zondag 16 november 2014

Column. Voetbalcoach.

Mocht ik nog mooie gedachten koesteren over mijn rol als duider van grote gebeurtenissen, voorlichter op het gebied van nuttige zaken als rekenen, lezen en taal en sociaal begeleider van klein en groot kinderleed, mijn huidige klas ziet maar een rol voor mij weggelegd: die van voetbalcoach en voetbalscheidsrechter. Het is geen prettige rol. Elke dag staan er knaapjes voor me die er tot in het diepst van hun ziel van overtuigd zijn dat zij even daarvoor- in de pauze, tussen de middag- uitermate onrechtvaardig behandeld zijn door iemand van de tegenpartij of niet zelden door de hele tegenpartij tegelijk. Die onrechtvaardige behandeling heeft tot een doldrieste aftocht geleid of een flinke trap tegen het scheenbeen van de tegenstander. In mijn naïviteit - ik vergeet steeds opnieuw dat voetbal in tegenstelling tot volleybal, trefbal en hockey, helemaal geen spel is maar een bezigheid die appelleert aan tribale oerinstincten, dacht ik dat ik met het intensief begeleiden van deze processen de zaak in goede banen kon leiden . Op sommige dagen is dat ook zo maar er zijn dagen dat er tijdens de pleinwacht of erger: aan het begin van de les, opnieuw een hele rij opgewonden jongetjes met knalrode gezichten voor me staat. De ene keer vanwege akkefietje zus, de andere keer vanwege akkefietje zo maar vooral om mij te melden dat het-niet-eerlijk-gaat. Omdat ik regelmatig niet begrijp wat er nou precies niet eerlijk gaat onderwerp ik op een goed moment het begrip eerlijkheid eens aan een nader onderzoek. Tot mijn verbazing blijkt dat minstens de helft van de jongetjes –en groep 7 bestaat dit jaar voor 80 procent uit jongetjes- er van overtuigd is dat een wedstrijd niet eerlijk gaat op het moment dat de ploeg waar zij toe behoren op achterstand komt te staan. Jullie kunnen dit niet menen, roep ik terwijl ik wanhopig mijn armen in de lucht werp. O ja hoor, dat menen ze echt. Het komt omdat de partijen niet eerlijk zijn verdeeld. Daardoor kunnen ze niet winnen en zodoende is er niets meer aan, roepen ze boos. Ik kan me dat voorstellen bij een stand van 10-0, weerleg ik geduldig, maar bij 2-0 is er toch niets aan de hand? O, jawel hoor, bij 2-0 kan het ook al heel erg oneerlijk zijn, roepen ze in koor. Ik besluit alles uit de kast te halen om deze knapen te leren sportief te spelen. Ik laat de partijen elke dag door andere kinderen verdelen, verbied het geven van negatieve commentaren en ga zelf langs de kant gaan om het goede voorbeeld te geven. Maar het blijft fout gaan, er zitten eenvoudig teveel gepassioneerde, egocentrische, driftige, enthousiaste jongetjes in deze groep die hopen dat ze de nieuwe Wesley Sneijder worden. Dus stel ik nog meer regels op, verbied nog meer soorten negatief gedrag, laat meer ballen meenemen zodat niemand er met de bal vandoor kan gaan en regel dat de kinderen die boos het veld uitlopen en voor het eind van de wedstrijd niet terug keren een volgende keer niet meer opgesteld worden. Maar voor ik het weet gaat het de hele dag alleen nog over voetbal. De eerste vraag die mij om half negen bereikt gaat over de opstelling. Om kwart over tien worden de eerste zuchten over de oneerlijke partijen onderdrukt. In de pauze zijn de eerste leerlingen al na een minuut terug om mij de eerste klachten te melden. En dan op een dag geef ik het op. Ik doe het niet meer, raas ik, na weer een chaotische wedstrijd. Ik ben een juf, geen voetbalcoach. Ik ben hier ingehuurd om rekenles te geven en spellingsregels uit te leggen. Ga maar wat anders doen in de pauze. Er wordt hier niet meer gevoetbald. Ze kijken me ontredderd aan. Iets anders doen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een reactie plaatsen: