zondag 16 december 2012

Tutor

Ooooo, ik vind dit toch zoooo leuk, roept Sharon uit groep 3 als ze om kwart voor negen mijn klas binnenhuppelt. Ze gaat snel naar de tafel van Bastiaan waar haar stoel al klaar staat. In een mum van tijd zijn ze samen aan het lezen. Doorgaans kost het Bastiaan een minuut of tien voordat hij zich over een boek buigt. Dit is anders. Dit vindt hij leuk. Net als de rest van de klas sprong hij een gat in de lucht toen ik had aangekondigd dat we gingen starten met het tutorlezen. Bij de meeste tweetallen gaat het dan ook van meet af aan uitstekend. Overal zie ik aandachtig gebogen hoofden. Alleen Mohamed zit erbij als een boer die kiespijn heeft. Ik besluit het even aan te zien maar als hij na een kwartier zelfs achterstevoren gaat zitten loop ik naar hem toe. Wat is er met jou, vraag ik fronsend. Hij kijkt me gefrustreerd aan. Die gast luistert voor geen meter, klinkt het boos, hij begint gewoon achteraan in het boek en leest expres woorden die er niet staan. Ik kijk de ‘gast’ aan. Het is David. Klopt dat? David haalt zijn schouders op. Het klopt dus, stel ik vast. David is zes. Hij zit een vreemde klas bij een vreemde juf, omgeven door grote vreemde kinderen en hij is nergens van onder de indruk. Hij volgt zijn eigen regels. Even ben ik uit het lood geslagen, dan herneem ik mij en houd een stevige toespraak. Nukkig buigt David zich over het boek. De rest van de tijd blijft hij gemelijke blikken naar me werpen. Dan staat Sophie ineens voor me. Mag ik naar de wc, vraagt ze opgewonden. Ik aarzel. Ach meisje, het is maar twintig minuten, je gaat zo meteen al weer terug naar je eigen klas en je eigen wc. Op het gezicht voor me verschijnt een teleurgestelde blik. Dan klaart het plotseling op. Ze zet haar ene been voor haar andere been, buigt zich ietwat voorover en kermt: maar ik moet heeeeel nodig. Ik begrijp plotseling waarom het urgent is en wapper met mijn hand. Snel dan! Sophie racet de gang in en gaat opgewekt op zoek naar die nieuwe spannende w.c. Twee tellen later staat Anne voor mijn bureau. Ik moet ook heeeel nodig. Ga maar gauw, zeg ik, maar je bent wel de laatste! In de klas klinken teleurgestelde zuchten op. He wat jammer nou. Het blijft weer even aandachtig stil. Dan klinkt er een langgerekte uitroep. Wie is dat, vraag ik streng. Shawn wijst op het jongetje dat hij begeleidt. Het is Micky, tot voor kort woonachtig in een Aziatisch land waar zijn oma hem op handen droeg en alles in het werk stelde om zijn leven zo aangenaam mogelijk te maken. Nu hij zich in Nederland bij zijn moeder en nieuwe vader heeft gevoegd verwacht hij die handen nog elk moment. Helaas neemt tot nu niemand de honneurs waar. Waarom maak je zomaar lawaai, vraag ik. Micky kijkt me verveeld aan. Duurt dit nog lang, vraagt hij. Ja, zeg ik, heel lang. Shawn grinnikt en duwt het boek weer voor de neus van zijn buurman. Ik zie aan Mickey dat het hem niet lekker zit. Even later steekt hij zijn vinger op. Juf…? Juf…? Wat is er Mickey? Ik kan niet lezen met zoveel lawaai juf! Alle kinderen in de klas kijken op van hun boek. Lawaai? Het is hier maar een keer lawaaierig geweest Mickey en toen was jij het die zo schreeuwde, antwoord ik. Ja maar…. Ik wil je niet meer horen! Mickey buigt zich over het boek. Ook hij blijft de rest van de les gemelijke blikken werpen. Rare juf hier. Intussen komen Sophie en Anne terug van de wc. Oooo, het was daar ook zoooo leuk!

zaterdag 1 december 2012

Bullebakjes

Ik maan de klas tot stilte. Denk eraan, zeg ik terwijl ik nog net niet mijn handen in de zij zet, als we zo buiten gaan spelen, wordt er niet op Tobias gezeten! Er klatert een lach op. Nee hoor, juf, grinnikt Bastiaan, we zullen dat echt niet meer doen. Als ik even later met een kopje koffie in mijn hand naar buiten loop, zie ik toch twee kinderen in de kou op de grond liggen. Tot mijn verbijstering is Tobias de onderste. Wat zullen we nu hebben, fulmineer ik. Bastiaan schiet overeind. Hij kleurt rood. O sorry, vergeten. Tobias staat op en slaat het zand van zijn kleren. Hij lacht. Ik stuur Thomas naar binnen. Waarom lach je er eigenlijk altijd om, vraag ik, zo leuk lijkt het me allemaal niet. Tobias kijkt mij ongelukkig aan. Ik weet niet zo goed wat ik anders moet doen, piept hij. Er zitten 16 jongens in deze klas. Het ene moment hebben ze ontzettend veel plezier met elkaar, het andere moment spelen ze onbewust hardvochtige scenes uit het boek Lord of the Flies van William Golding na. De laatste weken is Tobias de pineut. Maar het kan ook Rutger zijn of Shawn. Steven en Bastiaan zijn het nooit. Deze jongens hebben de onbetwiste leiding. Het zijn vriendelijke bullebakjes. De macht die ze hebben maakt zowel het beste als het slechtste in hen wakker. Ze kunnen geweldig loyaal, ruimhartig en vriendschappelijk zijn. Voor Bastiaan geldt dat zelfs letterlijk. Hij omhelst zijn vrienden om de haverklap. Kom hier, kom hier, kom naast me zitten, sist hij regelmatig. Zo gauw de uitverkorene naast hem neerstrijkt slaat hij zijn arm om hem heen en drukt zijn vriend stevig tegen zich aan. Soms zit er aan de andere kant een al even beknelde favoriet. Kun je zo echt prettig schooltelevisie kijken, vraag ik dan verbaasd. O ja knikt het in elkaar vervlochten drietal. Echt wel! Steven heeft een andere manier om zijn leidinggevende positie veilig te stellen. Hij steunt zijn ‘maten’ door dik en dun. Zelfs al hebben ze zojuist een andere leerling een rotschop gegeven en zijn ze op weg naar de schoolmeesterlijke rechtbank, dan nog sissen de steunbetuigingen over het plein: ik wacht op je jongen! Zet hem op hè? Het valt niet altijd mee om de macht van deze bullebakjes in goede banen te leiden. Er zijn dagen dat de bladeren zo hard van de bomen waaien, de getergde moeders van laag in de hiërarchie staande jongens zo snel op hun fietsen springen en de vuisten van de meer assertieve slachtoffers zo hard uithalen dat ik even denk dat ik het niet ga redden. Het zijn oeroude krachten die ik daar soms op een vrijdagmiddag met een vermoeid lijf sta te bedwingen. Maar het gaat altijd weer voorbij. Ook Steven en Bastiaan hebben mijn hulp soms hard nodig. Want macht verwerven is een ding, macht behouden een ander. Op een dag komen een aantal meisjes mij verbaasd melden dat Steven huilend achter een muurtje staat. Ik zoek hem op en wacht tot het ergste gesnik voorbij is. Zeg het maar. Ze hebben me weggestuurd, snikt hij. Ik zie aan hem dat hij het niet geloven kan. Weggestuurd, vraag ik, waarom dan? Ze zeggen dat ik te groot ben en veel te zwaar! Ik kijk om de hoek van de muur. In de verte zijn de jongetjes uit de klas aan het bokspringen. Steeds hoger springen ze, steeds meer bokken worden er achter elkaar gezet. Ze gieren het uit van plezier. Het massieve lichaam van Steven heeft hem veel succeservaringen opgeleverd bij het vergaren van een absolute machtspositie in deze klas maar nu laat het hem in de steek. Weggestuurd, afgedankt. En niemand die sist: we wachten op je jongen. Zet hem op!

