zondag 24 juni 2012

Over en uit.

Ze hebben het tot maart volgehouden, Sarah en Michelle. Daarna was het plotseling over. In het begin verbaasde het me zeer. Zag ik nou echt goed dat Sarah een briefje aan haar buurvrouw doorschoof terwijl ik ze bij de rekeninstructie uitputtend over de kubieke decimeter en de vierkante centimeter onderhield? Nou ja, misschien lag het aan die kubieke decimeter. Tot op de dag van verdaag vervullen opdrachten in het rekenboek die daarmee samenhangen mij met weerzin – al dat gedoe met nullen en komma’s, wat moet een mens ermee- dus wie ben ik om hen iets kwalijk te nemen. De volgende dag schuiven er echter ook briefjes tijdens de uitleg van gewone huis-tuin-en-keuken sommen voorbij. Ik spreek ze stevig toe. Even lijkt het alsof ze mijn woorden serieus nemen maar even later zie ik hun aandacht al weer afdwalen. Een paar dagen later begrijp ik wat er werkelijk aan de hand is: Sarah en Michelle zijn afgehaakt. Ze hebben het opgegeven. Ze zijn er klaar mee. Rekenen is gewoon te moeilijk, over tot de orde van de dag. In het begin van het jaar waren ze allebei nog vast van plan de moeilijkheden onder de knie te krijgen. De resultaten vielen onverminderd tegen maar hun inzet bleef op peil. Ik prees ze de hemel in, legde alles steeds opnieuw uit en zorgde dat ze niet teveel moeilijkheden tegelijk op hun bordje kregen. Maar steeds opnieuw verdween de instructie in een bodemloos gat in hun hoofd. Ze wisten het zelf ook. Ik vergeet het steeds, zuchtte Sarah dan. Net begreep ik het nog, steunde Michelle droevig. En nu is het voorbij. Het leven gaat verder zonder rekenen. Ook hun ouders hebben er vrede mee. De enige die zich er niet bij neer kan leggen ben ik. Het voelt als een nederlaag. Luister nu. Als ik het nu nog eens uitleg? Let nou toch op, verdorie! Met Randy is het al net zo gesteld. Al gaat het bij hem niet alleen om rekenen. Ook bij spelling, topo en aardrijkskunde haalt hij nog maar zelden een goed resultaat. Hij weet het. Ik zie bij het afnemen van toetsen aan zijn hele lichaamshouding dat hij doordrongen is van het feit dat hij opnieuw een slecht resultaat zal halen. Hij hangt wat, zucht wat, draait wat op zijn stoel. Hij sloft naar de wc, vraagt fluisterend of hij misschien koffie voor me moet halen. Het is een toets Nils. Ja maar u heeft toch vast wel zin in koffie? Tijdens de reguliere lessen wordt het werk op zijn niveau aangepast maar zolang de (Cito-)toetsen onverminderd op hetzelfde niveau worden aangeboden weet hij dat hij het klassengemiddelde bij lange niet haalt. Leonie zucht al net zo hard. Zij heeft zoveel problemen met rekenen dat zij de Cito-toetsen op het niveau van groep vijf maakt. Maar ook dan is ze de kluts regelmatig kwijt. Ik heb zo’n buikpijn, klaagt ze dan. Leonie gaat binnenkort naar groep 8. Ik was benieuwd hoe het Cito dacht over leerlingen die bij rekenen nog niet op groep 6 niveau presteren. Moeten ze dan toch meedoen aan dit onderdeel bij de landelijke Cito-toets? Ik kreeg een ellenlange mail zonder een echt antwoord terug. Voor Leonie moeten we kennelijk zelf op zoek naar een procedure waar ze geen buikpijn van krijgt. Werken op diverse instructieniveaus is –terecht- een onvoorwaardelijke eis van de onderwijsinspectie, afrekenen op een gemiddeld eindniveau is –helaas- net zo’n onvoorwaardelijke verlangen. Die twee zaken bijten elkaar. Dat weet iedereen. Aan ons de taak om tussen deze twee uitersten een weg te vinden die het minst schade aanricht aan de kinderziel van Michelle, Sarah, Randy en Leonie. Gelukkig weten sommige kinderen wel raad met deze spagaat: ze geven het op en gaan leukere dingen doen met hun leven: briefjes schrijven bijvoorbeeld.

