maandag 4 november 2013

Gedoe

Het leek zo’n goed idee. Toch pakte het totaal verkeerd uit. Ik had onderschat hoe ongelijk de vriendschap tussen Tara en Denise was. Tara is slechtziend. Denise helpt haar met alles: met het zoeken van haar boeken, haar pennen, haar schriften. Ze wijst de juiste bladzijden aan in het boek en schiet te hulp als er iets van de tafel van Tara valt. Er valt om de haverklap iets van de tafel van Tara dus Denise heeft er een dagtaak aan. Ook in de gymzaal blijft ze in de buurt van Tara om alle obstakels te benoemen: pas op een bank, pas op een mat! Denk eraan, er loopt hier een scheidslijn, daar mag je niet over! Denise doet dit graag. Ze vindt het leuk en ook wel een beetje belangrijk. Ze neemt haar taak heel serieus. Op een dag regelde ik dat Tara zangeres van de schoolband zou worden. Tara kan goed zingen en het leek me goed voor haar zelfvertrouwen. Ik had niet aan Denise gedacht. Dat was niet slim. Naast lief en zorgzaam is Denise ook impulsief en snel van slag. Zij wilde ineens ook zangeres van de schoolband worden of desnoods drummer. Ja zelfs een triangel zou al genoeg zijn, als ze maar mee kon doen. En, zo fulmineerde ze terwijl ze met een rood hoofd voor mijn bureau stond, had Tara soms geen hulp nodig met het lezen van de teksten en het vinden van de microfoon? Het podium is hoog hoor juf, voor je het weet valt ze eraf! Ik knikte, ik begreep haar teleurstelling wel. Maar voor ik ook maar een oplossing gevonden had, bleek de geest uit de fles. Er rees een tegenstander van formaat op: Tara. Ja, zo was er dus niks meer aan hè? Denise hoefde toch niet overal bij. Ze was haar kindermeisje niet. Die schoolband was van haar en als Denise daar ook bij kwam hoefde het niet meer van haar. Punt. Mokkend schoof Tara haar tafel van die van Denise weg. Ze kon de hulp van Denise missen als kiespijn, beet ze Denise toe. Denise bedacht zich geen tel en keerde haar rug naar haar toe. Vanaf dat moment vielen er boeken, pennen en schriften op de grond die daar bleven liggen. Niemand bleek de alertheid en de behulpzaamheid van Denise te kunnen evenaren. Ik ook niet. Regelmatig zag ik Tara tasten naar haar rekenboek of over de vloer kruipen op zoek naar haar pen. Denise keek niet op of om. Als ze het per ongeluk zag snoof ze diep. Dat had Tara er nu van. Buiten schooltijd ging de strijd onverdroten verder. Op het dieptepunt van de verwikkelingen stormde er een moeder van een kleuter mijn klas binnen met een luizentas in haar hand. De tas was over de reling naar beneden gesmeten en had haar kind op een haar na geraakt. Als ik de tas van haar overneem zie ik het naamkaartje van Denise er aan bungelen. Ik loop naar Tara. Heb jij die tas over de reling gesmeten, vraag ik. Tara kijkt me verbolgen aan: u weet toch dat ik boos ben op Denise, antwoordt ze. En dan doe je zulke gevaarlijke dingen? Tara haalt haar schouders op. Blijf maar binnen in de pauze, zeg ik boos. Na een uur komt Tara bij me. Ik wil het eigenlijk wel goed maken. Maar ik niet, ik niet, roept Denise door de klas. Jullie hebben vandaag nog om het in orde te maken, gebied ik narrig. Daarna werk ik aan geen enkele oplossing meer mee. Het is even stil. Dan knikt Denise. De dametjes verdwijnen naar de gang. Als ik na een kwartiertje poolshoogte kom nemen liggen ze gierend van de lach over de tafel. Naar binnen, gebaar ik. Maar we zijn nog niet klaar. O jawel, antwoord ik grimmig. O jawel.

zondag 29 september 2013

Veiligheid

Ergens onderweg is het mis gegaan met me. Ongewild ben ik besmet geraakt. Anders kan ik niet verklaren waarom ik zo ingespannen oplet of het tweetal kinderen, dat zo onbekommerd in de bergbeek speelt, niets overkomt. Ik ken ze niet en ze zijn bepaald niet alleen, hun moeder zit pal achter mij en leest een boek. Eigenlijk zou ik degene moeten zijn die leest maar dat lukt me niet. De stroom is sterk, het water is -ondanks het snikhete weer- ijzig koud en de kinderen voor mij spelen een woest en impulsief spel. Het is een leuk spel, als ik ook tien geweest zou zijn zou ik graag meegedaan hebben. Deze overweging doet mij plotseling beseffen dat ik al een tijdje niet meer de oude ben. Het ‘veiligheids’ virus heeft ook mij in de greep gekregen heeft. Ik heb daar de pest over in. Ik vond mijn oude opvatting beter: klim in de hoogste boom, rijd als het even kan zonder handen aan het stuur, sta rustig achterop de bagagedrager van je vriendje en spring over de breedste sloot die je vinden kan. Leer durven, leer risico’s inschatten, leer uitdagingen aangaan en wees niet flauw als het eens mis gaat. Jarenlang twijfelde ik geen tel aan de juistheid van deze opvatting, tot de veiligheidstroepen hun opwachting maakten. Complete speeltoestellen werden ontmanteld, stenen tegels werden vervangen door rubberen equivalenten en het aantal verboden buitelden over elkaar heen: niet skaten zonder beschermers, niet klimmen in de bomen en natuurlijk al helemaal niet op het dak van het fietsenhok, nee ook niet als de bal daar ligt. Ja, dat is jammer van die bal. Op het veld van mijn huidige school staat een controversiële boom. Of eigenlijk is het een boompje. Ik zou er als kind mijn neus voor opgehaald hebben. Je moet wel heel erg je best doen om iets te verwonden als je er uitvalt. Mijn collega’s en ik kunnen het onderling maar niet eens worden of er nu wel of niet in die boom geklommen mag worden. Tot nu toe wint het ja-team maar dat duurt niet lang meer want het ja-team bestaat voornamelijk uit oudere leerkrachten en die sterven natuurlijk een keer uit. Ook ouders komen regelmatig verbaasd verhaal halen: ehh…ik wil me nergens mee bemoeien maar ze klimmen daarginds in een boom! Ja, dat mag mevrouw. Mag dat? En als ze dan vallen? Dan staan ze weer op, antwoord ik monter. Maar dit antwoord valt steeds minder goed. Het lijkt eerder te getuigen van onverschilligheid dan van een diep doordacht pedagogisch concept. Dus heb ik me kennelijk in de loop van de jaren aangepast aan deze veiligheidsterreur en zit ik nu op deze prachtige plek in de bergen te letten op de kinderen van een ander. Kinderen die zich prima redden en geen tel echt in gevaar komen. Een uur later slaat de vrouw achter mij haar boek dicht, roept haar kinderen en verdwijnt. Even later strijkt er een ander gezin neer. Ook deze moeder let geen tel op haar kroost. Maar dit is anders. Deze kinderen kunnen zich niet redden. Deze kinderen schatten de risico’s van de bulderende bergbeek niet goed in. Ze glijden uit, verdwijnen onder water, komen even later happend naar adem weer boven. Voor ik het weet kijk ik weer ingespannen mee. Het gaat snel mis. Een van de jongetjes wordt meegesleurd en nog maar net op tijd gered door een omstander. Moeder roept een bedankje en gaat weer verder met haar gesprek. Dan weet ik weer dat er een groot verschil is tussen vrijheid die je langzaam maar zeker leert te veroveren zoals bij de eerste moeder en de laissez faire houding van de tweede. Vroeger wist ik dat verschil feilloos te benoemen en er ook naar te handelen Nu vind ik de weg naar dat uitgangspunt maar moeizaam terug.

maandag 16 september 2013

Onherbergzaam

Is het zo warm genoeg, vraagt Rutger terwijl hij een zware emmer met sop voor mijn voeten zet. Ik steek mijn hand in het water en knik. Precies goed zo. Rutger sleept de emmer naar het keukentje in het lokaal en begint heel precies de kastjes uit te soppen. Als hij halverwege is draait hij zich grijnzend om. Ik doe dit thuis nooit! Dus ik moet maar niet aan je moeder vertellen hoe goed je dit kunt? Nee juf, doe dat maar niet. Sanne en Lotte zijn de kast achter mij aan het schoonmaken. Het tempo is nogal sloom want ze vinden het reuze interessant wat ze allemaal tegenkomen. Kijk juf, hier op deze foto was u nog jong! Wanneer was dat? Ver in de vorige eeuw, vraag maar niet verder. Overal om me heen wordt er geruimd en gesopt. De leerlingen vinden het heerlijk, zo’n opruimdagje. Ik niet. Ik tuur naar mijn computerscherm waar ik de laatste zaken in het leerlingvolgsysteem ParnasSys probeer te zetten. Het systeem is niet voor niets naar een ruig en onherbergzaam bergmassief genoemd, denk ik narrig, als ik voor de zoveelste keer de weg probeer te vinden. Er is op dit gebied nog geen schooljaar hetzelfde van me gevraagd. De veranderingen buitelen over elkaar heen. De een na de andere oekaze van de regionale Weer Samen Naar School afdeling -het is me een raadsel waarom dit niet landelijk geregeld is- wordt via de Interne Begeleider pardoes op mijn bordje gegooid. Het georganiseerd wantrouwen neemt een steeds grotere vlucht. Leerlingenvolgsystemen zijn een ‘Rupsje Nooitgenoeg’ geworden. Het begon ooit eens met het vastleggen van de Citoscores, daarna moesten de resultaten van de methodetoetsen ingevoerd worden, vervolgens werden er datamuren verlangd om de gegevens van beiden te combineren. Uit de datamuren kwamen groepsplannen voort die liefdeloos in min-, basis en plus- groepen onderverdeeld hoorden te worden. Hierna leek de rust even terug te keren. Totdat iemand te binnen schoot dat met de oprukkende ouderparticipatie ouders die de ontwikkelingen van hun kind wilden volgen ook bij de gegevens van andere leerlingen konden komen. Dus dienden we alles individueel in te voeren. Niet veel later kwamen er weer nieuwe richtlijnen: voordat je ook maar iets invoert dien je eerst te evalueren op grond van dle-scores. En zo gaat het maar door…elke nieuwe richtlijn leidt tot nieuwe onvolkomenheden en elke nieuwe onvolkomenheid leidt weer tot nieuwe richtlijnen. Er zijn geen leidinggevenden die aan de rem trekken en aangezien inspraak in het onderwijs volkomen in onbruik is geraakt zit er maar weinig anders op dan je steeds opnieuw kreunend en steunend in de spelonken van ParnasSys te wagen. Waar zet ik deze notitie neer? Waar haal ik de dle-scores vandaan? Hoe vind ik mijn weg naar de handelingsprogramma’s van het vorig schooljaar? Ondertussen is het tijd geworden om ParnasSys af te sluiten, de emmers op te laten ruimen en het laatste half uur van de middag de groep die volgend schooljaar bij mij in de klas zal zitten te ontvangen. Het is een vriendelijk kennismaking. Ik vertel over het Verkeersexamen, de lessen Engels en nog zo wat nieuwe dingen in groep 7 en pak de laatste 5 minuten mijn gitaar: we gaan natuurlijk ook zingen, kondig ik aan. Dan zet ik een lied in. Halverwege het lied valt mijn oog op Sanne. Ze is zojuist uit het lokaal van groep 8 teruggekeerd en staat voor het raam van de deur met de armen over elkaar en een gezicht als een oorwurm. Sanne was dol op de zangles dit jaar en heeft al een paar keer aangekondigd dat ze dat het meest gaat missen als ze niet meer bij mij in de klas zit. Als ik klaar ben met zingen trekt ze boos de deur open en loopt stampvoetend op me af: het leek wel of je vreemd ging juf!

maandag 24 juni 2013

Column. Techniek

Sinds een aantal jaren voer ik het bewind over een drietal techniekkasten. Het zijn mooie kasten. Ze zijn tot de nok toe gevuld met uitdagende, inventieve opdrachten voor 4- tot 12-jarigen. Toch is het geen onverdeeld genoegen om ermee te werken. Dat komt vooral omdat er altijd wel iets zoek is: een piepklein essentieel radertje van een legoconstructie, vormpjes om zeep mee te maken, een maatbekertje, een strippentang. Hoezo kun je de lift van de knikkerbaan niet omhoog krijgen? Omdat het mechaniek zoek is juf. Maar hoe kan dat nou zoek zijn? Ja, het zat niet meer in de doos. Maar dat kan helemaal niet, ik heb alles nagekeken, er is geen hoek in deze hal die ik niet gecontroleerd heb! Toch is het er niet, wat moeten we nou doen, juf? Ruim die knikkerbaan maar weer op. Ik bestel wel een nieuwe lift. Ik stampvoet nog net niet als ik wegloop. Als ik zou willen kan ik na elke techniekronde wel een nieuwe bestelling plaatsen. Zelfs bij een schrikbewind - is alles terug- heb je onder de stoel gekeken- heb je de lijst met materialen gecontroleerd- blijkt er toch altijd wel iets onherroepelijk verloren te zijn gegaan. Een van de leukste opdrachten, zowel in de kast van de middenbouw als in de kast van de bovenbouw, betreft het metselen van een huis. De specie bestaat echter uit bakmeel. Als de huizen weer afgebroken worden en de steentjes gewassen zijn blijft er altijd wel een beetje meel aan plakken. In het begin had ik nog niet door wat voor een effect het terugleggen van deze steentjes in de kast had. Als ik na zes weken de deur opende om de volgende techniekronde voor te bereiden sloeg er een enorme stank uit de kasten. Er zat niets anders op om de steentjes buiten de kast te bewaren. Alwaar ze natuurlijk regelmatig zoek raken. Dat geldt ook voor de schattige troffeltjes die bij deze opdracht horen en die- het kan bijna niet anders-het pand regelmatig op illegale wijze verlaten. Er zijn nergens troffels juf! Plak dan maar met je vingers. Ja, maar dan wordt het niet mooi glad. Kan me niets schelen. Plakken! Mijn doorgaans goede humeur is op techniekmiddagen vaak net zo ver te zoeken als de troffeltjes, de mechaniekjes, de vijlen en de vormpjes. De opdrachten die bij de techniekdozen horen verschillen behoorlijk in moeilijkheidsgraad en tijd. We krijgen het niet af, jammert de ene groep. We hebben dit nu al drie keer achter elkaar gedaan, moppert een andere. De leerlingen van de middenbouw kunnen de opdrachten niet zelfstandig maken. Het allerbeste zou zijn als ze begeleid werden door volwassenen. Maar er is anno 2013 vrijwel geen hulpouder meer voor dit soort activiteiten te vinden. Daarom worden er leerlingen van hogere groepen ingezet. Zelfs de meest sociale en organisatorisch goed toegeruste leerlingen vinden dit een hele klus. Ze vinden het lastig om alle leerlingen goed te betrekken bij de opdracht en optreden tegen lastig gedrag is vaak helemaal een brug te ver. Die kleintjes moeten hen natuurlijk wel aardig vinden. Regelmatig tref ik een bovenbouw leerling aan die de opdracht in zijn eentje uitvoert terwijl de leerlingen die hij begeleiden moet elders in het pand om onduidelijk redenen een achtervolging hebben ingezet. Waar is je groepje Daan? Eh…Toch zijn er momenten waarop alles klopt: overal in de school werken groepjes aandachtig aan hun opdracht, er is niets kwijt, er is niemand vervelend. Wat is dat werken met techniekkasten toch leuk, leerzaam en gezellig, roep ik enthousiast tegen een collega. Dan buitelen er ineens vier leerlingen uit groep vijf het handenarbeidlokaal uit. Ik stuur ze terug en loop mee naar binnen. Daar zit Tara uit groep 8 moedeloos op een stoel. Alle zaagjes van de figuurzagen zijn zojuist gebroken.

zondag 9 juni 2013

Teamuitjes

Het is de koudste 23 mei in meer dan 100 jaar en ik zoek samen met mijn collega’s een bal onder de rododendrons in het park. We zijn aan het klootschieten. Ik heb dat nog nooit eerder gedaan en het ziet er ook niet naar uit dat ik het ooit weer zal doen. Klootschieten is iets voor teamuitjes en familie uitstapjes. Evenals Pitch en Put, paarden mennen en georganiseerde stadswandelingen. Activiteiten die je een beetje op zijn elfendertigst uitvoert en waarbij je veel verscholen blikken op je horloge werpt. Zijn we er al? Duurt het nog lang? Het is niet per se ongezellig maar het is toch altijd weer een mooi moment als het afgelopen is. Dit keer is het echter wel heel erg koud. Een paar graden boven nul. Het bedrijf dat dit uitstapje georganiseerd heeft, wil van geen annulering of andere datum weten. Een raadsel omdat alles zich buiten afspeelt. Ook de barbecue tot mijn afgrijzen. Terwijl de hagel op mijn regelmuts klettert zoek ik dapper voor de zoveelste keer naar die vermaledijde kloot. Eerlijk gezegd was ik behoorlijk opgelucht dat we dit gezapige spel zouden spelen. Het gebied waar we liepen kent ook een klimbos en in gedachten zag ik mij al bibberend die touwladders opklimmen. Een halve eeuw geleden zou dat een fluitje van een cent zijn geweest maar nu is het een hachelijke onderneming. Het zou niet het eerste teamuitje zijn geweest dat met een gang naar het ziekenhuis eindigt. Jaren terug bracht ik halverwege de dag een collega naar huis die onwel was geworden. Tijdens de rit verslechterde zijn conditie zo erg snel dat we ons genoodzaakt zagen een motoragent aan te houden. In vliegende vaart scheurden we vervolgens door de stad naar het ziekenhuis. Het liep uiteindelijk goed af maar het waren akelige uren. Ook collega’s van andere scholen reppen van enge gebeurtenissen bij teamuitjes: rug gebroken bij een val van het paard, hersenschudding na een glijpartij in het zwembad, achillespees geknapt bij een wat al te jeugdig uitgevoerde sprong. Gezien de sterke vergrijzing van het onderwijspersoneel zou het echt het beste zijn als we alleen nog een high tea organiseren, een avondje naar het theater gaan, een korte wandeling langs het strand maken of een copieus diner verorberen. Toch zijn al deze uitstapjes te verkiezen boven de uitstapjes die in het teken van teambuilding staan. Wat heb ik daar toch altijd een hekel aan gehad. De zijige taal van de cursusleiders, de opdrachten waarbij we elkaar letterlijk over hindernissen moesten helpen, de loze beloftes van mensen die enigszins onder vuur kwamen te liggen, het feit dat mensen überhaupt onder vuur kwamen te liggen. Bah. Bah. Bah. Het was in de tijd dat men ervan overtuigd was dat neuzen eenzelfde kant op moesten staan. Een kant die meestal arbitrair en willekeurig was en niet zoveel met de lespraktijk te maken had. Er werden door cursusleiders veel nobele inleidingen gehouden over kritiek geven en ontvangen, over ik-boodschappen, over feiten en belevingen maar als er dan vervolgens een emotionele beerput openging vol veronderstellingen, meningen en afrekeningen dan zaten ze er krachteloos bij: het is goed dat het gezegd wordt. Laten we nu kijken hoe we er samen weer uit kunnen komen! Maar we kwamen natuurlijk samen nergens meer uit. Er waren wonden geslagen die er voorheen nog niet waren. Ze etterden nog jaren na. Niemand was er beter van geworden. Het team niet, de leiding niet en de leerlingen al helemaal niet. Nee, laat me dan maar lekker klootschieten, in de kou barbecueën en paarden mennen. Alleen in een tuktuk zal niemand me niet meer vinden. We zaten er met zijn drieën in, vanwege een blessure van een van ons. De rest reed op Solexen door het zonnige Drentse landschap. We verdwaalden.

maandag 27 mei 2013

Circus

De ‘war on teachers’ woedt in de Verenigde Staten onverminderd voort. Het hijgerig verzamelen van zoveel mogelijk data vergiftigt het onderwijsklimaat nu al zeven jaar op rij. En het wordt erger. De een na de andere ‘public’ school wordt gesloten, steeds meer kinderen worden met bussen naar scholen vervoerd die op hun beurt ook weer elk moment gesloten kunnen worden. Een testresultaat dat een half procentje onder de norm uitkomt kan al voldoende reden zijn om een goed functionerende directeur te vervangen. Rücksichtsloos, in naam van de vooruitgang, het bedrijfsleven en de toekomst. Een onderwijs CEO uit Indiana vertelt: dit {schoolgebouw} is een bedrijf. Mensen verdienen hier hun inkomen. Als die mensen het goed doen moeten ze meer zaken krijgen, als ze het slecht doen moeten ze eruit! We moeten beter en beter worden. Daarom moeten we testen en testen, dit is de juiste weg! Vooral die juiste weg zegt veel over het welhaast sektarische denken dat in de VS in het onderwijs heeft postgevat. Deze destructieve mix van nieuwe zakelijkheid en vermeend idealisme knakt de een na de andere collega aan de andere kant van de oceaan. Op ‘Teachers Appreciation Day’ schrijft Angie Sullivan: ik huil. Ik huil omdat mijn beroep kapot gemaakt is en dat er niets van waarde voor kinderen voor in de plaats komt. Ik weet niet wanneer de heksenjacht op de slechte leerkracht is begonnen maar ik weet wel dat het een kwelling is geworden voor iedereen. Ook weet ik niet waarom het een sport geworden is om lesgevende vrouwen zo diep te kwetsen en waar de overtuiging vandaan komt dat testen hetzelfde zou zijn als lesgeven. Zou er misschien eens iemand iets kunnen vragen aan de leerkrachten zelf? Aan de vakbonden? Laten de besturen voor de verandering eens leiders met een onderwijskundige achtergrond inhuren in plaats van zakenmensen met een hekel aan vakbonden. Mark Naison, professor aan de Fordham universiteit is grimmiger: I will not forget or forgive those who destroy what i love, schrijft hij. De vrijheid die Naison decennia terug ervoer in zijn lespraktijk is totaal verloren gegaan. Wat er voor in de plaats is gekomen is zijn ‘outcome assessments’ en ‘scripted learning’, uitgevoerd door laagbetaalde docenten zonder baangarantie. ‘Creative teaching is impossible in most American public schools’, besluit hij moedeloos. Op het blog van Diane Ravitch, waar ik al deze informatie gevonden heb, klinkt de een na de andere hartenkreet op. Assessing ourselves to death! Save this profession before it is too late! Do I work for students or data? You must not internalize the blame. Now is the time for non-cooperation. Will my school die? Testing frenzy continues unabated. I hate what is happening to our schools. We cannot measure what we treasure. Het meest idiote verhaal over de testgekte komt van de hand van een ouder die vertelt dat haar zoon in het ziekenhuis klaar lag om geopereerd te worden aan zijn hoofd toen er een leerkracht, die in dienst was van het ziekenhuis, op bezoek kwam met formulieren in haar hand. Het was tijd voor zijn volgende test, meldde ze opgewekt. Het kan dan ook niet anders of leerkrachten verlaten en masse het onderwijs. Ook als dat betekent dat ze geen inkomen meer hebben. Een onderwijzeres schrijft: ik heb besloten het onderwijs te verlaten. Ik heb altijd graag lesgegeven maar het is voorbij. De enorme hoeveelheid papierwerk, het gebrek aan steun en financiële middelen van zowel het bestuur als van de regering wordt elk jaar groter. Maybe i will go back to the classroom one day, but for now i sorely need a break from the circus education has become. Gelukkig zijn er ook krachten die de testmachinerie kunnen stoppen. De Angry Moms of Texas slaagden erin. Diane Ravitch hoopt op veel Angry Moms. Yes you can, roept ze strijdvaardig.

maandag 13 mei 2013

Korte lontjes

Tussen het lokaal van groep 6 en 7 zit een tussenhok. Een oase van rust voor leerlingen die graag alleen werken of die een repetitie moeten inhalen. Dit jaar is het ook een toevluchtsoord voor jongetjes met korte lontjes. Ze zijn al naar binnen gestormd voor ik door heb dat er tijdens de pauze iets mis is gegaan. Waar is Daan? In het hok, juf. Waarom? Hij heeft verloren met voetbal. Aha, is dat het hele verhaal? Nee, een aantal van ons vond het nogal leuk dat hij verloor. En wat deden ze toen? Een liedje zingen. Geen leuk liedje zeker? Nee, geen leuk liedje, zal ik hem voor u uit het hok halen? Welnee, hij komt er vanzelf een keer uit. Het kortste lontje is dat van Milan. Een klein beroep op zijn verantwoordelijkheid, een terechte vraag over iets wat hij nagelaten heeft en alles aan het kleine mannetje explodeert met grote kracht. Hier vliegt een stoel opzij, daar wordt een in de weg liggend been geraakt en hup...daar schuift de deur met een zwiep over de geleiders en verdwijnt hij het hok in. Zijn medeleerlingen zijn er zo aan gewend geraakt dat ze vaak niet eens meer op of om kijken. Was dat Milan? Ja juf. Wat gebeurde er dan? O niks, iets met een pen die hij niet kon vinden. Als ik na een paar minuten de deur open schuif zit daar een doodongelukkig jongetje. Wat was dat nou? Ik kan er niets aan doen juf. Het gebeurt gewoon. Ook Jason voelt zich snel tekort gedaan. Dat slaat nergens op want hij bevindt zich meestal in het centrum van de macht. Hij heerst met straffe hand en bepaalt doorgaans de regels van elk zelfbedacht vechtspel. De belangrijkste regel die hij heeft ingesteld luidt: dat wat mij is toegestaan is daarom een ander nog niet vergund. Dreunen uitdelen is prima - geintje juf – dreunen ontvangen een misdaad van formaat. De tranen knallen uit zijn ogen als hij met zijn worstelaarspas op mij af komt lopen op het plein. Ik doe hem wat hoor, ik doe die Marcel wat! De vermeende dader heeft geen idee heeft wat er fout gegaan is en komt wat schuchter op me af lopen als ik hem roep. Je gooit me keihard op de grond, briest Jason, je speelt het spel gewoon veel te hard! Marcel heft zijn armen verbaasd in de lucht en zegt met ongeloof in zijn stem: ik doe precies hetzelfde als jij doet! Niet waar, ik doe het niet zo hard, schreeuwt Jason. Achter hem klinkt hoongelach. Jason heeft op school maar een meerdere als het op bullebakken aankomt: Derrik. Deze leerling uit groep 8 is net even groter en sterker dan hij. Hij kent Jasons zwakke punten als geen ander en komt als een duiveltje uit een doosje geschoten als Jason zich van zijn allerkleinste kant laat zien. En dus schakelt Jason zijn moeder in. ’s Middags komt ze al mee naar school om de ‘boel op het plein in de gaten te houden’. Het is geen onredelijke vrouw, ze is echt in de veronderstelling dat Jason bang is voor Derrik. De schrik staat haar in de ogen als ze verhaalt over de angst van haar zoon. Jason speelt zijn rol kennelijk goed. Maar ook Derrik is niet voor de poes op dit gebied: hij neemt zijn vader mee. De grote gemeenschappelijke deler bij alle jongetjes met korte lontjes is waarschijnlijk gelegen in de onvoorwaardelijkheid waarmee ze hun ouders kunnen mobiliseren als het even niet helemaal loopt zoals ze willen. Als de rust is weergekeerd en ik mijn klas binnenloop zie ik nog net de schuifdeur van het tussenhok dichtgaan. Wie is het deze keer, vraag ik terwijl ik rustig achter mijn bureau ga zitten. De leerlingen kijken zoekend om zich heen. Tja….

maandag 29 april 2013

Schuchter

De leerlingen in deze klas houden elkaar goed in de gaten. Er ontsnapt niet veel aan hun waarneming. De ochtend is nog maar net begonnen of daar gaan de eerste vingers al de lucht in. Juf, waar is Richard? Juf, Sharon is er nog niet! Alleen de afwezigheid van Michelle kan lang onopgemerkt blijven. Negen uur, kwart over negen, o gut, weet iemand iets over Michelle? Verschrikt springen er een aantal kinderen op. Zal ik het even vragen beneden? Zal ik de telefoon even halen? Michelle appelleert aan ons schuldgevoel. Althans aan dat van het vrouwelijke deel van de groep. Michelle is namelijk nagenoeg onzichtbaar. Zelf lijkt ze dat niet erg te vinden. Ze kan zichzelf goed aansturen. Ook als ze niets van de lesstof begrijpt werkt ze ingespannen en geconcentreerd. 20 fout juf. Och jee, meisje toch, waarom kwam je het niet even vragen? Ze haalt haar schouders op. Ik wist niet dat ik het moeilijk vond. Michelle geeft niets om de laatste mode, niets om het bezit van een telefoon, niets om sociale media. Daardoor mist ze alle aansluiting met de andere meisjes. Een groot deel van alle informatie-uitwisseling vindt tegenwoordig plaats in Whattsapp. Het maakt niet meer uit hoezeer je je als leerkracht tegen ongewenste groepsvorming verzet, op Whattsapp gaan ze geheel hun eigen gang. Ik heb al menig conflict moeten beslechten dat in cyberspace is begonnen. Michelle weet daar niets van. Het lijkt haar niet te deren. Ook bij het voorbereiden van de Sterrenparade, de juffendag en de kijkavond doet ze consequent nergens aan mee. We komen nog een meisje tekort, wil jij meespelen Michelle? Nee! Het antwoord klinkt hard en duidelijk. Uiteindelijk is Rutger bereid om een pruik op te zetten en de vacante rol voor zijn rekening te nemen. Michelle werkt ondertussen aan haar spreekbeurt. Ze kijkt niet op of om en gaat haar eigen onnavolgbare gang. Het is dan ook altijd een verrassing als er plotseling een eind komt aan al dit schuchtere gedrag. Meestal is het Nadia die me komt waarschuwen. Zij werkt met Michelle op hetzelfde niveau met rekenen en ziet dus als eerste dat het mis is. Juf, ze huilt! Wie? Michelle! Michelle, waarom dat dan? Weet ik niet. Nadia sloft bozig weg. Ik loop naar Michelle. Ze snikt onbedaarlijk en - vreemd genoeg- onhoorbaar. Ook dit kan ze kennelijk stilletjes. Wat is er? Niks, klinkt het gesmoord. Ze huilt dus maar zo wat, concludeert Richard grinnikend. Ze had er gewoon eens zin in, vult Mick aan. Houd daar eens mee op, gebaar ik. Er schieten wat dames toe die de arm om haar heen leggen en haar over de rug beginnen te aaien. Wat is er dan Michelle, klinkt het lief. Ga eens zitten, zeg ik, we gaan pas troosten als we weten wat er is. De lippen van Nadia hebben zich ondertussen tot een smal streepje gevormd. Je weet dus toch wel wat er aan de hand is, zeg ik. Nadia schudt haar hoofd. Nee, echt niet maar ik denk dat ik het wel weer gedaan zal hebben. Het is altijd mijn schuld. Ik kijk Nadia verbaasd aan. Ik heb je nog nooit de schuld ergens van gegeven. Nee, u niet, antwoordt Nadia, Michelle! Het hoofd van Michelle schiet met een ruk omhoog. Je speelt altijd de baas over me, roept ze boos. We moeten altijd jouw zin doen! Ja, natuurlijk speel ik de baas, snibt Nadia, je zegt altijd dat ik het maar moet zeggen. Nou je doet die sommen in vervolg maar mooi alleen! De rest van de ochtend staart Michelle met lege ogen naar haar werk. Na verloop van tijd kan Nadia het niet langer aanzien. Luid zuchtend staat ze op. Zal ik je maar weer helpen dan? Ja graag, klinkt het zachtjes.

zondag 7 april 2013

Lege doos

Op de meester- en juffen dag (een armzalig substituut voor het vieren van verjaardagen van leerkrachten) voeren de meisjes uit deze klas een toneelstuk op. Het is het tweede toneelstuk deze maand want ook voor het Egypteproject hadden ze iets ingestudeerd. De voorstelling was echter niet zo succesvol geweest omdat Sharon mijn afwezigheid (ik had griep) aangreep om een clown te introduceren in het spel. Ze had daarmee het spel zo ontregeld dat haar vriendinnen een week later nog laaiend waren. Het eerste wat ze me vragen als ik weer beter ben is of ik Sharon even ernstig toe wil spreken. Ze stonden namelijk ernstig voor gek toen die malle clown opdook. Het is dan ook een wonder van vrouwelijke vergevingsgezindheid dat Sharon ook bij het nieuwe toneelstuk weer mee mag spelen. Sharon peinst er niet over om zich ditmaal dienstbaar op te stellen. Ook nu gedraagt ze zich als een ongericht projectiel en maakt aan de lopende band grappen waar ze alleen zelf om moet lachen. Haar fanclub kent precies een lid: zijzelf. Het vriendelijke coöperatieve gedrag waar ze in de klas in excelleert, is in geen velden of wegen te bekennen. Samenwerken, je aanpassen, constructief meedenken, het is niet iedereen gegeven. Chantal begint er vaak niet eens aan. Ook niet ten behoeve van mijn verjaardag. Ze loopt precies vijf minuten rond bij het toneelstuk(pfff..saai), vijf minuten bij degenen die een quiz voorbereiden (pfff.. nog saaier) en prutst drie minuten wat ongeïnspireerd aan een tekening(pff.. saaist). Dan loopt ze naar me toe en zegt: ik geef het op, ik ga maar wat lezen. Haar vriendin Sarah sloft bozig achter haar aan. Ja, wat wil je nou? Ik ga iets zonder jou doen hoor! O doe maar hoor, wuift Chantal achteloos. Bozig sluit Sarah zich aan bij de toneelgroep. Een kwartier later komt ze haar beklag doen. Juf, Chantal bemoeit zich met ons toneelstuk. Ik jaag Chantal weg. Een groot deel van de jongens is in de ban van het computerspel Minecraft, ze hoeven dan ook niet lang na te denken over een cadeau: ze gaan een stad voor mij bouwen. Een stad vol gebouwen met vlaggen, gelukwensen, vuurwerk. Eendrachtig zetten ze hun laptops onder leiding van Marco bij elkaar in de buurt. Ingespannen turen ze naar hun scherm. Het is doodstil. Een voor een volgen ze de aanwijzingen van Marco op. Links komt een piramide (Egypte! Leuk voor de juf), rechts een overwinningsboog(Napoleon! Leuk voor de juf).Wie bouwt de letter G? Wie bouwt de letter E? Tot mijn genoegen zie ik dat Tim en Koert ook mee doen. Ze hangen er soms maar wat bij in deze groep maar nu doen ze volwaardig mee. Mooi! Dat cadeau is al binnen. Na tien minuten is het met mijn blijdschap gedaan. Koert heeft zijn tafel half weggedraaid en tuurt met een boos hoofd naar het scherm. Na nog eens tien minuten draait Tim zijn tafel helemaal weg. Hij is de stad uitgegooid, zegt hij boos. Maar waarom, vraag ik verbaasd. Omdat hij met TNT sjouwt, gromt Marco. Met TNT, vraag ik verbaasd. Ja, dat is een soort dynamiet juf en daarmee kan je alleen maar dingen opblazen. We willen niks opblazen vandaag. En hoe zit het met Koert? Koert wil geen letters bouwen juf, alleen vuurwerk. Maar we willen nu eenmaal eerst een woord maken. Ik knik. Ik snap het. Hoofdschuddend loop ik terug naar mijn bureau. Zo jong en dan al zo vastbesloten om perse oncoöperatief te zijn. Dan bedenk ik dat ik er zelf ook wat van kon. Was ik niet degene die tijdens die vermaledijde school rommelmarkten in de jaren negentig eindeloos met een lege doos rondsjouwde. Puffend en hijgend. Zogenaamd het zweet van het hoofd wissend. Wie weet waar deze doos moet collega’s? Heeft iemand een idee?

zondag 24 maart 2013

Tochtjes maken

Hoewel ik vind dat alles is toegestaan om er onderuit te komen: smoezen, ziekmeldingen en afmeldingen in verband met te weinig assistentie van ouders, ga ik regelmatig toch op pad met mijn leerlingen. Per slot wacht er aan het eind van de tocht iets leuks, iets zinvols of iets dat gewoon moet: het Verkeersexamen of een creatieve activiteit waar ik al jaren niets meer over te zeggen heb in het plaatselijke kunstencentrum. Ik wil ook niet al te kinderachtig zijn op dit gebied, ik gun de leerlingen zo’n uitstapje maar ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik in de loop van de jaren gewend ben geraakt aan het fenomeen. Het valt namelijk nooit mee. Dat ligt niet aan de leerlingen. Die hebben allang begrepen dat ik absolute gehoorzaamheid van ze verlang en dat er treurige gebeurtenissen in het verschiet liggen als hun volgzaamheid ook maar een tel wijkt. Vooral het aankomende Verkeersexamen is een prachtig wapen in groep 7. Gezakt, knetter ik regelmatig als ik achteromkijkend een onrechtmatigheid waarneem en het stuur van mijn dertig jaar oude racefiets recht probeer te houden(is die fiets van u, vroegen mijn leerlingen destijds bewonderend, is die fiets van u, vragen ze nu grinnikend). Dus rijden er robots achter mij die het dolkomisch vinden om op exact het juiste moment tegelijk hun hand uit te steken of over hun schouder naar achteren te kijken. Mijn bevelen echoën door de buurt: voorrang geven aan rechts, ..rang geven aan rechts…. aan rechts! Denk aan de voetganger…de voetganger…ganger. Nee, het ligt niet aan hen, het ligt aan de overige verkeersdeelnemers. Die staan er namelijk op om die lange, in gele hesjes gehesen, sliert kinderen doorlopend in gevaar te brengen. Vooral middelbare scholieren vinden niets zo vernederend als achter een groep basisschool leerlingen aan fietsen. Dus halen ze ons in. Dat kan niet altijd op fietspaden waar het verkeer je tegemoet komt rijden. Dat kan al helemaal niet als je ook nog perse met zijn drieën naast elkaar wilt blijven fietsen. Dus word er gegild en geschreeuwd (door de leerlingen) en gevloekt en getierd ( door de scholieren en door mij), zwalkt de fietsende rij leerlingen van links naar rechts, berm in, stoep op en sta ik doodsangsten uit. Maar ook een enkele ogenschijnlijk hele normale huisvrouw, twee kinderen in een kinderzitje, boodschappentassen aan het stuur, kan het zo maar in haar hoofd halen om de rij te passeren. Kijk daar komt ze aan. De rij is lang, niet iedereen heeft door dat ze er langs wil, niet iedereen kan haar er bij tegemoetkomend verkeer zo maar tussen laten. Ze begint te schelden. De leerlingen schelden vrolijk terug. Als we moeten stoppen voor verkeer dat van rechts komt, ziet ze haar kans schoon. Met een enorme vaart komt ze langszij zetten om vervolgens net voor de optrekkende auto van rechts langs te schieten. Ook sommige meefietsende ouders kunnen onbedoeld chaos veroorzaken. Ook van hen verwacht ik absolute gehoorzaamheid maar die houding is niet iedereen op het lijf geschreven. Nadat we samen de klas een drukke verkeersweg over geholpen hebben springt de moeder van Tim op de fiets en roept: ik rijd nu wel even voorop. Doe jij maar rustig aan! Ik wil nog iets zeggen maar de meeste leerlingen zijn al opgestapt. De moeder van Tim fietst veel te hard. Het kost de leerlingen moeite haar bij te houden. Er nadert een voorrangsfietspad. De groep fietst harder en harder. Ik schreeuw bevelen. Niemand hoort iets. Er komt een scooter van rechts. Het is een middelbare scholier. Hij overweegt geen seconde om in te houden als hij de paniekerige sliert leerlingen ziet en mist Thomas op een haar. De volgende keer verzin ik weer een smoes als er een tochtje aan komt.

maandag 11 maart 2013

Plus

Vijftien jaar geleden dook het woord hoogbegaafd op in de onderwijspraktijk. Steeds vaker overvielen ouders mij op contactavonden of op onbewaakte momenten bij de deur met de mededeling dat ze zeker wisten dat hun kind hoogbegaafd was. Sommigen waren daar zelfs zo van overtuigd dat ze er onmiddellijk aan toe voegden dat hun kind zich om die reden zat te vervelen in de klas. Nu wilde ik over die hoogbegaafdheid nog wel even nadenken, in sommige gevallen precies een seconde, maar bij het woord ‘verveling’ sloeg ik meteen mijn armen over elkaar. Een kind dat zich zit te vervelen in mijn klas? Het bestaat niet, het kan niet, daar wil ik niks meer over horen. Toch was ik niet ongevoelig voor het aanbieden van meer werk voor snelle en slimme leerlingen dus al snel lagen er op mijn bureau kleine stapeltjes extra werk. De eerste leerling die voor dit werk was uitverkoren was Jorrit. Hij voelde er niets voor. Al dagen had hij zich wat narrig op de achtergrond bevonden als zijn moeder en ik de plannen bespraken. Op de eerste dag dat hij zijn extra werk zou krijgen nam hij mij mee naar de bibliotheek. Hij maakte een breed gebaar met zijn arm. Wanneer moet ik dat nu allemaal lezen juf, vroeg hij boos. Andere leerlingen waren daarentegen erg enthousiast over hun bijzondere positie in de klas. Regelmatig moest ik er heel precies op toezien dat ze hun gewone werk niet afraffelden om maar zo snel mogelijk met het extra stapeltje aan de slag te kunnen. Ondertussen veranderde het woord hoogbegaafd in ‘meerbegaafd’ en vervolgens nog een keer in ‘plus’ en ‘groep 9’. Ook vonden de lessen in toenemende mate plaats buiten het lokaal of zelfs buiten de school. Ik heb altijd een grote hekel aan het woord ‘plus’ gehad. Elke keer als ik in het leerlingvolgsysteem mijn groepsplannen in moet vullen en de plusgroep aanklik, steekt het. Omdat er een plusgroep is er ook een mingroep. Dat is een onontkoombaar gevolg. Het woord mingroep is het ergste woord dat ooit zijn intrede heeft gedaan in het basisonderwijs.Ook nu is er nog steeds een tweedeling tussen leerlingen die niets van de extra lessen willen weten en de enthousiastelingen. De leerlingen die protesteren zijn vaak jongetjes. Jongetjes die zich bekocht voelen. Ze hoopten tijdens de pluslessen veel informatie op te doen over zaken die hen mateloos boeien: ruimtereizen, uitdijing van het heelal, techniek, aardrijkskunde, geschiedenis. In plaats daarvan zitten ze met wat suffe meisjes en een jongetje uit een lagere groep een plan van aanpak en een taakverdeling te maken. Ze mogen het onderwerp zelf kiezen…zucht...het moet perse samen…zucht, zucht… en het moet uiteindelijk in een portfolio terecht komen… zucht, zucht, zucht. Moet het of mag het en kan ik hier ook weg? Eerlijk gezegd begrijp ik ze wel. Ook ik had me veel meer kunnen vinden in die lessen over ruimtereizen en geschiedenisverhalen. Het verbaasde me in eerste instantie ook dat het er in plusgroepen en groepen 9 zo anders aan toe ging. Het leek ook allemaal zo gemakzuchtig. Zo onderwijs-anno-nu: geschikt voor alle vormen van onderwijs…een plan van aanpak, een taakverdeling en een portfolio. Maar als ik dan weer een portfolio voorbij zag komen van een leerling bij wie zo’n aanpak op het lijf geschreven stond dan was ik ook wel aangenaam verrast. Toch blijft het knagen. Het liefst deed ik het weer allemaal zelf. Weg met al die plussen en minnen, gewoon weer leerlingen zonder etiket maar met verschillende onderwijsbehoeftes. Want ik schreef het al eerder hierboven: verveling in mijn klas…het bestaat niet, het kan niet en ik wil er niks meer over horen!

zaterdag 23 februari 2013

Project.

