zondag 30 maart 2014

Chaos

Ik heb de tafels allemaal van elkaar laten schuiven met de rekeninstructie. De leerlingen kunnen niet anders dan naar mij kijken. Vandaag leer ik ze voor het eerst om breuken gelijknamig te maken. Het is een klus. Ik zie lichte wanhoop in sommige ogen. Ik doe voor, stel gerust. Het maakt niet uit dat je het nog niet begrijpt. Ik help wel, herhaal wel, oefen wel. Dan kijkt Sarah in haar rekenboek. Oef, we moeten ook nog aftrekken straks! Doe het boek maar dicht, zeg ik. Vandaag tellen we alleen maar op. Voor de meesten is dit moeilijk. Ook voor hen die het niet moeilijk vinden is het moeilijk. Dat krijg je als het overgrote deel van de klas uit meisjes bestaat. Jee, ik snapte het net nog! Ik weet het geloof ik niet meer, juf. De reken methode helpt niet. Deze methode is zelfs de vijand. De eerste rij gaat over optellen, de tweede rij over aftrekken en de derde rij werkt met noemers die allebei omgezet moeten worden in een andere noemer. Methoden helpen tegenwoordig zelden meer mee om de zaak overzichtelijk te houden. Ook niet voor de leerkracht. O gut willen ze nu al de volgende moeilijkheid aan de orde stellen, mopper ik soms hardop terwijl ik ongelovig in het boek staar. Vooral bij rekenen staan de lastigste sommen vaak aan het eind van de rij. Als we allemaal al doodop zijn. Mijn leerlingen haasten zich op zulke momenten om mij van welgemeende adviezen te voorzien. Zullen we het maar overslaan juf? Ja, doe dat maar. Ook de moderne taalmethoden zijn tegenwoordig een ratjetoe. Was het voorheen in groep 7 voldoende om de persoonsvorm, het bijvoeglijk naamwoord, het voltooid deelwoord en een enkele verdwaalde oefening in voorzetsels in te oefenen. Nu komen ook nog het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp, het gezegde, het werkwoordelijk gezegde, het bezittelijk voornaamwoord, het persoonlijk voornaamwoord en het aanwijzend voornaamwoord voorbij. Ook hier is het chaos troef: de les wordt aangeboden, er wordt een paar keer geoefend, de kwestie wordt vergeten en duikt pas in de toets weer op. Als je een week ziek geweest bent kan het maar zo zijn dat het hele begrip niet kent als de toets voor je ligt. Een methode is een moeilijk neembare hobbel geworden. Alles komt er in aan de orde, met een snelheid die je de adem beneemt maar er is geen tijd om het goed in te slijpen. Dat geldt ook voor de gemiddelde schoolorganisatie. Een school moet in dit tijdsgewricht concurreren. De spoeling is dun en wordt steeds dunner. Het leerlingenaantal slinkt bij alle zuilen. Opvallen doe je helaas niet met gedegen lessen en een rustige en aandachtige leeromgeving. Opvallen doe je met feesten, projecten, acties, spectaculaire maandsluitingen of weekopeningen. Opvallen doe je door in de plaatselijke krant te komen, in de Wijkwijzer de loftrompet te steken over je school of door speelvelden in halve kermisterreinen te veranderen. Artikelen over indrukwekkende taal en rekenlessen zie je zelden of nooit. En dat betekent dat onze ‘corebusiness’ regelmatig hevig onder druk staat. Een feest, een project, een spectaculaire weekopening ontregelt–hoe leuk ook- de normale lespraktijk behoorlijk. Een groot deel van de lessen vervalt of staat onder druk vanwege een zware bas die het inoefenen van de optredens van andere klassen begeleidt. Het is een jachtig vak, dit vak. Er moet veel en alles is zogenaamd belangrijk. En juist omdat er veel moet en alles belangrijk is ligt er chaos op de loer. Het valt niet mee om dag in dag uit de juiste maat te vinden te midden van al dit gedoe. De kern van goed onderwijs is orde. De praktijk is het geven van lessen uit chaotisch samengestelde methoden in een bij tijd en chaotisch leeromgeving.

