ik vrees dus eigenlijk dat het te al laat is en dat ik met mijn aversie tegen de hedendaagse rubberentegel-pedagogiek allang met mijn rug naar de 21e eeuw sta. Ook mijn eigen boontje zal om haar loontje komen.

zaterdag 7 maart 2015

Column. Belonen.

Er wordt tegenwoordig heel wat omgedacht en vandaag doe ik even mee. Ik kreeg de geest toen ik las dat er ergens een school is waar de doorgaande ruimtes in het gebouw in twee delen zijn gesplitst: een baan om rustig te lopen en een om te rennen. Het leek me een geweldig idee. Ik begrijp goed dat veel leerlingen een dwingende behoefte hebben om te rennen. Al dat enthousiasme, al die levenslust, waarom zou ik daar in vredesnaam de hele dag tegen de keer gaan? Maar ja, het leidt tot ongelukjes, tot geduw, tot ruzie. Het zijn vaak jongetjes die flink snelheid maken en meisjes die flink omvallen, kleinere leerlingen die platgewalst worden door grotere leerlingen en bovenal: leraren die op weg naar hun lokaal erbarmelijk onder de voet worden gelopen. Een beetje beschaafde school wil zulke praktijken niet. Daarom vind ik dat idee van de aparte banen ook zo leuk: je neemt zelf de verantwoordelijkheid om je er tussen te gooien en als het mis gaat dan moet je niet zeuren. Een pracht van een levensles. Dat het zo makkelijk niet zal gaan weet ik natuurlijk wel. Tijdens sneeuwbalgevechten zijn er ook altijd leerlingen die wel willen gooien maar niet willen incasseren en dan als een haas de sneeuwbalvrije zone in glippen. Maar ook dat is een reden voor een mooie levensles: o,o,o wat ben jij een watje, roep ik regelmatig pedagogisch geheel verantwoord op de grens van die twee gebieden. Diezelfde inventieve school had ook een glijbaan naast de trap gemaakt. Geweldig. Ook mijn leerlingen glijden graag stiekem langs een rand van de trap. Een rand die wel speciaal voor dat doel gemaakt lijkt. Ik snap dat. Maar ja, glijden kan tot een onverwacht spectaculaire versnelling leiden die genadeloos hard kan eindigen op het plateau onder aan de trap. Tja, knik ik dan vriendelijk terwijl ik het slachtoffer overeind help, dit kan natuurlijk gebeuren als je glijdt. Een glijbaan zou echt een oplossing zijn. Toch krijg ik louter verbaasde blikken als ik deze standpunten over het voetlicht breng. In een school wordt gewoon niet gerend en niet van de trap gegleden. Zulks is taboe en dient bestraft te worden. En als het in grote getale toch gebeurt dan dient het met man en macht bestraft te worden. Omdat het met man en macht straffen als opvoedkundig wapen wat uit de tijd is, komt er altijd iemand op het idee om niet het slechte gedrag te bestraffen maar het goede te belonen. Zo lang ik lesgeef heb ik me altijd wat ongemakkelijk gevoeld bij dit op het eerste gezicht zo nobele streven. Beloond worden omdat je je goed gedraagt, het heeft iets raars. Het is ook lastig vaststellen wie er dan beloond moet worden. Voor je het weet wint de klas waarvan de leerlingen maar drie keer gerend, twee keer gegleden en een keer rumoer gemaakt hebben bij het binnenkomen. De andere klassen hadden een hoger gemiddelde en vallen dus uit de boot. Het kan eigenlijk niet anders dan tot veel administratie en natte vingerwerk leiden. Ook in afzonderlijke klassen wordt soms intensief gewerkt met beloningssystemen. Groepjes kunnen stickers winnen of zonnetjes op het bord verzamelen. Er worden beloningen in het vooruitzicht gesteld, cadeautjes uitgedeeld. En altijd is iedereen in het begin lyrisch: de kinderen (nooit zo stil geweest), de leraren (nooit zo fijn instructie kunnen geven), de ouders ( zoveel rustiger thuis). Het werkt totdat het niet meer werkt. En dat moment komt sneller dan verwacht. Sommige leerlingen houden het niet vol, verprutsen het voor hun groepsgenootjes, vinden dat even heel erg, proberen het opnieuw, falen weer en keren dan fatalistisch hun kont tegen de krib: het lukt toch niet en het kan me niks meer schelen. En daar sta je dan met je zonnetjes, stickertjes en andere cadeautjes.

zaterdag 21 februari 2015

Column. Missie

Ik herinner me nog hoe stomverbaasd ik was toen het team waar ik destijds deel van uit maakte de opdracht kreeg om een visie en een missie aan het papier toe te vertrouwen. Tot die tijd had ik geen enkele gedachte gewijd aan het verbijzonderen van de school. Er moest zo goed mogelijk en in een aangename sfeer les gegeven worden. Het leek ons dat dit voor alle scholen gold en we konden dan ook niets bedenken wat we op papier wilde zetten als zijnde uniek, bijzonder en alleen geldend voor deze school. Dus besloten we ferm dat we een ‘gewone school’ waren en dat we dat ook graag wilden blijven. Dat hadden we gedacht. Onze bazen waren pas content toen we zuchtend en steunend iets schimmigs en oncontroleerbaars in elkaar knutselden. Iets met veiligheid en uniciteit van ieder kind en zo meer. Onze missionaire visie of visionaire missie was zo algemeen geformuleerd dat niemand wist wat dat nu concreet betekende voor onze onderwijspraktijk. Daarna bleven we gewoon een gewone school. Tot we besloten dat -als dan toch de bedoeling was dat we ons verbijzonderden- Coöperatief Leren wel erg bij ons paste. Dat hadden we gedacht. Al dat samenwerkend leren was juist bezig volledig uit de tijd te vallen. Meerbegaafdheid, hoogbegaafdheid, individuele leerwegen, plusgroepen, basisgroepen, mingroepen, het waren de jaren des onderscheids in het onderwijs. Coöperatief was uit. Jammer dan. Op dat moment realiseerde ik mij dat het er niet (meer) toe deed wat ik samen met mijn collega’s bedacht of nastreefde met ons onderwijs. De school was in de loop van de jaren zo onlosmakelijk verbonden geraakt met een omliggend krachtenveld dat alle energie die uit zichzelf uit de scholen stroomde omgebogen of vervangen werd. Een toenemende hoeveelheid eisen, wensen en bevelen kwam met duizelingwekkende snelheid op de scholen af. Hoezo uniek, hoezo eigen visie en missie? Weer Samen Naar School, Passend Onderwijs, het bestuur, alsmede het ministerie, de inspectie en een heel leger onderzoekers, ouders, maatschappelijke pressiegroepen en woest ronddwalende tijdgeesten vuurden hun plannen op de scholen af. Doe dit. Laat dat. Teams hoefden niet meer zelf te bedenken waar ze in geschoold wilden worden, dat deed het krachtenveld wel voor ze. En zo kwamen er cursusleiders de school binnen die nooit tevreden waren want dan konden ze hun vervolgcursussen niet slijten. De ene instantie sommeerde een team minder klassikale instructie te geven en een andere sommeerde een team meer volgens de regels van de Directe Instructie te werken. De logica was vaak zoek, de eisen niet zelden tegenstrijdig. En men wilde steeds meer weten: toets dit, meet dat. En zo kon het gebeuren dat de opdracht aan scholen om een eigen visie en missie te bedenken uitdraaide op een overvloed aan visies en missies die vanuit het krachtenveld op de scholen afgevuurd werden. De grootste gemene deler was steeds: het is niet goed, het moet beter en wel meteen! Voor teams zat vaak niets anders op dan alles enigszins gelaten te ondergaan. Ja hoor. ’t Is goed. Leg daar maar neer. We lezen het wel een keer. Maar net toen ik dacht dat het mijn tijd wel zou duren, iets wat ik tot nu toe nooit dacht, verschenen er ineens kleine tekenen van opleving. De onderwijsziel bleek niet dood. Hij was hooguit even buiten westen geslagen. Overal op het internet en in het land duiken bewijzen op dat leerkrachten elkaar weer in hun gezamenlijke passie voor dit vak gevonden hebben. Tijdschriften, blogs, nascholingsgroepen, facebookpagina’s. The Crowd, edubloggers, Lesje op School, Het Kind, United4Education, Leraren met Lef, De nieuwe Leraar, op al deze plekken is er weer sprake van het terugvinden van het plezier in lesgeven. Er wordt autonomie opgeëist en gebied terug veroverd op het krachtenveld. Er is een nieuwe missie. Dit keer is het een mooie!

zaterdag 7 februari 2015

Column. Klaar juf!