zaterdag 17 november 2012

Het spoor bijster

Een paar maand geleden kwam hij ‘s morgens regelmatig met veel lawaai de trap opgerend maar zijn medicatie heeft daar nu een eind aangemaakt. Meestal merk ik het niet eens dat Rutger al binnen is. Hij lijkt een beetje op een kuikentje dat net uit het ei is en wat verdwaasd rondstapt. Wat doe ik hier toch, lijkt hij te denken, waarom moest ik hier ook al weer zijn? Hij loopt wat onzeker naar zijn tafeltje, rommelt in zijn kastje, loopt in de richting van het groepje van Tijmen, aarzelt, keert om, spreekt Stephen aan, stopt halverwege in de zin, fladdert wat met zijn handen en blijft dan besluiteloos om zich heen staan kijken. Hoewel het oppervlak van het lokaal klein is en er 27 leerlingen in zitten, lijkt Rutger op een eiland te wonen. Het is om een of andere reden altijd wat leeg om hem heen. Het leven is niet altijd even makkelijk voor hem. Hij moet zich inspannen om de sociale interacties te doorgronden en ook bij de instructie en het zelfstandig werken raakt hij het spoor snel bijster. Als ik dat niet op tijd door heb, verdwijnt hij naar de wc. Tjonge, jonge jonge wat heb jij een lastige blaas, mopper ik dan terwijl ik vergeefs op de deur van het toilet klop, hoe langer je hier zit, hoe groter je achterstand wordt, kom er nu af, we maken gewoon een nieuwe werkafspraak. Aan de andere kant van de deur wordt er dan vervolgens hartgrondig gezucht. Ik moet gewoon plassen hoor, klinkt het verongelijkt. Hij heeft een kort lontje. Dat zit hem zelf nog wel het meeste dwars. Ik weet soms niet wat er met mijn hoofd gebeurt, zegt hij als ik hem na een korte felle vechtpartij vraag hoe dit nou zo gekomen is. Er ploft iets, legt hij verontschuldigend uit, ik wil het eigenlijk niet maar het gebeurt gewoon. Als het over is heb ik altijd hele erge hoofdpijn juf. Vervolgens biedt hij zijn excuses aan. Aan het slachtoffer, aan mij, aan de hele wereld. Sorry hoor. Sorry, sorry, sorry. Hij blijft nog uren in de war na een uitbarsting. Ik ben zo misselijk juf, ik wil graag naar huis. Maar dat kan niet. Daar kan ik niet aan beginnen. Zijn moeder ook niet. Hij heeft de pest aan ons op zulke momenten. Laat me nou naar huis gaan juf. Zeg nou tegen mijn moeder dat ik ziek ben. Nee, je gaat gewoon aan je werk jongen, het is over, we gaan gewoon weer verder. Rutger heeft de pech dat alle jongetjes in de klas willen voetballen in de pauze. Dus doet hij ook mee. Zijn inspanningen zijn groot. Hij volgt de bal met grote vasthoudendheid. Alles in hem staat op scherp. Als de bal in zijn buurt komt zet hij een sprintje in. Hij doet verwoede pogingen iets te betekenen op dat moment, iets van waarde, iets waardoor ze straks zullen juichen en hem op de schouder kloppen. Maar meestal zijn deze inspanningen vruchteloos. Een onhandige uithaal, een bal die naar rechts gaat in plaats van naar links. In de beste gevallen zeggen zijn klasgenoten er niks van. In de slechtste gevallen raakt hij het been, de buik, de rug van een tegenstander en stromen de verwijten van alle kanten op hem af. Loser! Hoewel het oppervlak van hun speelveld niet groot is en alle jongens en een enkel meevoetballend meisje op een kluitje bij elkaar staan, lijkt Rutger ook hier op een eiland te spelen. Hij is alleen. Toch geeft hij niet op. Steeds opnieuw probeert hij te begrijpen welke handeling de beste resultaten oplevert. O kijk, daar komt de bal weer aan. Even een sprintje trekken. Schoppen nu! O jee. Weer het been van Tijmen geraakt. Sorry hoor, sorry, sorry, sorry.

