zaterdag 17 november 2012

Het spoor bijster

Een paar maand geleden kwam hij ‘s morgens regelmatig met veel lawaai de trap opgerend maar zijn medicatie heeft daar nu een eind aangemaakt. Meestal merk ik het niet eens dat Rutger al binnen is. Hij lijkt een beetje op een kuikentje dat net uit het ei is en wat verdwaasd rondstapt. Wat doe ik hier toch, lijkt hij te denken, waarom moest ik hier ook al weer zijn? Hij loopt wat onzeker naar zijn tafeltje, rommelt in zijn kastje, loopt in de richting van het groepje van Tijmen, aarzelt, keert om, spreekt Stephen aan, stopt halverwege in de zin, fladdert wat met zijn handen en blijft dan besluiteloos om zich heen staan kijken. Hoewel het oppervlak van het lokaal klein is en er 27 leerlingen in zitten, lijkt Rutger op een eiland te wonen. Het is om een of andere reden altijd wat leeg om hem heen. Het leven is niet altijd even makkelijk voor hem. Hij moet zich inspannen om de sociale interacties te doorgronden en ook bij de instructie en het zelfstandig werken raakt hij het spoor snel bijster. Als ik dat niet op tijd door heb, verdwijnt hij naar de wc. Tjonge, jonge jonge wat heb jij een lastige blaas, mopper ik dan terwijl ik vergeefs op de deur van het toilet klop, hoe langer je hier zit, hoe groter je achterstand wordt, kom er nu af, we maken gewoon een nieuwe werkafspraak. Aan de andere kant van de deur wordt er dan vervolgens hartgrondig gezucht. Ik moet gewoon plassen hoor, klinkt het verongelijkt. Hij heeft een kort lontje. Dat zit hem zelf nog wel het meeste dwars. Ik weet soms niet wat er met mijn hoofd gebeurt, zegt hij als ik hem na een korte felle vechtpartij vraag hoe dit nou zo gekomen is. Er ploft iets, legt hij verontschuldigend uit, ik wil het eigenlijk niet maar het gebeurt gewoon. Als het over is heb ik altijd hele erge hoofdpijn juf. Vervolgens biedt hij zijn excuses aan. Aan het slachtoffer, aan mij, aan de hele wereld. Sorry hoor. Sorry, sorry, sorry. Hij blijft nog uren in de war na een uitbarsting. Ik ben zo misselijk juf, ik wil graag naar huis. Maar dat kan niet. Daar kan ik niet aan beginnen. Zijn moeder ook niet. Hij heeft de pest aan ons op zulke momenten. Laat me nou naar huis gaan juf. Zeg nou tegen mijn moeder dat ik ziek ben. Nee, je gaat gewoon aan je werk jongen, het is over, we gaan gewoon weer verder. Rutger heeft de pech dat alle jongetjes in de klas willen voetballen in de pauze. Dus doet hij ook mee. Zijn inspanningen zijn groot. Hij volgt de bal met grote vasthoudendheid. Alles in hem staat op scherp. Als de bal in zijn buurt komt zet hij een sprintje in. Hij doet verwoede pogingen iets te betekenen op dat moment, iets van waarde, iets waardoor ze straks zullen juichen en hem op de schouder kloppen. Maar meestal zijn deze inspanningen vruchteloos. Een onhandige uithaal, een bal die naar rechts gaat in plaats van naar links. In de beste gevallen zeggen zijn klasgenoten er niks van. In de slechtste gevallen raakt hij het been, de buik, de rug van een tegenstander en stromen de verwijten van alle kanten op hem af. Loser! Hoewel het oppervlak van hun speelveld niet groot is en alle jongens en een enkel meevoetballend meisje op een kluitje bij elkaar staan, lijkt Rutger ook hier op een eiland te spelen. Hij is alleen. Toch geeft hij niet op. Steeds opnieuw probeert hij te begrijpen welke handeling de beste resultaten oplevert. O kijk, daar komt de bal weer aan. Even een sprintje trekken. Schoppen nu! O jee. Weer het been van Tijmen geraakt. Sorry hoor, sorry, sorry, sorry.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Een reactie plaatsen: