zondag 24 maart 2013

Tochtjes maken

Hoewel ik vind dat alles is toegestaan om er onderuit te komen: smoezen, ziekmeldingen en afmeldingen in verband met te weinig assistentie van ouders, ga ik regelmatig toch op pad met mijn leerlingen. Per slot wacht er aan het eind van de tocht iets leuks, iets zinvols of iets dat gewoon moet: het Verkeersexamen of een creatieve activiteit waar ik al jaren niets meer over te zeggen heb in het plaatselijke kunstencentrum. Ik wil ook niet al te kinderachtig zijn op dit gebied, ik gun de leerlingen zo’n uitstapje maar ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik in de loop van de jaren gewend ben geraakt aan het fenomeen. Het valt namelijk nooit mee. Dat ligt niet aan de leerlingen. Die hebben allang begrepen dat ik absolute gehoorzaamheid van ze verlang en dat er treurige gebeurtenissen in het verschiet liggen als hun volgzaamheid ook maar een tel wijkt. Vooral het aankomende Verkeersexamen is een prachtig wapen in groep 7. Gezakt, knetter ik regelmatig als ik achteromkijkend een onrechtmatigheid waarneem en het stuur van mijn dertig jaar oude racefiets recht probeer te houden(is die fiets van u, vroegen mijn leerlingen destijds bewonderend, is die fiets van u, vragen ze nu grinnikend). Dus rijden er robots achter mij die het dolkomisch vinden om op exact het juiste moment tegelijk hun hand uit te steken of over hun schouder naar achteren te kijken. Mijn bevelen echoën door de buurt: voorrang geven aan rechts, ..rang geven aan rechts…. aan rechts! Denk aan de voetganger…de voetganger…ganger. Nee, het ligt niet aan hen, het ligt aan de overige verkeersdeelnemers. Die staan er namelijk op om die lange, in gele hesjes gehesen, sliert kinderen doorlopend in gevaar te brengen. Vooral middelbare scholieren vinden niets zo vernederend als achter een groep basisschool leerlingen aan fietsen. Dus halen ze ons in. Dat kan niet altijd op fietspaden waar het verkeer je tegemoet komt rijden. Dat kan al helemaal niet als je ook nog perse met zijn drieën naast elkaar wilt blijven fietsen. Dus word er gegild en geschreeuwd (door de leerlingen) en gevloekt en getierd ( door de scholieren en door mij), zwalkt de fietsende rij leerlingen van links naar rechts, berm in, stoep op en sta ik doodsangsten uit. Maar ook een enkele ogenschijnlijk hele normale huisvrouw, twee kinderen in een kinderzitje, boodschappentassen aan het stuur, kan het zo maar in haar hoofd halen om de rij te passeren. Kijk daar komt ze aan. De rij is lang, niet iedereen heeft door dat ze er langs wil, niet iedereen kan haar er bij tegemoetkomend verkeer zo maar tussen laten. Ze begint te schelden. De leerlingen schelden vrolijk terug. Als we moeten stoppen voor verkeer dat van rechts komt, ziet ze haar kans schoon. Met een enorme vaart komt ze langszij zetten om vervolgens net voor de optrekkende auto van rechts langs te schieten. Ook sommige meefietsende ouders kunnen onbedoeld chaos veroorzaken. Ook van hen verwacht ik absolute gehoorzaamheid maar die houding is niet iedereen op het lijf geschreven. Nadat we samen de klas een drukke verkeersweg over geholpen hebben springt de moeder van Tim op de fiets en roept: ik rijd nu wel even voorop. Doe jij maar rustig aan! Ik wil nog iets zeggen maar de meeste leerlingen zijn al opgestapt. De moeder van Tim fietst veel te hard. Het kost de leerlingen moeite haar bij te houden. Er nadert een voorrangsfietspad. De groep fietst harder en harder. Ik schreeuw bevelen. Niemand hoort iets. Er komt een scooter van rechts. Het is een middelbare scholier. Hij overweegt geen seconde om in te houden als hij de paniekerige sliert leerlingen ziet en mist Thomas op een haar. De volgende keer verzin ik weer een smoes als er een tochtje aan komt.

maandag 11 maart 2013

Plus

Vijftien jaar geleden dook het woord hoogbegaafd op in de onderwijspraktijk. Steeds vaker overvielen ouders mij op contactavonden of op onbewaakte momenten bij de deur met de mededeling dat ze zeker wisten dat hun kind hoogbegaafd was. Sommigen waren daar zelfs zo van overtuigd dat ze er onmiddellijk aan toe voegden dat hun kind zich om die reden zat te vervelen in de klas. Nu wilde ik over die hoogbegaafdheid nog wel even nadenken, in sommige gevallen precies een seconde, maar bij het woord ‘verveling’ sloeg ik meteen mijn armen over elkaar. Een kind dat zich zit te vervelen in mijn klas? Het bestaat niet, het kan niet, daar wil ik niks meer over horen. Toch was ik niet ongevoelig voor het aanbieden van meer werk voor snelle en slimme leerlingen dus al snel lagen er op mijn bureau kleine stapeltjes extra werk. De eerste leerling die voor dit werk was uitverkoren was Jorrit. Hij voelde er niets voor. Al dagen had hij zich wat narrig op de achtergrond bevonden als zijn moeder en ik de plannen bespraken. Op de eerste dag dat hij zijn extra werk zou krijgen nam hij mij mee naar de bibliotheek. Hij maakte een breed gebaar met zijn arm. Wanneer moet ik dat nu allemaal lezen juf, vroeg hij boos. Andere leerlingen waren daarentegen erg enthousiast over hun bijzondere positie in de klas. Regelmatig moest ik er heel precies op toezien dat ze hun gewone werk niet afraffelden om maar zo snel mogelijk met het extra stapeltje aan de slag te kunnen. Ondertussen veranderde het woord hoogbegaafd in ‘meerbegaafd’ en vervolgens nog een keer in ‘plus’ en ‘groep 9’. Ook vonden de lessen in toenemende mate plaats buiten het lokaal of zelfs buiten de school. Ik heb altijd een grote hekel aan het woord ‘plus’ gehad. Elke keer als ik in het leerlingvolgsysteem mijn groepsplannen in moet vullen en de plusgroep aanklik, steekt het. Omdat er een plusgroep is er ook een mingroep. Dat is een onontkoombaar gevolg. Het woord mingroep is het ergste woord dat ooit zijn intrede heeft gedaan in het basisonderwijs.Ook nu is er nog steeds een tweedeling tussen leerlingen die niets van de extra lessen willen weten en de enthousiastelingen. De leerlingen die protesteren zijn vaak jongetjes. Jongetjes die zich bekocht voelen. Ze hoopten tijdens de pluslessen veel informatie op te doen over zaken die hen mateloos boeien: ruimtereizen, uitdijing van het heelal, techniek, aardrijkskunde, geschiedenis. In plaats daarvan zitten ze met wat suffe meisjes en een jongetje uit een lagere groep een plan van aanpak en een taakverdeling te maken. Ze mogen het onderwerp zelf kiezen…zucht...het moet perse samen…zucht, zucht… en het moet uiteindelijk in een portfolio terecht komen… zucht, zucht, zucht. Moet het of mag het en kan ik hier ook weg? Eerlijk gezegd begrijp ik ze wel. Ook ik had me veel meer kunnen vinden in die lessen over ruimtereizen en geschiedenisverhalen. Het verbaasde me in eerste instantie ook dat het er in plusgroepen en groepen 9 zo anders aan toe ging. Het leek ook allemaal zo gemakzuchtig. Zo onderwijs-anno-nu: geschikt voor alle vormen van onderwijs…een plan van aanpak, een taakverdeling en een portfolio. Maar als ik dan weer een portfolio voorbij zag komen van een leerling bij wie zo’n aanpak op het lijf geschreven stond dan was ik ook wel aangenaam verrast. Toch blijft het knagen. Het liefst deed ik het weer allemaal zelf. Weg met al die plussen en minnen, gewoon weer leerlingen zonder etiket maar met verschillende onderwijsbehoeftes. Want ik schreef het al eerder hierboven: verveling in mijn klas…het bestaat niet, het kan niet en ik wil er niks meer over horen!