zondag 4 november 2012

Leon

Ik sta in een parkeergarage bij een bekend winkelketen in het midden van het land. Net als ik uit wil stappen loopt er iemand vlak langs mijn auto. Een medewerker van de winkel duwt een aantal winkelwagentjes voor zich uit. Er is iets bekends in zijn houding. Als ik beter kijk zie ik dat het Leon is. Ik kijk verbaasd naar de ongeïnspireerde wijze waarop hij de karretjes voor zich uitduwt. Leon kwam in de eerste jaren van deze eeuw steeds opnieuw op mijn pad. Ik was zijn studieloopbaanbegeleider in het eerste jaar van de pabo, zijn stagebegeleider in het tweede jaar en zijn Lio- en scriptiebegeleider in het vierde jaar. Het viel destijds niet mee om Leon op de opleiding te houden. Hij had er een handje van om met vrouwelijke docenten en leerkrachten overhoop te liggen. Hij ergerde zich snel aan hun ‘pietluttigheid’, zoals hij dat noemde en begreep niet dat hij niet in de positie was om hen aan te spreken op hun gewoonten. Daar kwam bij dat uitgerekend in zijn eerste jaar het competentieleren zijn intrede deed. Ik begrijp er he-le-maal niks van, brieste hij tot mijn schrik tijdens zijn assessment tegen mijn collega, wat wilt u nu van mij? Ik wil hier leren lesgeven. Wat heeft dat te maken met al dit gezeur over competenties? Toen mijn collega boos opmerkte dat hij door zich zo te gedragen in ieder geval op een punt al incompetent was, liep hij woedend weg. Dezelfde avond stond er een excuusbrief op de mail. Hij schaamde zich diep, schreef hij, zou hij nog een kans mogen krijgen om het allemaal in orde te brengen? Ik had een zwak voor hem, al gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat ik daar vrij alleen in stond. Zo gauw hij les gaf bleek Leon een liefdevolle en enthousiaste kant te hebben. Ik was ervan overtuigd dat hij wel in zijn rol als leerkracht zou groeien. Dus bleef ik hem telkens voor de uitgang van de pabo wegslepen. Hij komt er wel, sprak ik de ene keer sussend tegen een collega. Geef hem de tijd, hij is nog jong, soebatte ik een andere keer tegen zijn begeleider op de stageschool. De keren dat hij tijdens de stage toevallig een mannelijke leerkracht trof ging het uitstekend. Mannelijke collega’s waren onveranderlijk optimistisch over hem. Maar ja. Hoeveel mannen staan er nog voor de klas in het basisonderwijs. Leon kwam steeds weer bij ‘een zeurpiet’ terecht, vond hij. Je kunt je nu wel ergeren aan al die precisie van die dames, mopperde ik als er weer eens wat was voorgevallen, maar zolang je je diploma niet hebt, heb je het er mee te doen. In het vierde jaar van de opleiding gedroeg hij zich voorbeeldig en schreef een gedegen scriptie. Ik sprak hem opgewekt toe bij de diploma-uitreiking en wenste hem het beste toe. We zijn inmiddels vijf jaar verder en nu loopt hij hier in een parkeergarage winkelwagentjes te verzamelen. Wat zou er gebeurd zijn, denk ik terwijl ik mij laat terugzakken in mijn stoel. Is hij gefrustreerd geraakt van al dat zware invalwerk. Heeft hij een directrice getroffen die een fervent aanhangster bleek van het micro-management. Is hij wellicht doodmoe geraakt van al dat solliciteren naar niet bestaande banen? Net als ik zijn naam wil roepen, bedenk ik mij. Wil ik het eigenlijk wel weten? Zit mijn taak er niet gewoon op? Als ik hem in de verte zie hannesen om de karretjes allemaal tegelijk door een deur te krijgen bedenk ik me hoe treurig het eigenlijk is dat hij hier onder zijn niveau door een parkeergarage sjokt en ik, en velen met mij, tot ons zevenenzestigste door moeten gaan terwijl we dat natuurlijk helemaal niet willen en misschien ook wel helemaal niet kunnen.

maandag 22 oktober 2012

Lezing. AOb congres Utrecht.

Dames en heren, Vandaag gaan u en ik hier in Utrecht het goede Nederlandse onderwijs nog beter te maken. Althans… daar gaan we voor ons inzetten, daarvoor offert u uw vrije zaterdag op en bent u van heinde en verre naar hier naar toe gereisd. Het goede onderwijs nog beter maken…het is het thema van deze dag en het is een mooi, nobel thema. Een thema dat terug komt in veel workshops. Zo kunt u bijvoorbeeld vandaag uw oplossingsgerichtheid oefenen, uw veranderingskracht proeven, uw brein vriendelijker maken, uw handelingsvaardigenheden uitbreiden. U kunt uw kernprincipes bijstellen, u kunt uzelf in een optimale staat van leren brengen en alles in het werk stellen om een krachtige leraar te worden Een leraar die creatief denkt en geen, ik herhaal dit met nadruk, geen ideekiller wenst te zijn. Bah. Ideekillers. Wie wil een ideekiller zijn? We kennen deze suspecte lieden allemaal van dichtbij. Mijn collega Tom was een ideekiller avant la lettre. Dertig jaar geleden was het in de mode om te pas en te onpas projecten rond een thema op te organiseren. Natuurlijk liep ik daarin voorop. Ik was jong en dacht oprecht dat er nog een wereld te winnen was in het moderniseren van het onderwijs. Mijn collega Tom bestond het om op elke vergadering die over de inhoud van het project handelde op te merken: ja maar collega’s, alles goed en wel maar vertel me nu eerst eens even: wat is nu eigenlijk een project? Vervolgens keek Tom ons allemaal stuk voor stuk aandachtig aan. In het begin dacht ik dat hij het allemaal echt niet goed snapte en legde ik geduldig uit wat er zoals van hem verwacht werd. Maar na verloop van tijd ging mij een licht op. Door consequent niet te willen begrijpen waar het over ging maakte Tom ons duidelijk dat er op dit gebied ook helemaal niets van hem te verwachten viel. Dertig jaar later speelt mijn collega Yvonne een zelfde rol. Iedere keer als wij ons van hoger hand moeten buigen over de steeds weer nieuwe richtlijnen rond het invoeren van gegevens in het leerlingvolgsysteem Parnassys zet collega Yvonne haar bedenkingen tegenover dit systeem nog eens uitgebreid uiteen. Het is tijdrovende aangelegenheid, fulmineert ze, het leert haar niets nieuws over de leerlingen, de instructies veranderen zo ongeveer elke maand dus wie kan er van haar verwachten dat zij het nog snapt en uitvoert? Haar betoog vreet elke keer zoveel energie van de rest van de vergadering dat we bijna allemaal liever nog een keer de resultaten van de laatste rekentoets invoeren dan nog een keer dit verhaal aan te horen. Terwijl de meesten het waarschijnlijk in diep in hun hart met haar eens zijn. Nee, maar weinig leerkrachten willen voor ouderwets, zanikend en lui versleten worden. Zo iemand die altijd wel een reden weet waarom hij de nieuwe leesmethode niet onder de knie krijgt, het zelfstandig werken tot nader orde uitgesteld heeft en nooit die leuke, nieuwe geschiedenismethode met zoekopdrachten uit de kast haalt. Wanneer moet ik dat allemaal doen dan, verzucht de ideekiller, waar is dit allemaal goed voor, knerpt het onvriendelijke brein. Een beetje leerkracht wil niet geïdentificeerd worden met zo veranderingsslapte, probleemgerichtheid en handelingsonvaardigheid. Vlot, vrolijk en met opgeheven hoofd wenst hij alle veranderingen tegemoet te treden. Hoofdpijn, depressie, tegenzin, het bestaat niet in onderwijsland. Wij zijn hier altijd vrolijk en houden elke dag zielsveel van ons vak. U hoort het al. Hier spreekt in de kern van de zaak eigenlijk ook een ideekiller. En hoewel ik eerlijk gezegd zelf ook altijd de kriebels krijg van het soort weerstand dat mijn collega’s Tom en Tineke ten toon spreiden moet ik eerlijk toegeven dat ik zelf ook niet vrij van enige weerstand ben. Ik vraag me soms echt af hoe het komt dat men in het onderwijs zo kritiekloos en blijmoedig alle van boven opgelegde richtlijnen aanvaardt en uitwerkt. Ik kan soms niet geloven wat ik lees als ik het profiel van sommige basisscholen lees. Laatst fietste ik langs een basisschool bij mij in de buurtwaar met sierlijke letters ‘Dalton Sterrenschool met het accent op meer begaafdheid’ op de gevel geschreven stond. Wat is er aan de hand met deze arme school? Is het leerlingenaantal zo dramatisch laag en de druk van hogerhand zo dramatisch hoog dat men maar lukraak een aantal goed in de markt liggende vernieuwingen op elkaar stapelt en daar mee onhaalbare doelen nastreeft en overspannen leerkrachten creëert? Het leerlingvolgsysteem dat op de meeste scholen al is ingevoerd heeft op sommige onderdelen gedrochtelijke vormen aangenomen. Toch bestaan er scholen die het presteren om helemaal op eigen houtje, er is geen inspecteur die erom gevraagd heeft, extra toetsen in te voeren. Er is niets tegen opbrengst gericht leren. Het nastreven van opbrengst gericht leren is zelfs zo normaal dat het raar is dat het woord nu pas ingeburgerd raakt. Ik weet niet beter of ik geef al dertig jaar les volgens dit principe. Maar de opbrengstgerichtheid geldt natuurlijk ook voor het tekenonderwijs, de handenarbeidlessen, samenwerkingsvaardigheden en de gymnastieklessen. Het leven bestaat niet alleen uit lezen, taal en rekenen. Dus ook het leven op een basisschool niet. Het is volslagen rigide om dit los te koppelen. Tot welke Orwelliaanse toestanden dat kan leiden zien we op dit moment in de Verenigde Staten. Daar wordt alleen nog maar geoefend voor de toetsen van rekenen, lezen en taal. Elk jaar worden om die reden leerkrachten publiekelijk vernederd of zelfs ontslagen als er niet een bepaalde norm gehaald is. De situatie is daar op dit moment onleefbaar voor zowel leerlingen en leerkrachten. Het lijkt me dat dit echt niet de richting is die we hier ook op moeten gaan en toch is het niet ondenkbaar dat dit wel gebeurt. Er zijn al signalen zichtbaar. Onlangs mocht een collega tijdens de personeelsvergadering van haar school uitleggen waarom zij met haar groep achterbleef in de cito-scores. Haar collega’s grepen niet in. Deze collega’s schrokken trouwens zo van hun gedrag dat ik denk dat ze de volgende keer wel degelijk in zullen grijpen maar ondertussen lag de arme vrouw natuurlijk wel nachten wakker van deze bejegening. En daarom pleit ik er hier voor om het hoofd recht te houden en al die bazen, bovenbazen, pedagogen, didactici en andere specialisten op deelgebieden ferm tegen te spreken als zij ons het bos in sturen. U vraagt teveel, mevrouw. U vraagt iets raars, heren. Dit is geen beroep om jaar in jaar uit te leveren aan de laatste modes en de jongste onbewezen inzichten. Dames en heren. Als je een broodje wil eten ga je naar de bakker. De criteria voor het eten van zo’n broodje zijn simpel: het moet lekker zijn, voedzaam zijn en je moet er niet ziek van worden. De criteria voor een bedrijf dat vaargeulen uitbaggert zijn ook helder: er moet daarna goed gevaren kunnen worden. Elke bakker zou het raar vinden als Jan Piet en Tineke de bakkerij binnen zouden stappen m et de mededeling dat ze mee komen bakken vandaag. Iedere baggerbedrijf zou vreemd opkijken als er plotseling iemand ongeoefend mee komt baggeren. Toch accepteren wij in dit beroep dat er zo’n vreselijk term als Educatief Partnerschap ruimte krijgt om serieus besproken en uitgevoerd te worden. Natuurlijk gaan wij geen educatief verbond met ouders aan ten aanzien van ons vak. Het is een vak. Je moet er talent voor hebben, je moet er in opgeleid worden. En als je dan eenmaal voor die klas staat dan moet je dat werk ongestoord en goed kunnen uitvoeren zonder dat er telkens hele groepen op het raam staan te tikken of zonder kloppen binnen lopen. Mogen er dan geen eisen aangesteld aan ons worden? Natuurlijk. Het broodje moet lekker zijn. De vaargeul bevaarbaar. Het onderwijs goed en opbrengstgericht. Om dit beroep mooi, uitdagend en vooral heel zinvol te houden zullen we een vuist moeten maken. We zullen trotser moeten worden op wat we daar dag in dag uit staan te doen en ons al dat plezier wat we eraan beleven niet af moeten laten pakken. We zijn er zelf bij. Laten we er maandag onmiddellijk mee beginnen. Lol, plezier, passie, het zijn de belangrijkste elementen om het goede onderwijs in Nederland nog beter te laten worden. Dankuwel.