Onderbrekingen

In het begin van het schooljaar bracht ik mijn opvatting over hoe het klassengesprek aan het begin van de dag diende te verlopen vriendelijk onder hun aandacht, daarna werd de toon wat beslister en de aankondigingen van eventueel toekomstig onheil veelvuldiger. Toen dat ook niet hielp volgden er sancties: pak je bibliotheekboek en ga maar in het tussenhok zitten. Verdwijn maar naar de gang, je kunt je kennelijk niet aan een paar simpele regels houden! Het is voor een aantal leerling niet mogelijk om een ander te laten uitspreken. Met een hardnekkigheid die tamelijk uniek is in mijn loopbaan kwaken ze regelmatig door een verhaal van een klasgenootje of van mij heen. Ja, maar mijn pil werkt nog niet, grinniken ze dan. Niks mee te maken, grom ik boos. Of denk je soms dat je baas je daar later ook mee weg laat komen? Ja, eigenlijk denken ze dat wel. Die pil maakt, zolang hij niet werkt, kennelijk elk gedrag aanvaardbaar. Als ik alle onwelkome interventies vakkundig heb gepareerd volgt het tweede deel van het hardnekkige gedrag waar ik dit schooljaar mee te kampen heb: iedereen wil zijn of haar boek ruilen. Dat kan niet, knetter ik, het bestaat niet dat jullie gisteren aan het eind van de leesles allemaal tegelijk jullie boek uit hadden. Toch is het zo, beweren ze doodleuk. Het lijkt inderdaad wel toevallig maar het is echt zo. Ik heb overwogen om het maken van boekverslagen weer in te stellen maar ik haat het maken van boekverslagen en ook daar weten deze kinderen vast wel raad mee: wie is de hoofdpersoon? Piet. Wat vond je leuk aan het boek? Niks! Was het spannend? Een beetje. En ik maar lezen en lezen en zij maar ruilen en ruilen. Bah. En zo komt het dus dat ik om 9.00 ’s morgens al flink de pest kan hebben aan mijn leven als schooljuf. Als ik eindelijk rustig achter mijn bureau zit en het rekenboek pak om vast wat sommen door te kijken voor de komende instructie begeeft niet zelden de halve klas zich in mijn richting. Plotseling is het zicht op de andere helft weg. Juf, ik wou nog vragen…, ik wou nog zeggen.., juf, gaan we nog…, u had toch beloofd dat…. Ga eens zitten allemaal, zucht, steun, kreun ik dan. Maar het helpt niet. Ik moet het echt allemaal weten. Zij moeten het echt allemaal vragen. Er is geen ontkomen aan. Het is namelijk belangrijk dat ik overal van op de hoogte ben, dat ik weet hoe het thuis gaat en hoe het onderling gaat. Ook bij het eten en drinken, na de ochtendpauze, na de middagpauze staat er onveranderlijk een groep leerlingen om mijn bureau heen. Het lijkt wel alsof al mijn gemopper geen enkele zode aan de dijk zet. Ze zijn er van overtuigd dat ik het niet meen. Niet zelden staan ze zelfs voor me met een tekening in de hand waarop ik afgebeeld staat als een hoogblond, piepjong, vriendelijk lachend wezen dat alleen goeds in de zin heeft. Voor de liefe juf…staat er dan boven. Maar ik ben helemaal geen lieve juf, denk ik dan wat aangeslagen, ik loop de hele dag ontzettend de baas te zijn, ik regel, ik wijs, ik oordeel, ik straf. Er moet toch iemand orde brengen in het gedrag van dit wat chaotische stel. Ook op repetities tref ik in de kantlijn om de haverklap hartjes aan van leerlingen die ik soms de hele dag op de huid zit. Voor de juf! En ja, dat ontwapent mij. En nee, dat maakt niet dat ik me anders opstel.