Tijdens de Citotoets Begrijpend Lezen staart Tim aandachtig naar het plafond. Ik volg zijn blik maar zie niets bijzonders. Als hij even later weer in mijn blikveld opdoemt, zie ik dat hij al even aandachtig naar zijn schoenen staart. Is er iets, vraag ik. Tim schrikt op. Nee hoor. Even later zie ik hem naar de deur sloffen, als hij op de gang aankomt kijkt hij aandachtig om zich heen. Hij is duidelijk op zoek naar enige afleiding. Ik loop naar de gang. Wat is er toch met je? Tim zucht. Ik heb geen zin om al die lange verhalen van die toets te lezen, antwoordt hij schuldbewust. Als ik terug naar mijn bureau loop legt Thomas zijn toets neer. Klaar juf! Ik kijk hem ongelovig aan. Zo snel? Ik vond het makkelijk, zegt hij. Thomas heeft de laatste weken alles op alles gezet om toegelaten te worden tot de groep meerbegaafden op school. Dat wil zeggen: hij heeft voornamelijk mij belaagd met vragen wanneer het zo ver was. Het duurde even voor ik hem doordrongen had van het feit dat er goede toets uitslagen aan zo’n besluit ten grondslag liggen. Het eerste deel van de Begrijpend Leestoets had hij goed gemaakt. Zijn rekenresultaten zagen er ook behoorlijk uit. Nu alleen dit tweede deel nog. Hij weet dus hoeveel er van af hangt. Wacht, ik kijk het wel even na, zeg ik tegen hem. Het wemelt van de fouten. Ik laat het hem zien. Te snel gewerkt, vraag ik. Oeps, zegt hij schalks, ik had geen zin om al die teksten te lezen, ik ben gewoon meteen met de vragen begonnen. Ik kan dit antwoord niet geloven, zucht ik. Anna komt op me af. Doortje zit al heel lang op het toilet, fluistert ze. Als ik poolshoogte neem, zie ik dat ze op de grond bij de wasbak zit. Naast haar zit Fatima die kennelijk ook haar lokaal ontvlucht is. Ik trek mijn wenkbrauwen op. Ik vind die toets moeilijk, zegt Doortje. En jij Fatima? Wij doen de Cito rekentoets, antwoordt ze, die is zooooo lang! En nu hebben jullie het maar opgegeven? Fatima en Doortje grijnzen. Aangeslagen loop ik terug naar mijn lokaal. Het is een (te groot) aantal leerlingen niet gegeven hobbels te nemen. Elke keer als ik met dit soort praktijken geconfronteerd word, balanceer ik op het snijvlak van begrip en ergernis. Ja, het zijn misselijk lange teksten bij Begrijpend Lezen. Nee, het valt niet mee als je bijna iedere dag verlengde instructie krijgt om ineens zelfstandig zo’n -op de gemiddelde leerling afgestelde- toets te moeten maken. Maar daar staat tegenover dat je je toch wel kan inspannen. Je bent tien en je geeft het al op? Ik kan daar slecht tegen. Derek zet streepjes bij de Cito rekentoets. Een hele lange rij. Je snapt niet één som, constateer ik. Hij schudt zijn hoofd. Maar waar is je uitrekenblaadje? Hij kijkt om zich heem. Oeps…op de grond gevallen. Het hoeft niet uit het hoofd, het kan vaak ook niet uit het hoofd, zeg ik, je moet in stappen rekenen en de antwoorden tussendoor opschrijven. Maar dat is zoveel werk, steunt Derek. In deze voornamelijk uit jongens bestaande groep viert de gemakzucht wel vaker hoogtij. Bij de gewone rekenlessen wil een grote groep niets liever dan bij de plusgroep horen en alleen de ‘oranje’ sommen maken. Daar zijn er maar weinig van, dus voor je het weet ben je klaar. Denken ze. Het probleem is dat deze sommen moeilijk zijn. Je moet er goed over nadenken en ook hierbij de tussenantwoorden opschrijven. Dus staan ze regelmatig teleurgesteld naast me. Ik ben klaar juf maar helaas heb ik alles fout. Pak je uitrekenblaadje er eens bij, dan zullen we samen kijken hoe dat komt. Eh…wat zegt u juf?

zaterdag 24 januari 2015

Column. Raadsels.