zondag 7 oktober 2012

Po

Er gaat een grote strandbal rond tijdens de workshop. Als de bal in de buurt van een deelnemer komt is het de bedoeling dat hij verder gegooid wordt. Behalve als er ‘stop’ geroepen wordt. Dan moet je kort vertellen waar je aan denkt bij het woord ‘ouders’. Ik ben als de dood dat die bal bij mij belandt. Dat geldt niet alleen voor mij. De bal wordt fanatiek rond gemept. Als iemand zich genoodzaakt ziet iets te zeggen, valt het me op dat ik het antwoord niet hoor. Ik ben veel te druk met bedenken wat ik zelf zou zeggen. Er schiet mij niets te binnen. Dit spel laat namelijk geen nuance toe. Het moet kort en krachtig. Gelukkig gaat de beurt aan mij voorbij. Vol schaamte bedenk ik dat ik op de pabo mijn studenten ook wel eens lastig viel met een dergelijke frustrerende opdracht. Al werd er daar niet met een bal gegooid maar met wol. Het bolletje werd zo snel heen en weer gegooid dat ik echt de antwoorden van de studenten niet verstond en zij die van elkaar ook niet. Ook raakte de draad vaak hopeloos in de knoop zodat ik naderhand nog lang bezig was het lokaal weer op orde te brengen. Het is een raadsel waarom deze opdracht niet allang op de vuilnishopen van de nutteloze scholingstechnieken is beland. Waarschijnlijk speelt gemakzucht een rol: er moet nog iets leuks aan het begin van de workshop….o ja die bal! Als de lamellen weer recht gehangen zijn, wijst de workshopleider op een grote streep die dwars door het lokaal getrokken is. De volgende opdracht een stellingenspel. Het is de bedoeling dat we links van de streep gaan staan als we voor een stelling zijn en rechts als we er tegen zijn. Ik zucht. Ook deze oefening komt me bekend voor. Arme studenten. Zal ik ze met terugwerkende kracht een excuusbrief schrijven? De eerste stelling verschijnt ondertussen op het digibord. Er breekt ogenblikkelijk verwarring uit. Het is moeilijk om stellingen glashelder te formuleren en deze workshopleider is in alle valkuilen tegelijk getuimeld. Er wordt veel heen en weer gelopen. Zelfs als het gesprek over de posities die men ingenomen heeft al hoog en breed op gang is, stappen er nog mensen snel over de streep heen. ‘O, bedoel je dat. Nee, dan hoor ik aan de andere kant!’ Het liefst zou ik in het midden gaan staan. Met mijn ene been rechts over de streep en mijn andere been links. Maar er bestaat geen tussenvorm van ja en nee. Het zou mooi zijn als het eens uitgevonden werd. Ooit las ik eens een boek waarin voorgesteld werd het woord ‘po’ te gebruiken als je ergens geen mening over hebt of beter nog…geen mening over wil hebben. Po! Geen ja. Geen nee. Ik was onmiddellijk voor. Het is vaak zo vermoeiend om standpunten in te nemen, zeker over zoiets onvermijdelijks. Ouders zijn er nu eenmaal. Punt. Je kunt ze beter niet voor het hoofd stoten en je kunt ze ook de les niet laten overnemen. Tussen die twee uitersten vinden de dagelijkse manoeuvres plaats. De ene keer kan de dag door hun aanwezigheid niet meer stuk en de andere keer is de dag al stuk voor dat hij begonnen is. Maar de bedenker van het woord ’po’ is een buitenlander. In het Nederlands is het een raar woord. Het maakt een merkwaardige indruk als ik plotseling in het midden van de ruimte ga staan en ‘po’ roep. Dus doe ik iets wat die studenten van mij natuurlijk nooit konden doen. Ik ga er vandoor. Als er opnieuw verwarring ontstaat bij een stelling ontvlucht ik de ruimte, op zoek naar een zinvollere workshop. Iets met dansen of zo.

zaterdag 22 september 2012

Dobber

Het nieuwe schooljaar is echter nog maar net van start gegaan en ik heb nu al het vermoeden dat de meisjes uit deze klas eigenlijk liever niets willen weten. Ik heb natuurlijk nog lang niet alles uit de kast gehaald maar alle signalen wijzen er op: het wordt een harde dobber. De desinteresse straalt er van af. De tweede wereldoorlog, de aanstaande verkiezingen, de oorsprong van het heelal, ik ben amper begonnen of daar knikkebolt het eerste meisje, daar gaapt het tweede, daar valt het derde dametje ten prooi aan dodelijke verveling. O o o wat kan ik daar toch narrig van worden. Draai je eens naar mij toe, snib ik. Kom op meid, donder ik een andere keer, terwijl ik met mijn hand op tafel sla en enigszins geniet van de schrik die dit veroorzaakt bij het ingedutte schepseltje. Ik snap zulke meisjes niet. Al die mooie verhalen, opgesmukt met prachtig gemaakte schooltelevisie uitzendingen, fleurige werkboeken, oogstrelende en uitdagende computerprogramma’s, hoe bestaat het dat je tien bent en denkt: wanneer gaan we stoppen, gaan we ook nog wat anders doen juf? En hoe is het mogelijk dat dit jaar alle meisjes behept lijken met het o-wat-is-dit saai-zeg virus. Hoe haal ik het eind van mijn onafzienbaar lange loopbaan als er groepen voor me zitten waarvan de helft gaapt, slaapt en suft tijdens de leukste lessen? Gelukkig zijn de jongens van een ander kaliber. De meesten doen actief mee, hangen aan mijn lippen, klikken enthousiast door de menu’s van computerprogramma’s heen en kijken ademloos naar schooltelevisie uitzendingen. Mag ik vandaag wat extra lang aan mijn werkstuk werken, juf? Mag mijn opa over de Tweede Wereldoorlog komen vertellen? De jongens in deze klas hebben echter een andere makke: ze zijn voetbalgek. In pauzes spelen ze dit spel al jaren met zoveel overgave en inzet dat het net lijkt of hun leven er vanaf hangt. Dat is geloof ik ook zo. Er spelen zich soms heuse veldslagen af: A. gaat door het lint, B. waagt zijn leven doordat hij A. probeert te kalmeren. C. stampt boos het veld af. D. rent dolzinnig naar huis. E. schakelt de pleinwacht in en de rest staat er verslagen en geïmponeerd bij. Er zijn vele pogingen ondernomen om het spel van deze groep in goede banen te leiden. Met wisselend succes. Om mijzelf veel gedoe in pauzes en vooral na pauzes te besparen besluit ik om ook een poging te wagen. Het begin van het schooljaar is immers een goed moment om duidelijk te maken dat ik een strenge doch rechtvaardige natuur heb en dat er niet met mij te spotten valt. Op de eerste schooldag laat ik de jongens uit mijn klas voor mij plaatsnemen, sla mijn armen over elkaar en kijk hen stuk voor stuk plechtig aan. Jullie zitten nu in groep zeven, zeg ik. Ik spreek deze woorden langzaam en nadrukkelijk uit. Ik ben namelijk dol op deze zin. Ik gebruik hem te pas en te onpas: om leerlingen af te leren hun moeders mee te zeulen bij vermeend onrecht, om te zorgen dat niemand het meer durft om linea recta naar huis te stiefelen als het even tegenzit, bij chronisch geruzie enzovoort. De eerste de beste keer, zeg ik, dat het voetballen op het veld tijdens de pauze uit de hand loopt, wordt er in de week daarna niet meer gevoetbald! Ze kijken elkaar aan. Niet meer gevoetbald? Dat is toch onbestaanbaar. Wat moeten we dan doen, vraagt Koert verbijsterd. Ik negeer hem. Er gaat ook niemand meer voor dood op het veld liggen, vervolg ik mijn verhaal, dat houdt de boel veel te veel op en is meestal alleen maar aanstellerij! Ze knikken en sjokken aangeslagen weg. Wat een merkwaardige juf. Ik kijk ze weifelend na. Ook dit wordt nog een harde dobber.

zondag 24 juni 2012

Over en uit.

