maandag 22 september 2014

Opnieuw

Dit is een genadig beroep. Elk jaar word je opnieuw in de gelegenheid gesteld alles anders te doen dan het jaar ervoor. Het maakt niet uit of je de zomervakantie volkomen uitgeteld ingegaan bent. In september is alles nieuw. De stapels illegaal bekladderde schriften van het vorige schooljaar zijn vrolijk de papiercontainer ingekieperd, de ouders die nog net op de valreep hun kroost naar een betere school gestuurd hebben zijn in de vergetelheid geraakt, de vloeren geschrobd, de tafels gepoetst, de ramen gelapt, de schriften hagelnieuw en de potloden geslepen. Er zijn volop nieuwe kansen om opnieuw onhaalbare doelen te stellen. Om het leven overzichtelijk te houden vergeten we kennelijk steeds dat we het jaar ervoor ook zo fris en vrolijk van start gegaan zijn. En het jaar daarvoor ook. Wie dat niet vergeten kan wordt cynisch en cynisme hoort niet thuis in een schoolomgeving. Daar komt bij dat ik zo’n nieuwe klas met allemaal onbekende gezichten altijd weer leuk vind. Dat gaat niet over. Ook niet na 36 jaar. Het enige dat echt jammer is, is dat ik amper tijd heb om eens echt goed naar die nieuwe klas te kijken. Ook in schoolverband is september namelijk de maand waarin alles anders moet worden. Beter natuurlijk, moderner ook en vooral meer afgestemd op de laatste eisen, voorschriften, idealen en oprispingen. Dus gaan we met duizelingwekkende snelheid van start: kennismakingsgesprekken met de ouders, informatieavonden voor de ouders, groots opgezette anti-pestprojecten, vergaderingen over zus en zo, gesprekken met allerlei diensten over die en die, groepsplannen voor twee klassen, handelingsplannen voor zes leerlingen, rooster besprekingen voor remedial teaching, technieklessen, dramalessen. En alles moet meteen. In de eerste weken na de zomervakantie slaag ik er maar zelden in de weg naar mijn lokaal te vinden zonder dat er ouders, collega’s of anders wel de directeur met de telefoon in zijn hand aan mijn mouw trekt. Maar goed, die leerlingen dus. Ik heb er intussen een glimp van opgevangen. Het zijn er 29. Het is een combinatieklas. Ik ben nooit op mijn best met een combinatieklas. Ik vertel teveel denk ik. Dat werkt goed met één klas maar is een uitputtingsslag met twee klassen. Daar komt bij dat de klas aan wie ik niets vertel en die gewoon aan het werk zou moeten zijn, regelmatig gezellig mee zit te kletsen. Per slot zijn kruisvaarders en Napoleontische oorlogen vele malen interessanter dan voltooide deelwoorden en het meewerkende voorwerpen. Het kan een tijd duren voor ik door heb dat op deze wijze de lessen aan de andere kant van de klas nooit afkomen. Ik heb in het verleden wel eens geprobeerd om alles door middel van veel zelfstandig werken en een strikte dagindeling naadloos in elkaar over te laten gaan. Gottegottegot wat was dat saai. Niet alleen voor de leerlingen, ook voor mij. De wijzers van de klok kropen gewoon vooruit. De leerstof wilde door deze aanpak ook maar geen spat interessanter worden. Lees nou eens goed, mopperde ik voortdurend, kijk, wat staat daar nou? Heb je de les nagekeken voordat je je schrift op de stapel legde? Heb je de fouten verbeterd? Waar is je weekagenda? Hoezo, ben je die kwijt, hoe moet je dan iets aftekenen? Mijn mooie lesgevende taak was teruggebracht tot een controlerende functie met veel onzinnig nakijkwerk. Geen lol, geen verwondering, geen spanning. Het kan goed zijn dat andere leerkrachten deze wijze van lesgeven het summum van goed onderwijs vinden maar ik heb er geen talent voor. Ik word er cynisch van en cynisme hoort niet thuis in de onderwijspraktijk. Dus wacht mij een jaar met veel onderbroken lessen en lessen die niet af zijn. Maar leuk zal het wel zijn en spannend ook. Tenminste…als ik eindelijk eens tot stilstand kom en kans zie om aan het werk te gaan met mijn leerlingen. In oktober dus.

