maandag 24 juni 2013

Column. Techniek

Sinds een aantal jaren voer ik het bewind over een drietal techniekkasten. Het zijn mooie kasten. Ze zijn tot de nok toe gevuld met uitdagende, inventieve opdrachten voor 4- tot 12-jarigen. Toch is het geen onverdeeld genoegen om ermee te werken. Dat komt vooral omdat er altijd wel iets zoek is: een piepklein essentieel radertje van een legoconstructie, vormpjes om zeep mee te maken, een maatbekertje, een strippentang. Hoezo kun je de lift van de knikkerbaan niet omhoog krijgen? Omdat het mechaniek zoek is juf. Maar hoe kan dat nou zoek zijn? Ja, het zat niet meer in de doos. Maar dat kan helemaal niet, ik heb alles nagekeken, er is geen hoek in deze hal die ik niet gecontroleerd heb! Toch is het er niet, wat moeten we nou doen, juf? Ruim die knikkerbaan maar weer op. Ik bestel wel een nieuwe lift. Ik stampvoet nog net niet als ik wegloop. Als ik zou willen kan ik na elke techniekronde wel een nieuwe bestelling plaatsen. Zelfs bij een schrikbewind - is alles terug- heb je onder de stoel gekeken- heb je de lijst met materialen gecontroleerd- blijkt er toch altijd wel iets onherroepelijk verloren te zijn gegaan. Een van de leukste opdrachten, zowel in de kast van de middenbouw als in de kast van de bovenbouw, betreft het metselen van een huis. De specie bestaat echter uit bakmeel. Als de huizen weer afgebroken worden en de steentjes gewassen zijn blijft er altijd wel een beetje meel aan plakken. In het begin had ik nog niet door wat voor een effect het terugleggen van deze steentjes in de kast had. Als ik na zes weken de deur opende om de volgende techniekronde voor te bereiden sloeg er een enorme stank uit de kasten. Er zat niets anders op om de steentjes buiten de kast te bewaren. Alwaar ze natuurlijk regelmatig zoek raken. Dat geldt ook voor de schattige troffeltjes die bij deze opdracht horen en die- het kan bijna niet anders-het pand regelmatig op illegale wijze verlaten. Er zijn nergens troffels juf! Plak dan maar met je vingers. Ja, maar dan wordt het niet mooi glad. Kan me niets schelen. Plakken! Mijn doorgaans goede humeur is op techniekmiddagen vaak net zo ver te zoeken als de troffeltjes, de mechaniekjes, de vijlen en de vormpjes. De opdrachten die bij de techniekdozen horen verschillen behoorlijk in moeilijkheidsgraad en tijd. We krijgen het niet af, jammert de ene groep. We hebben dit nu al drie keer achter elkaar gedaan, moppert een andere. De leerlingen van de middenbouw kunnen de opdrachten niet zelfstandig maken. Het allerbeste zou zijn als ze begeleid werden door volwassenen. Maar er is anno 2013 vrijwel geen hulpouder meer voor dit soort activiteiten te vinden. Daarom worden er leerlingen van hogere groepen ingezet. Zelfs de meest sociale en organisatorisch goed toegeruste leerlingen vinden dit een hele klus. Ze vinden het lastig om alle leerlingen goed te betrekken bij de opdracht en optreden tegen lastig gedrag is vaak helemaal een brug te ver. Die kleintjes moeten hen natuurlijk wel aardig vinden. Regelmatig tref ik een bovenbouw leerling aan die de opdracht in zijn eentje uitvoert terwijl de leerlingen die hij begeleiden moet elders in het pand om onduidelijk redenen een achtervolging hebben ingezet. Waar is je groepje Daan? Eh…Toch zijn er momenten waarop alles klopt: overal in de school werken groepjes aandachtig aan hun opdracht, er is niets kwijt, er is niemand vervelend. Wat is dat werken met techniekkasten toch leuk, leerzaam en gezellig, roep ik enthousiast tegen een collega. Dan buitelen er ineens vier leerlingen uit groep vijf het handenarbeidlokaal uit. Ik stuur ze terug en loop mee naar binnen. Daar zit Tara uit groep 8 moedeloos op een stoel. Alle zaagjes van de figuurzagen zijn zojuist gebroken.

zondag 9 juni 2013

Teamuitjes

Het is de koudste 23 mei in meer dan 100 jaar en ik zoek samen met mijn collega’s een bal onder de rododendrons in het park. We zijn aan het klootschieten. Ik heb dat nog nooit eerder gedaan en het ziet er ook niet naar uit dat ik het ooit weer zal doen. Klootschieten is iets voor teamuitjes en familie uitstapjes. Evenals Pitch en Put, paarden mennen en georganiseerde stadswandelingen. Activiteiten die je een beetje op zijn elfendertigst uitvoert en waarbij je veel verscholen blikken op je horloge werpt. Zijn we er al? Duurt het nog lang? Het is niet per se ongezellig maar het is toch altijd weer een mooi moment als het afgelopen is. Dit keer is het echter wel heel erg koud. Een paar graden boven nul. Het bedrijf dat dit uitstapje georganiseerd heeft, wil van geen annulering of andere datum weten. Een raadsel omdat alles zich buiten afspeelt. Ook de barbecue tot mijn afgrijzen. Terwijl de hagel op mijn regelmuts klettert zoek ik dapper voor de zoveelste keer naar die vermaledijde kloot. Eerlijk gezegd was ik behoorlijk opgelucht dat we dit gezapige spel zouden spelen. Het gebied waar we liepen kent ook een klimbos en in gedachten zag ik mij al bibberend die touwladders opklimmen. Een halve eeuw geleden zou dat een fluitje van een cent zijn geweest maar nu is het een hachelijke onderneming. Het zou niet het eerste teamuitje zijn geweest dat met een gang naar het ziekenhuis eindigt. Jaren terug bracht ik halverwege de dag een collega naar huis die onwel was geworden. Tijdens de rit verslechterde zijn conditie zo erg snel dat we ons genoodzaakt zagen een motoragent aan te houden. In vliegende vaart scheurden we vervolgens door de stad naar het ziekenhuis. Het liep uiteindelijk goed af maar het waren akelige uren. Ook collega’s van andere scholen reppen van enge gebeurtenissen bij teamuitjes: rug gebroken bij een val van het paard, hersenschudding na een glijpartij in het zwembad, achillespees geknapt bij een wat al te jeugdig uitgevoerde sprong. Gezien de sterke vergrijzing van het onderwijspersoneel zou het echt het beste zijn als we alleen nog een high tea organiseren, een avondje naar het theater gaan, een korte wandeling langs het strand maken of een copieus diner verorberen. Toch zijn al deze uitstapjes te verkiezen boven de uitstapjes die in het teken van teambuilding staan. Wat heb ik daar toch altijd een hekel aan gehad. De zijige taal van de cursusleiders, de opdrachten waarbij we elkaar letterlijk over hindernissen moesten helpen, de loze beloftes van mensen die enigszins onder vuur kwamen te liggen, het feit dat mensen überhaupt onder vuur kwamen te liggen. Bah. Bah. Bah. Het was in de tijd dat men ervan overtuigd was dat neuzen eenzelfde kant op moesten staan. Een kant die meestal arbitrair en willekeurig was en niet zoveel met de lespraktijk te maken had. Er werden door cursusleiders veel nobele inleidingen gehouden over kritiek geven en ontvangen, over ik-boodschappen, over feiten en belevingen maar als er dan vervolgens een emotionele beerput openging vol veronderstellingen, meningen en afrekeningen dan zaten ze er krachteloos bij: het is goed dat het gezegd wordt. Laten we nu kijken hoe we er samen weer uit kunnen komen! Maar we kwamen natuurlijk samen nergens meer uit. Er waren wonden geslagen die er voorheen nog niet waren. Ze etterden nog jaren na. Niemand was er beter van geworden. Het team niet, de leiding niet en de leerlingen al helemaal niet. Nee, laat me dan maar lekker klootschieten, in de kou barbecueën en paarden mennen. Alleen in een tuktuk zal niemand me niet meer vinden. We zaten er met zijn drieën in, vanwege een blessure van een van ons. De rest reed op Solexen door het zonnige Drentse landschap. We verdwaalden.