Ze hebben het tot maart volgehouden, Sarah en Michelle. Daarna was het plotseling over. In het begin verbaasde het me zeer. Zag ik nou echt goed dat Sarah een briefje aan haar buurvrouw doorschoof terwijl ik ze bij de rekeninstructie uitputtend over de kubieke decimeter en de vierkante centimeter onderhield? Nou ja, misschien lag het aan die kubieke decimeter. Tot op de dag van verdaag vervullen opdrachten in het rekenboek die daarmee samenhangen mij met weerzin – al dat gedoe met nullen en komma’s, wat moet een mens ermee- dus wie ben ik om hen iets kwalijk te nemen. De volgende dag schuiven er echter ook briefjes tijdens de uitleg van gewone huis-tuin-en-keuken sommen voorbij. Ik spreek ze stevig toe. Even lijkt het alsof ze mijn woorden serieus nemen maar even later zie ik hun aandacht al weer afdwalen. Een paar dagen later begrijp ik wat er werkelijk aan de hand is: Sarah en Michelle zijn afgehaakt. Ze hebben het opgegeven. Ze zijn er klaar mee. Rekenen is gewoon te moeilijk, over tot de orde van de dag. In het begin van het jaar waren ze allebei nog vast van plan de moeilijkheden onder de knie te krijgen. De resultaten vielen onverminderd tegen maar hun inzet bleef op peil. Ik prees ze de hemel in, legde alles steeds opnieuw uit en zorgde dat ze niet teveel moeilijkheden tegelijk op hun bordje kregen. Maar steeds opnieuw verdween de instructie in een bodemloos gat in hun hoofd. Ze wisten het zelf ook. Ik vergeet het steeds, zuchtte Sarah dan. Net begreep ik het nog, steunde Michelle droevig. En nu is het voorbij. Het leven gaat verder zonder rekenen. Ook hun ouders hebben er vrede mee. De enige die zich er niet bij neer kan leggen ben ik. Het voelt als een nederlaag. Luister nu. Als ik het nu nog eens uitleg? Let nou toch op, verdorie! Met Randy is het al net zo gesteld. Al gaat het bij hem niet alleen om rekenen. Ook bij spelling, topo en aardrijkskunde haalt hij nog maar zelden een goed resultaat. Hij weet het. Ik zie bij het afnemen van toetsen aan zijn hele lichaamshouding dat hij doordrongen is van het feit dat hij opnieuw een slecht resultaat zal halen. Hij hangt wat, zucht wat, draait wat op zijn stoel. Hij sloft naar de wc, vraagt fluisterend of hij misschien koffie voor me moet halen. Het is een toets Nils. Ja maar u heeft toch vast wel zin in koffie? Tijdens de reguliere lessen wordt het werk op zijn niveau aangepast maar zolang de (Cito-)toetsen onverminderd op hetzelfde niveau worden aangeboden weet hij dat hij het klassengemiddelde bij lange niet haalt. Leonie zucht al net zo hard. Zij heeft zoveel problemen met rekenen dat zij de Cito-toetsen op het niveau van groep vijf maakt. Maar ook dan is ze de kluts regelmatig kwijt. Ik heb zo’n buikpijn, klaagt ze dan. Leonie gaat binnenkort naar groep 8. Ik was benieuwd hoe het Cito dacht over leerlingen die bij rekenen nog niet op groep 6 niveau presteren. Moeten ze dan toch meedoen aan dit onderdeel bij de landelijke Cito-toets? Ik kreeg een ellenlange mail zonder een echt antwoord terug. Voor Leonie moeten we kennelijk zelf op zoek naar een procedure waar ze geen buikpijn van krijgt. Werken op diverse instructieniveaus is –terecht- een onvoorwaardelijke eis van de onderwijsinspectie, afrekenen op een gemiddeld eindniveau is –helaas- net zo’n onvoorwaardelijke verlangen. Die twee zaken bijten elkaar. Dat weet iedereen. Aan ons de taak om tussen deze twee uitersten een weg te vinden die het minst schade aanricht aan de kinderziel van Michelle, Sarah, Randy en Leonie. Gelukkig weten sommige kinderen wel raad met deze spagaat: ze geven het op en gaan leukere dingen doen met hun leven: briefjes schrijven bijvoorbeeld.

zaterdag 9 juni 2012

Verkeersles

Zeker twintig klasgenootjes zijn haar voorgegaan op de fiets. De meesten hebben zich keurig aan alle aanwijzingen gehouden: eerst achterom kijken, hand uitsteken en dan voorsorteren als je het voorrangsfietspad nadert. Toch ziet Sharon kans geen van deze handelingen uit te voeren. Als ze het teken krijgt om te laten zien dat ze de regels heeft begrepen, brengt ze haar fiets wiebelig in beweging, kijkt niet over haar schouder naar achteren en rijdt, zonder voor te sorteren, zonder ook maar en blik naar links of rechts te werpen recht op het fietspad af. Collega L. en ik schreeuwen ons tegelijkertijd de longen uit het lijf. Sharon laat zich echter niet uit het veld slaan door ons gebrul, uit haar lichaamshouding blijkt dat zij ook de razend drukke verkeersweg die zich achter het fietspad bevindt op dezelfde wijze denkt te kunnen nemen: met blind vertrouwen in de voorzienigheid. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik twijfel ineens aan mijn vermogen om haar vandaag in leven te houden. Als ik Sharon eindelijk tot stilstand heb geschreeuwd, kijkt ze me verbaasd aan. Haar houding verandert in een seconde van roekeloos in apathisch. Doe ik het niet goed? Zegt u het dan maar hoor juf. Kan het nu? Nee, nu dan wel? Neem zelf een beslissing, roep ik. Kijk goed. Ga niet als je twijfelt. Sharon blijft echter naar mij kijken. Je moet naar links kijken, zeg ik. Sharon kijkt braaf naar links en dan weer naar mij. Ik ben er van overtuigd dat ze niet echt iets waarneemt. Ondertussen heeft Sarah zich al in beweging gezet om de oversteek te wagen. Sarah is Turks maar in Nederland geboren en opgegroeid. Ze kan echter amper fietsen. Ze doet ontzettend haar best maar het verkeersknooppunt is gewoon te complex voor haar. Fietspad links, schreeuw ik. Ze kijkt gehoorzaam naar links. Fietspad rechts, schreeuw ik. Denkt u dat ik kan gaan, vraagt ze onzeker. Wat denk je zelf, vraag ik uitnodigend. Sarah haalt besluiteloos haar schouders op. Ik weet het niet juf. Ja maar lieverd, ik sta hier de volgende keer echt niet als jij de weg over moet. Ha, ha, nee juf, dat weet ik. Ik slaak een zucht van verlichting als ze aan de overkant is. Er zijn ook leerlingen die de route van het verkeersexamen veel geoefend hebben met hun ouders. Tim hoef ik om die reden niets meer te vertellen. Ik heb hier al al vier keer met mijn ouders gereden, zegt hij als ik op het punt sta om hem een aanwijzing te geven. Ik klap mijn mond braaf dicht. Als hij echter bij de derde hindernis opnieuw vergeet zijn hand uit te steken en andermaal zelfverzekerd in mijn richting roept dat hij hier al voor de vijfde keer rijdt kan ik het niet laten: zolang je je hand vergeet uit te steken moet je misschien ook nog maar een zesde keer gaan oefenen! Tim rijdt met een rood hoofd verder. Ik ben nooit op mijn best met dit soort uitstapjes, denk ik berouwvol als ik naar zijn verdwijnende rug kijk. Dit reflectieve moment duurt echter maar kort want Mickey komt eraan gescheurd. Ik ken deze weg want ik woon hier, roept hij enthousiast terwijl hij aanstalten maakt nog net voor een aanstormende auto langs te schieten. Mijn terechtwijzing weerkaatst door de hele buurt. Gelukkig doen de meeste leerlingen het heel goed. Soms zelfs te goed. Zo doet Daan bijvoorbeeld heldhaftige pogingen om zijn hand uit te steken en tegelijkertijd zijn fiets in beweging te zetten. De poging eindigt in de berm. Ik help hem overeind. Nog even en we zijn weer op school, denk ik opgelucht. Dat is een plek waar mijn zonnige aard veel beter tot zijn recht kom dan hier op straat.

zondag 27 mei 2012

Zelfwerkzaamheid.

Ik licht de keuzekaarten toe die bij de geschiedenismethode horen. Het thema is: ontdekkingsreizen. Je kunt een onderzoek doen naar tropisch fruit, vertel ik. Je zoekt dan uit hoe het verbouwd wordt, waar het verbouwd wordt en daarna maak je daar een presentatie van. Je kunt ook een onderzoek doen naar de verspreiding van Europese talen over de wereld. Een andere opdracht bestaat uit het namaken van een boot uit de tijd van de ontdekkingsreizen, dat kan zowel ruimtelijk als in het platte vlak, je moet je daarbij wel bedenken dat...en zo ga ik door tot ik wel vijftien verschillende opdrachtkaarten heb toegelicht. De een nog uitdagender en leuker dan de ander. Het is niet de eerste keer dat we dit doen. Het is ook niet de eerste keer dat ik uitgebreid op de voorwaarden in ga waar zelfwerkzame opdrachten aan moeten voldoen. Toch is het mij droef te moede als ik een inventarisatie op het bord maak: meer dan de helft van de klas wil een boot maken. Sommige kinderen hebben zelfs al snel een schets gemaakt in de hoop dat zij op deze wijze eerder tot de uitverkorenen behoren. De een wappert met de stoomboot van sinterklaas, de ander houdt een tekening van een wrak sloepje omhoog. Ik klik het digibord uit en been driftig naar mijn bureau. Ik stop ermee, zeg ik narrig, de meesten van jullie kiezen voor de makkelijkste weg. Er zijn zoveel leuke opdrachten en dan willen jullie allemaal tegelijk een mal bootje plakken. Bah! Als we ’s middags opnieuw kiezen durft vrijwel niemand meer te opteren voor de boot. Alleen Sasha maar die heeft haar wens goed voorbereid en een tekening van een Spaans galjoen van het internet geplukt. Bedoelt u zoiets juf? Ik kan aan satéprikkers, karton en doek komen. Toch valt het me op dat ik wederom in looppas langs de groepen moet om het niveau van de opdrachten omhoog te krikken. Ook met dit bovengemiddelde en werkwillige stel leerlingen valt het niet mee om de opdrachten uit de verf te laten komen. Het doet me denken aan de moeizame wijze waarop de lessen bij aardrijkskunde vaak verlopen. Steeds opnieuw staan er kinderen voor mijn neus die het antwoord op een vraag niet kunnen vinden in het boek zelfs al staat het pal voor hun neus. Ik herhaal dan maar weer eens dat in 95 procent van de gevallen de antwoorden gewoon in de tekst staan maar elke keer staan er leerlingen voor mijn neus die mij plechtig verzekeren dat zij de uitzondering op deze regel nu echt gevonden hebben: we kunnen het niet vinden juf. Het staat er niet in. Ook de atlas raadplegen is een reuze vermoeiend proces voor velen. Het register? Wat is dat ook al weer juf? Diepe rimpel. O ja! Even kijken, nee, het staat er niet tussen juf. Echt niet. Kijk maar…o…oeps…toch wel. Sorry juf. Dank u wel juf. Het werktempo ligt bij sommigen adembenemend laag, al zet ik steeds markeringsstreepjes om de voortgang in de gaten te houden. Bij de leerlingen die wel snel gaan is het zaak om te controleren of ze niet steeds doodleuk streepjes hebben gezet waar antwoorden horen te staan. We wisten het niet juf en u was zo druk bezig. Soms verlang ik terug naar de tijd waarin alles op mijn voorwaarden verliep. Het tempo, de inhoud, de aangestuurde naspeuringen. Stil, rustig, klassikaal. Maar dat stimuleert de zelfwerkzaamheid niet. Dus slalom ik tussen de tafeltjes, priem ik eindeloos mijn vinger in registers, wijs ik obligate antwoorden op obligate vragen aan en schud ik regelmatig met mijn hoofd over de zoveel vermorste tijd. Zelfwerkzaamheid is een mooi ding. Er worden prachtige doelen mee nagestreefd. Ik ben dan ook heel erg voor. Behalve in de praktijk.