zondag 7 september 2014

Grieven

Het kan wel eens een tijd goed gaan, soms ook wel een hele tijd, maar vroeg of laat krijgt iedere school er weer mee te maken: een groepje chronisch ontevreden ouders. Ze staan bij het hek, in de hal, op het fietspad. Ze schijnen altijd tijd te hebben, tijd en grieven. Die grieven kunnen het gedrag van een leerkracht betreffen of een geconstateerde omissie in het beleid: aan zus of zo wordt nooit wat gedaan, dit of dat wordt nooit gezien. Het is vaak willekeurig. Iemand uit deze groep benoemt iets en voor je als school goed en wel weet wat er gebeurt, groeit het vermeende onrecht tot grote proporties uit. Soms loopt er een lid van deze groep in een boze opwelling het kantoor van de directie binnen. Dan ligt daar ineens een levensgroot verwijt. Een klacht die op deze wijze een directeur bereikt is al in de explosieve fase. De betrokkenen hebben hun stellingen betrokken. Je kunt je als school alleen nog maar verdedigen. Vaak zonder een bevredigend resultaat. Hebben ze dan nooit een punt? Natuurlijk wel. Geen school is volmaakt. Er is overal wel iets dat beter kan. Er zijn ook kinderen die echt ongelukkig zijn in een bepaalde klas en die gebaat kunnen zijn bij constructieve overwegingen om de school te verlaten. Maar de gesprekken hierover kunnen nooit aan het hek plaatsvinden. Dat is domweg fout. Het is vooral de wijze waarop deze ouders hun grieven onder de aandacht brengen die frustreert. Er is vaak geen dialoog. Er is echter een ding die ouders die op deze wijze terecht dan wel onterecht ten strijde trekken nooit goed van te voren overwegen: wat hun gedrag betekent voor hun kinderen. Want voor die kinderen is al deze strijd toch bedoeld. Die zouden daar beter van moeten worden. Het tegendeel is vaak het geval. Kinderen wiens moeder of -in een enkel geval- vader bij het hek of in de hal staat te oreren raken vaak in een emotionele spagaat. Ieder kind gaat daar weer anders mee om. De een wordt er doodongelukkig van, de ander vindt het doodvermoeiend om na schooltijd lang te wachten omdat moeder maar niet uitgepraat raakt over de juf, de kwestie, het onderhavige. De volgende maakt misbruik van de situatie door moeder van nieuwe informatie te voorzien waarvan hij of zij haarfijn weet dat het de onmiddellijke aandacht van haar oplevert. Hoe je het ook wendt of keert, dit is schadelijk voor kinderen. Het maakt dat er een breuklijn door gezagsverhoudingen loopt die kinderen in de war brengt, ongelukkig maakt, tot slinkse praktijken kan dwingen en hen bovenal leert dat men iedere brand met benzine hoort te blussen. Er is scholen veel aan gelegen om deze ellende te stoppen. Ze worden steeds laagdrempeliger en veel leerkrachten en directeuren praten zich de blaren van de tong. Er worden cursussen gevolgd om een beter antwoord te hebben op klachten. Steeds weer wordt er gepoogd om de dialoog aan te gaan, de klachten weg te nemen, iedereen tegemoet te komen. In het belang van de kinderen, de sfeer en het leerlingenaantal. Maar onderhand wordt het tijd om te overwegen of er geen gedragsprotocol voor ouders opgesteld zou moeten worden. Niet elk gedrag is te tolereren in het kader van bovenstaande principes en uitgangspunten. Elk conflict met ouders dat vanuit zwakte – er komt misschien een echte klacht, het gaat misschien leerlingen kosten- beslecht wordt heeft de ingrediënten van een volgend conflict al in zich. Een gedragsprotocol moet in ieder geval de regels bevatten dat een verschil van inzicht tussen ouders en school nooit in het bijzijn van kinderen besproken wordt en dat een ieder zich in dient te spannen om het op te lossen. Ouders die zich niet aan deze regels houden worden verzocht een andere school te zoeken.