zaterdag 9 juni 2012

Verkeersles

Zeker twintig klasgenootjes zijn haar voorgegaan op de fiets. De meesten hebben zich keurig aan alle aanwijzingen gehouden: eerst achterom kijken, hand uitsteken en dan voorsorteren als je het voorrangsfietspad nadert. Toch ziet Sharon kans geen van deze handelingen uit te voeren. Als ze het teken krijgt om te laten zien dat ze de regels heeft begrepen, brengt ze haar fiets wiebelig in beweging, kijkt niet over haar schouder naar achteren en rijdt, zonder voor te sorteren, zonder ook maar en blik naar links of rechts te werpen recht op het fietspad af. Collega L. en ik schreeuwen ons tegelijkertijd de longen uit het lijf. Sharon laat zich echter niet uit het veld slaan door ons gebrul, uit haar lichaamshouding blijkt dat zij ook de razend drukke verkeersweg die zich achter het fietspad bevindt op dezelfde wijze denkt te kunnen nemen: met blind vertrouwen in de voorzienigheid. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik twijfel ineens aan mijn vermogen om haar vandaag in leven te houden. Als ik Sharon eindelijk tot stilstand heb geschreeuwd, kijkt ze me verbaasd aan. Haar houding verandert in een seconde van roekeloos in apathisch. Doe ik het niet goed? Zegt u het dan maar hoor juf. Kan het nu? Nee, nu dan wel? Neem zelf een beslissing, roep ik. Kijk goed. Ga niet als je twijfelt. Sharon blijft echter naar mij kijken. Je moet naar links kijken, zeg ik. Sharon kijkt braaf naar links en dan weer naar mij. Ik ben er van overtuigd dat ze niet echt iets waarneemt. Ondertussen heeft Sarah zich al in beweging gezet om de oversteek te wagen. Sarah is Turks maar in Nederland geboren en opgegroeid. Ze kan echter amper fietsen. Ze doet ontzettend haar best maar het verkeersknooppunt is gewoon te complex voor haar. Fietspad links, schreeuw ik. Ze kijkt gehoorzaam naar links. Fietspad rechts, schreeuw ik. Denkt u dat ik kan gaan, vraagt ze onzeker. Wat denk je zelf, vraag ik uitnodigend. Sarah haalt besluiteloos haar schouders op. Ik weet het niet juf. Ja maar lieverd, ik sta hier de volgende keer echt niet als jij de weg over moet. Ha, ha, nee juf, dat weet ik. Ik slaak een zucht van verlichting als ze aan de overkant is. Er zijn ook leerlingen die de route van het verkeersexamen veel geoefend hebben met hun ouders. Tim hoef ik om die reden niets meer te vertellen. Ik heb hier al al vier keer met mijn ouders gereden, zegt hij als ik op het punt sta om hem een aanwijzing te geven. Ik klap mijn mond braaf dicht. Als hij echter bij de derde hindernis opnieuw vergeet zijn hand uit te steken en andermaal zelfverzekerd in mijn richting roept dat hij hier al voor de vijfde keer rijdt kan ik het niet laten: zolang je je hand vergeet uit te steken moet je misschien ook nog maar een zesde keer gaan oefenen! Tim rijdt met een rood hoofd verder. Ik ben nooit op mijn best met dit soort uitstapjes, denk ik berouwvol als ik naar zijn verdwijnende rug kijk. Dit reflectieve moment duurt echter maar kort want Mickey komt eraan gescheurd. Ik ken deze weg want ik woon hier, roept hij enthousiast terwijl hij aanstalten maakt nog net voor een aanstormende auto langs te schieten. Mijn terechtwijzing weerkaatst door de hele buurt. Gelukkig doen de meeste leerlingen het heel goed. Soms zelfs te goed. Zo doet Daan bijvoorbeeld heldhaftige pogingen om zijn hand uit te steken en tegelijkertijd zijn fiets in beweging te zetten. De poging eindigt in de berm. Ik help hem overeind. Nog even en we zijn weer op school, denk ik opgelucht. Dat is een plek waar mijn zonnige aard veel beter tot zijn recht kom dan hier op straat.