Jacco heeft zijn jas al in de hand. Juf, de onderdelen voor mijn piramide zijn weg, ik ga weer even naar de Decamarkt dozen halen! Dat meen je niet, zucht ik wanhopig, dat is nu al de tweede keer dat alles weg is. Jacco kijkt mij verontwaardigd aan. Ja, daar kan ik toch niets aan doen! O, jawel, zeg ik beslist, je had al die uitgezaagde driehoeken best in je kastje kunnen bewaren. Zo groot waren ze niet. Hij trekt een pruilmondje. Ja maar ik heb nu niets. Dit is de laatste keer Jacco! Goed juf. Jacco racet er vandoor. De trap af, de voordeur door, het veld over. Ik ben ervan overtuigd dat hij het erom doet. Dozen halen is het enige deel van het project over het oude Egypte dat hij kan overzien. Ook Tim, Okan en Danielle hebben moeite om op gang te komen. Ze hebben hun laptoppen naast elkaar opgesteld. Ik zie er alleen de achterkanten van. Zo’n opstelling maakt me altijd achterdochtig. Vooral om dat er steeds hetzelfde gebeurt als ik hun kant op loop: met hun rechter wijsvinger klikken ze razendsnel op de muis terwijl ze hun hoofden simultaan op hun linker elleboog laten zakken ten teken van het feit dat het allemaal niet mee valt. Het is moeilijk juf, erg moeilijk! Zo, zeg ik als het me te gortig wordt, jullie hebben nu tijd genoeg gehad, laat maar zien welke goden jullie gaan naschilderen. Tim wijst op een portret van Anubis. En jij, vraag ik aan Okan. Eh…ik doe Hathor wel. En Danielle? Ik doe niet meer mee, klinkt het boos, ik moet steeds maar Isis van ze doen maar ik wil Anubis ook! Als ik over vijf minuten terug kom hebben jullie de taken verdeeld, zeg ik beslist. In de kleine gymzaal spelen een vijftal meisjes en een jongen een toneelstuk over Caesar en Cleopatra. Ze zien er prachtig uit. Witte kleding, zwarte pruiken, sandalen. De gemoederen zijn echter verhit. Sanne zit met haar armen over elkaar als ik binnen kom. Het verhaal verandert steeds, zegt ze narrig tegen mij, ik kan het zo niet spelen! Anna kijkt haar kwaad aan. Je hebt gewoon niet goed geluisterd toen het verhaal uitgelegd werd! Dat komt omdat je steeds de baas speelt, ik hoef toch niet altijd maar naar jou te luisteren, antwoordt Sanne verontwaardigd. Wel als je wilt weten waar het verhaal over gaat, snibt Quincy. Ik probeer de ruzie te sussen. Laat maar eens zien wat jullie al hebben. Halverwege de voorstelling trekt Thomas aan mijn mouw. Ik moet zo iets doen wat ik heel raar vind juf, fluistert hij. Ik ben benieuwd jongen, antwoord ik. Aarzelend loopt hij het toneelspel in. Ah, daar hebben we Ceasar, roept Cleopatra verrukt. Thomas draait zich om. Hij heft zijn handen omhoog. Ik vind het dus heel raar maar…Speel maar door, gebaar ik. Caesar neemt Cleopatra houterig in zijn armen en drukt een halfbakken zoen op haar hoofd. Daarna kijkt hij mij ongelukkig aan. Ik denk dat het heel goed word, grinnik ik terwijl ik op weg ga naar het handenarbeidlokaal. Daar wordt de Nijldelta nagebouwd. De piramides zijn van suikerklontjes die zorgvuldig met zandkorreltjes worden beplakt, de Nijl wordt geconstrueerd van een halve Pvc-buis en de woestijn er omheen is enorm. De halve kleuterzandbak is het lokaal binnen gesleept. Misschien moeten jullie je daar in beperken, zeg ik terwijl ik een bezem pak. Dat weten we juf, moppert Jorrit, maar het enige dat Richard wil doen is zand halen. Inmiddels is Jacco terug gekeerd met wel vier bananendozen. Ja juf, ik dacht ik neem maar voldoende dozen mee dit keer, straks is mijn werk weer weg. Achter mij stormt Danielle het lokaal in. Ik wil die stomme Isis niet doen hoor. Kan ik niet ergens anders aan meedoen?

zondag 10 februari 2013

Pesten.

Ik doe mijn best om niet te knipperen en mijn ogen strak op het digibordscherm te houden maar het valt niet mee om zo koelbloedig te blijven. De presentator van het Jeugdjournaal heeft zojuist verkondigd dat de staatsecretaris van Onderwijs van mening is dat juffen en meesters niet goed met pesten om kunnen gaan en dat er daarom nieuw beleid ontwikkeld wordt. De klas heeft zich in een beweging omgekeerd om mijn reactie te peilen. Ze voelen heel goed aan dat het hier niet om een neutrale berichtgeving handelt maar om een heuse beschuldiging. Mijn reactie is in werkelijkheid heel wat minder cool dan het lijkt. Ook als er krantenberichten over de vermeende tekortkomingen van leerkrachten verschijnen of ouders de school binnenstormen met een duidelijk verwijt op dit gebied dan voel ik dezelfde mix van wanhoop, woede en –naarmate ik ouder word- doffe gelatenheid. Hoe halen de beschuldigende partijen het toch altijd opnieuw in hun hoofd dat de oeroude driften en neigingen die tot pestgedrag leiden als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen op het moment dat leerkrachten zich competenter zouden tonen. School ze bij, breng ze aan de galg! Terwijl ik daar voor de ogen van mijn leerlingen in de hoek word gezet zie ik Richard zitten. Hij is de eerste aan wie ik denk als het over pesten gaat in deze klas en al mijn inspanningen hebben tot nu toe niet het door mij gewenste resultaat gebracht. Ik heb sancties ingesteld, klassengesprekken gevoerd, tijdens de pleinwacht ingespannen de ontwikkelingen op het veld gevolgd, ik ben zelfs een keer in razernij ontstoken. En o ja, niemand durfde op het laatst zomaar op hem te gaan zitten op het plein – een geintje juf, gewoon een geintje- of hem te weigeren bij het groepswerk (we waren met voldoende kinderen juf, er kon niemand meer bij). Ze passen nu wel op om massaal met sneeuwballen in de hand op hem af te lopen als ik daar oppermachtig sta te turen. En toch, en toch…ik ben er niet echt blij mee. Ze doen het voor mij. Sommigen vinden het oprecht vervelend als ik me er over opwind. Is dat pesten wat ik doe? O gut wat erg, ik wil helemaal niet pesten juf, zo ben ik niet. Anderen vrezen de sancties. Maar wat mij steeds opnieuw frappeert is dat dit gedrag sterker is dan henzelf. Ze worden aangestuurd door iets dat ze niet begrijpen maar hen wel drijft: angst om zelf uit de groep te vallen, angst voor te soft aangezien te worden. De jongens in deze groep worden aangevoerd door twee bully’s. De een wat zachtaardiger dan de ander. De anderen volgen, strijden, klimmen op in de hiërarchie, dalen soms weer plotseling. Het is allemaal goed en wel wat de juf wat over pesten beweert maar wat als zij zelf straks onderaan de hiërarchie bungelen in plaats van Richard? Je kunt - je moet zelfs- als leerkracht de leerlingen inzicht verschaffen in dit soort processen, je moet ze trainen in sociale vaardigheden, straffen uitdelen, verzoeningen tot stand brengen maar het is een illusie om te denken dat het mogelijk is om pesten de wereld uit te helpen. Wie dat denkt simplificeert.En dan heb ik het nog niet eens over Richard zelf gehad. Zijn gecompliceerde positie wordt nog eens ernstig bemoeilijkt door zijn eigen gecompliceerde reactie op het groepsgedrag van zijn klasgenootjes. Dat kan ook natuurlijk niet anders. Maar het maakt het ingrijpen van mijn kant nog ingewikkelder. Nee hoor, moppert hij als ik een plek voor hem in een groepje regel, nu hoeft het niet meer. En als hij eindelijk niet meer de pineut is bij het inpeperen op het veld zie ik dat hij het hardst op anderen inloopt.

zondag 27 januari 2013

Verkenning

Tijdens een taalles bespreken we het woord ‘denkbeelden’. Jorrit steekt zijn vinger op. Je kunt rechtse denkbeelden hebben en linkse, zegt hij. Ik knik. Heel goed! Kun je ook uitleggen wat bijvoorbeeld een rechts denkbeeld is? Ja, dan vind je het niet zo erg dat sommige mensen erg rijk worden, dan denk je dat rijke mensen gewoon beter hun best doen dan arme mensen. En een links denkbeeld, vraag ik. Dan vind je het erg dat er hele arme mensen zijn, antwoordt hij, dat vind je dan zielig, die wil je dan helpen. De klas luistert ademloos. Jorrit weet veel. Keer op keer overvalt hij ons met zijn bijna volwassen inzichten en uiteenzettingen. Kenneth steekt zijn vinger op. Ik denk, zegt hij, dat denkbeelden ook beelden zijn die je in je hoofd kunt zien. Je denkt er gewoon aan en dan zie je ze. Er klinkt instemmend gemompel. Ja dat zijn ook denkbeelden. Dan neemt Daan het over. Kan het ook zijn juf dat je je soms dingen verbeeldt, dat je denkt dat je iets ziet maar dat dat er helemaal niet is? Ik knik. Je bedoelt dat iets denkbeeldig kan zijn. Ja precies, antwoordt Daan. Er klinkt rumoer op. Dat heeft Maarten, dat heeft Maarten, klinkt het. Wat heeft Maarten, vraag ik verwonderd. Een denkbeeldig vriendje! Ik kijk Maarten aan. Die kijkt vrolijk terug. Ja, die heb ik, zegt hij, hij heet Willy. En hoe vaak spreek je hem dan? Elke dag, antwoordt Maarten. Hoe ziet hij eruit, vraagt Bastiaan geamuseerd. Hij heeft lang haar en hij is heeeeel druk. O, dan moet het de tweelingbroer van Ozan zijn, grinnikt Mick. De klas schatert het uit. Ook Ozan heeft de grootste lol. Daar lijkt Willy inderdaad wel wat op, bevestigt Maarten, maar hij lijkt ook op mijzelf. Gaat hij wel eens mee naar school, vraag ik. Heel soms, niet vaak. Dan zit hij daar in die hoek! Bastiaan steekt zijn vinger op. Bij mij ligt er ’s avonds vaak iets denkbeeldigs onder het bed. Het valt stil. Bij Bastiaan? Die grote, aanwezige, stoere, jongen. Is hij bang in het donker? Bastiaan kleurt een beetje rood. Ik ben er echt bang voor hoor, mompelt hij zachtjes. Dan klinken er instemmende geluiden. O ja dat heb ik ook. Ja ik ook. Juf! Mark vraagt de beurt. Mick heeft mij verteld dat hij ook vreemde dingen ziet. Hij ziet dingen die ik niet zie. Ik kijk Mick aan. Is dat waar? Mick knikt. Ik zie kleuren om mensen heen, legt hij uit. Ik zie ze niet altijd hoor maar bij sommige mensen zie ik het heel duidelijk. Juf Olga is bijvoorbeeld heel erg blauw. Ik knik. Dat is heel bijzonder Mick. Dat wat je ziet zijn aura’s. Sommige mensen kunnen dat zien. De meeste mensen niet. Mick kijkt mij opgelucht aan. Als ik het vertel moeten mensen meestal heel erg lachen. Nou ik niet, antwoord ik terwijl ik opsta van mijn kruk maar het wordt tijd dat we de taalles gaan maken die hier bij hoort. Hè nee, klinkt het. Kom op jongens, aan het werk, houd ik vol terwijl ik naar mijn bureau loop, als jullie klaar zijn kunnen jullie verder met jullie werkstuk. Na een kwartier staan de eerste leerlingen op om een laptop uit de kar te halen. Sarah en Michelle buigen echter af en lopen naar mijn bureau. Juf, mogen we voor een keer iets anders doen? We willen zo graag meer weten over denkbeeldige vriendjes en aura’s en zo. Hoe willen jullie dat aanpakken, vraag ik. Nou eerst gaan we Maarten en Mick interviewen en daarna gaan we op het internet meer zoeken over deze onderwerpen. Dat is goed, zeg ik. Ze maken allebei tegelijk een huppelsprongetje. Mogen we dan in het kamertje?

zondag 13 januari 2013

Column. Ehm...

Er zijn jongetjes die niet meer op hun plaats kunnen blijven zitten. Ze kruipen langzaam naar voren zodat ze de tekst op het digibord nog kunnen beter kunnen lezen. Daar staan de namen van 17 mensen die binnen tien jaar doodgingen nadat ze in 1922 het graf van Toetanchamon waren binnen gedrongen. Allemachtig! Gelooft u in die vloek, vraagt David ademloos. Ik hef mijn handen omhoog en schud mijn hoofd. Ik weet het niet, zeg in alle eerlijkheid, het kan toeval zijn, het kan om een vergiftigde atmosfeer in het graf gaan maar gek blijft het allemaal wel. Reinout knikt aandachtig, het was wel een hele oude beschaving, vult hij aan, misschien wisten ze meer van zwarte magie dan wij nu. Het valt stil. Alle ogen van de kinderen in deze klas kijken gebiologeerd naar de opsomming op het bord. Alle ogen? Als ik in het halfduister achter de samengeklonterde groep jongens tuur, zie ik dat zeker zes meisjes zijn achtergebleven. Ze kneden boerderijdieren van kneed gum of tekenen aandachtig. Dames, wat heb ik zojuist verteld over de vloek van de farao, vraag ik. Ze schrikken op en kijken mij met een lege blik aan. Ehmm..Ehmm…Vloek, vloek? De jongens kijken verbijsterd om. Nou ja zeg, hoe kan je dit nou niet willen weten? Het is niet de eerste keer dat ik mij verbaas over de geringe belangstelling die deze meisjes tonen voor de raadselen die ons omgeven. Ze willen het liefst tekenen, in agenda’s kleuren, plaatjes over paarden bekijken, poppetjes kneden en naar sites surfen die over fotomodellen handelen. Hun wereld is vriendelijk, kleurrijk en licht. Laat de juf maar samen met alle jongens over de kosmos, middeleeuwse martelingen en griezelige vloeken praten, wij hebben hier wel wat vrolijkers te doen. Ook tijdens rekenlessen valt het niet mee om de aandacht van deze meisjes bij de les te houden. Noortje, kom je deze som even voordoen op het bord? Ehm…ik heb per ongeluk niet geluisterd. Waar is je schrift Samira, ik zie alleen maar een complete boerderij op je tafel. Voorzichtig pakt Samira al haar knutseldiertjes op en zet ze op een kast. Dan begint ze aan haar speurtocht naar haar schrift. Maar soms verschijnen er ineens donkere wolken boven deze roze wereld van knutsels, frutsels, fotomodellen en boerderijdieren. Er rommelt iets, er flitst een bliksemstraal, er komt iets dreunend dichterbij. Ik zie het nooit aankomen. Ik sta al tientallen jaren voor de klas maar ik ben altijd te laat om de eerste barsten in het meisjesparadijs op te merken. Aan het eind van een vrijdagmiddag voegen zich Noortje en Samira bij me. Noortje huilt. Ze snikt iets iets over een computerspel en dat ze nu ‘alles kwijt’ is. Ik begrijp er niets van. Ik denk in mijn onschuld dat Samira meegekomen is ter ondersteuning. Deze meisjes zijn immers vriendinnen. Maar nee, Samira blijkt de oorzaak van alle ellende, de hoofdschuldige, zij moet gehangen worden en wel meteen. Maar waarom, vraag ik niet begrijpend. Dan barst Samira eveneens in een onbedaarlijk gesnik uit. Ik ben helemaal geen hacker, snottert ze, ik heb helemaal niets weggehaald! Dat zou ik nooit doen. Hoe kan Noortje dat nu denken? Hacker, hacker, vraag ik dommig, wat kan je dan hacken als tienjarige? Alles, snikt Noortje, ik ben alles kwijt en ik heb alleen maar aan Samira mijn wachtwoord gegeven. Dus zij moet het gedaan hebben! Ik kijk de aangeklaagde aan. Ik heb het niet gedaan, snikt deze. Maar je hebt wel het wachtwoord van Noortje doorgegeven, gok ik. Samira kijkt me stomverbaasd aan. Ja, geeft ze snikkend toe, ik heb het aan Sophie gegeven maar die heeft gezworen…Haal Sophie maar, zeg ik. Ik zucht diep en verlang acuut naar een wereld van oude vloeken en de middeleeuwse martelingen. Zoveel overzichtelijker.