Het duurt nagelbijtend, tandenknarsend en hemeltergend lang voordat Eline iets in haar schrift opschrijft. Als ik tijdens de instructie echt niet langer kan wachten, zucht ze licht verwijtend of kijkt me paniekerig aan. Ik ben nog niet klaar juf. Kijk maar of het bij de volgende opdracht wel lukt, zeg ik. Ze knikt. Maar ook bij de volgende opdracht duurt het lang. Te lang. Op de momenten dat ik besluit te wachten tot het eindelijk lukt heeft de hele scene iets weg van een uitputtingsslag: Eline bijt op haar pen en denkt na, de rest van de instructiegroep kijkt gespannen toe of haar pen naar beneden zal zakken en ondertussen probeer ik manhaftig mijn ongeduld in pedagogisch begrip om te zetten. Eline maakt van elke les hooguit tien procent en er is niemand in haar omgeving -geen ouder, leerkracht, begeleider of onderzoeker - die ook maar een idee heeft waar deze traagheid vandaan komt. De tien procent die ze wel maakt getuigt namelijk van een redelijk goed ontwikkeld begrip. Ze heeft weliswaar lichamelijke beperkingen maar die verklaren deze onthutsende traagheid niet. Dus stel ik mijzelf vragen: wil ze het te goed doen, komt het haar ook wel uit om zo langzaam te zijn, is er iets met haar dat we nog niet weten? Het zijn vragen zonder antwoorden. Eline is een enigma. Ook Daniëlle is niet goed te doorgronden. Ze heeft een wat tobberige gezichtsuitdrukking. Alsof er iets is dat haar bedrukt. Maar wat? Om die reden zitten haar ouders en ik bij elkaar en proberen te begrijpen wat er speelt. Danielle is gedoubleerd maar de resultaten zijn niet zo heel veel beter dan vorig jaar. Haar ouders zijn dan ook teleurgesteld. Ik vertel hen dat ik heb geregeld dat ze pre-teaching krijgt. Maar dat betekent toch dat ze het voor de zoveelste keer uitgelegd krijgt, wanhoopt moeder, en dan gaat het nog zo moeizaam? Het is geen kwestie van onwil voer ik ter verdediging aan. Wordt ze niet gepest of zo, vraagt vader peinzend. Heeft u daar signalen van, vraag ik. Hij schudt zijn hoofd. Ik heb daar ook geen signalen van, zeg ik. Maar waarom is ze dan zo somber, sombert Daniëlle’s moeder. Ik vraag me hetzelfde af. Stelt Daniëlle haar ouders teleur en weet ze dat, wordt ze misschien buitengesloten, is er iets met haar dat ik nog niet weet? Raadsels, raadsels. Iedere dag kent er verschillende. Zo kan Thomas bijvoorbeeld behoorlijke driftaanvallen krijgen. Hij neemt zijn klasgenootjes graag te grazen maar omgekeerd kan hij er zelf niet tegen. Daarom heeft hij, net als op zijn vorige school en in de thuissituatie, ook hier een afkoelhoekje. Na verloop van tijd begon het me op te vallen dat die driftaanvallen soms wel erg goed getimed waren. Juist bij de vakken waar hij minder affiniteit mee had, ontstond er nog al eens een explosief akkefietje uit het niets. Op het moment dat ik hem op andere tijden het werk af liet maken dat vanwege zijn driftaanval was blijven liggen namen deze aanvallen af. Maar het blijft moeilijk het verschil tussen echte drift en in scene gezette drift te onderkennen zodat ik de ene keer het gevoel heb dat ik hem wel wat erg hard aangepakt heb en de andere keer vermoed dat ik hem er te gemakkelijk mee heb laten wegkomen. Wat is wijsheid? Iedere dag heeft zo zijn eigen momenten vol twijfel en getob. Zo heeft het werktempo van Sam veel weg van een sputterende motor. De ene keer schiet het hortend en stotend vooruit, de ander keer slaat het totaal af. Moet ik nu mee helpen duwen of hem als een barse politieagent laten weten dat hij als de wiedeweerga op dat gaspedaal moet drukken? Raadsels. Soms los ik er een op maar vaker -veel vaker-komt er nog een bij.

zaterdag 10 januari 2015

Column. Dwingelandij

Stel dat midden in het DWDD-college van Robbert Dijkgraaf iemand uit het publiek zijn hand op steekt en dwingend om aandacht vraagt. Dijkgraaf onderbreekt zijn goed voorbereide en goed getimede verhaal en vraagt wat er is. De persoon in kwestie merkt op dat hij ook wel eens ’s avonds naar de sterren kijkt. Zou zo’n onderbreking acceptabel zijn? Ik denk het niet. Toch is dit wat mij dagelijks overkomt als ik mijn leerlingen iets nieuws vertel. Elke associatie of opwelling wordt belangrijk genoeg gevonden om mijn verhaal dwingend voor te onderbreken. Het is een bijna onuitroeibaar verschijnsel. Het heeft volgens mij zo’n hoge vlucht genomen omdat leerlingen en leerkrachten al tijden wordt wijsgemaakt dat les krijgen en lesgeven interactief hoort te zijn. Interactiviteit deed zo’n twintig jaar geleden zijn intrede in het onderwijs en het leek aanvankelijk een grote vooruitgang. In werkelijkheid wordt er sindsdien veel tijd verspild. Lessen worden chaotisch en vooral saai van al dat meedenken. En nee, het helpt niet als ik zeg dat ik de vragen zelf wel stel. De vingers blijven onwillekeurig omhoog schieten. Alsof het een grondrecht is. Trends…ze zijn een onuitroeibaar verschijnsel in het onderwijs. Dat komt waarschijnlijk omdat men denkt dat het onderwijs van iedereen is. Het wordt immers uit de algemene middelen betaald. De een na de andere horde davert op gezette tijden door de scholen met een scala aan voorschriften, wensen en eisen. En voor elke reken- of spellingsles die leerkrachten nog tussen al deze dwingelandij door weten te geven geldt: het had eigenlijk anders gemoeten. De plusgroep is te snel klaar, de mingroep heeft te weinig uitleg gekregen en het handelingsplan van Sanne, Tim en Mica is onvoldoende tot zijn recht gekomen vandaag. Omdat het onderwijs van iedereen is mogen er de meest rigide eisen aan gesteld worden: de meest recente eis aan scholen is dat leerkrachten mee moeten spelen met de kinderen tijdens de pauze. Hoe ze dan ondertussen ook nog het pesten de wereld uit moeten helpen-een ander dwingend voorschrift- is me een raadsel. Maar leerkrachten zijn duizendpoten, wellicht lukt het ze…zolang ze tenminste niet een van die poten breken tijdens het spel. Ook kwam er onlangs een oproep langs om lessen in dementie aan de orde te stellen. Een enorme ver-van-mijn-bed show voor kinderen- het gaat hooguit om hun overgrootouders- maar de oproep geeft aan hoe makkelijk en kritiekloos allerlei zaken op het bordje van scholen geschoven worden. De lastigste trend heden ten dage is wel dat geen ouder bijna nog een gewoon kind wil hebben. Als het goed kan leren dan moet het meteen hoogbegaafd zijn, als het minder goed kan leren dan vallen de woorden dyslexie en dyscalculie snel. Gedraagt het zich wat druk of ongezeglijk dan wordt niet eerst gekeken of er misschien in de thuissituatie voorwaarden gecreëerd zijn voor dit gedrag maar moet er een onderzoek naar ADHD komen en medicatie verstrekt worden. Deze situatie zorgt in toenemende mate voor een zeer complexe situatie in de klas: daar verdwijnen leerlingen anderhalf uur naar de Pluto groep voor hoogbegaafden, daar worden leerlingen opgehaald voor extra hulp die intern geregeld is, daar worden ze opgehaald voor extra hulp die extern geregeld is en Desi en Jonas komen vandaag helemaal niet op school want die gaan naar groep 9 aan de andere kant van de stad. Voor al dit extra aanbod geldt: alles moet geboekstaafd worden. Doel. Plan. Evaluatie. Nieuw doel. Overleg met ouders, overleg met instanties, overleg met interne begeleider. Het onderwijs is van iedereen, dus moet je rekenschap afleggen. Tot in den treure. En als ik dan eindelijk tijd vind voor dat spannende verhaal over de barre tocht van het leger van Napoleon naar Rusland dan zie ik dat woud van vingers voor me: juf ik heb ook een paard!