zondag 22 april 2012

Krachtenveld

Geschrokken loop ik naar Sam. Je moet wel achter die kast blijven staan, wijs ik autoritair. Zojuist is Sarah uit mijn groep ondersteboven achter de springkast terecht gekomen. Ik slaak een zucht van verlichting als ze grijnzend opduikt. O ja, o ja, grijnst Sam, sportleraar in opleiding, schaapachtig. Even later brul ik al weer net zo hard als Steven een aanloop neemt. Iedereen kan zien dat Steven niet omhoog zal komen op die springplank en met kast en al naar voren zal vallen. Sam niet. Hij staat te grappen met zijn vriend Marc, die samen met hem stage loopt. Alles aan de lichamen van Sam en Marc zit mee: flexibel, lenig, goed getraind. Ze zijn zeventien en kunnen zich nog slecht inleven in de moeilijkheden die sommige kinderen ondervinden in het nemen van hindernissen. Kom op joh! Ah, dat kan je wel joh! Ah, niet al te bang zijn, het valt best mee. Dus wil Steven zich niet laten kennen en doet ook Sarah, die meestal haar hoofd schudt en op de bank gaat zitten als het lastig wordt, manmoedige pogingen om over die vermaledijde kast te komen. Om vervolgens te constateren dat ze er alleen voor staan. Boem. Oeps. O jee. O meisje toch.. Heb je je zeer gedaan? Liefdevol buigt Sam zich over het slachtoffer heen. De komst van Sam en Marc heeft een verrassende uitwerking in alle groepen die ze begeleiden. Het brengt elementen in kinderen naar boven die ik eerder niet zag. Zo is Michelle uit groep 5 helemaal idolaat van Sam. Ze rent met een rood hoofd en als een kip zonder kop achter hem aan. Elke les opnieuw komt ze als eerste uit de kleedkamer rennen. Pak me dan! Pak me dan! Je kunt me toch niet krijgen! Houd daar eens mee op, roepen haar leerkracht en ik dan in koor. Maar ze houdt niet op. Wat kan haar die hoofdschuddende oude vrouwen schelen. Sam, daar gaat het om, leuke stoere Sam, pak me dan. Koert uit groep zes is een Sam in het klein. Hij is in zijn groep de stoerste, de snelste, de beste. Die rol is natuurlijk niet vol te houden als Marc en Sam besluiten om mee te spelen met een balspel. Vooral Sam schiet als een schicht door de zaal. Hij doet net alsof hij op zulke momenten hun gelijke is. Hij heeft nog niet voldoende leren schakelen in zijn rol als begeleider. Dus moppert Koert, ontregelt hij het spel en besluit hij regelmatig om dan maar niet meer mee te doen. Het kon niet anders of het moest mis gaan tussen die twee. De oorzaak van de onmin zal wel altijd schimmig blijven. Het is nooit duidelijk geworden of het s-woord ooit gevallen is. Voelde Koert zich een sukkel of heeft Sam daadwerkelijk gezegd dat hij een sukkel is. We weten het niet. Wat we wel weten is dat het akkefietje escaleerde in een gevecht tussen Sam enerzijds en de ouders van Koert, die hun zoon op zijn woord geloofden, anderzijds. De ouders eisten onverwijlde verwijdering van beide stagiairs. Het kostte moeite om hen duidelijk te maken dat zij daar geen beslissingsrecht over hadden. Ook de moeder van Suzan uit groep 4 eiste dat haar dochter niet langer les van Sam en Marc kreeg toen ze een blauwe plek ontwaarde op het been van haar kind. Ze speelde het hoog op. Het is een merkwaardig krachtenveld dat ontstaat als er ineens een brok testosteron en vrolijke manmoedigheid door de gymlessen waart. Zijn we vergeten dat het bestaat? Moeten we kinderen er voor behoeden? Zelf denk ik dat het een uitstekende aanvulling in de voorbereiding op het echte leven. Het neemt echter niet weg dat zowel Sam als Marc nog heel wat moeten leren: achter die kast jongens en snel een beetje!

zondag 25 maart 2012

Keurkorps

De beheerder van de vestiging van Mc Donalds reageert als een kruidenier uit de jaren vijftig. Of wij als de wiedeweerga onze auto elders willen parkeren. Met al die door stakers in beslag genomen parkeerplaatsen lopen zij deze dag wellicht klanten mis. Even later zien de medewerkers van deze vestiging geen kans om mij en mijn stakende collega’s op tijd van koffie te voorzien. Machine te traag, drukte te groot, Gevolg: misgelopen klanten. Het is het enige smetje op een verder vlekkeloos verlopen dag. Vroeger was staken een prestatie. Je moest er uithoudings- en incasseringsvermogen voor hebben. Al die lange tochten door verlaten straten, de winderige stadions, de drassige grasvelden, het was bikkelen. Nu is het een ontspannen uitje. Een warme bus, een prachtig stadion, een aangenaam programma. Leve de vooruitgang. Op deze wijze wil ik elke week wel in een bus stappen. Ik ben een gehoorzaam vakbondslid. Ik vind dat mijn mening er altijd in hoge mate toe doet behalve als er opgeroepen wordt om te staken. Dan schakel ik onmiddellijk al mijn meningen gelijk aan die van de vakbond en laat mij in de hoedanigheid van ‘telvee’ verslepen. Mijn karakter is niet nobel genoeg om dit middel te schuwen en ik ook ben ik -in tegenstelling tot sommige anderen- nooit ‘te druk’ om niet te gaan. Druk zijn is een keuze. Dus roep mij op tot actie en ik meld mij per ommegaande met petje, sjaal en spandoek. Nu het staken in het huidige tijdsgewricht geen prestatie meer is -zelfs de besturen knepen in sommige gevallen een oogje toe- is het deel uit maken van een schoolteam dat wel degelijk. De monniken hebben tegenwoordig geen gelijke kappen meer. Er is ongelijkheid ontstaan in status en salaris tussen leerkrachten die exact hetzelfde opleidingsniveau hebben en dezelfde dagelijkse praktijk delen. Die ongelijkheid wordt veroorzaakt door het belonen van bepaalde coördinerende taken zoals ICT, IB e.a. Eerst werden de uitvoerders van deze taken vrij geroosterd, daarna werden zij beloond met een behoorlijk aantal taakuren, vervolgens werd er immuniteit bij afvloeiing verleend en sinds kort wordt men ook nog voor deze taak extra betaald: de lb-schaal deed zijn intrede. Vier keer beloond worden voor precies dezelfde taak, kom daar eens om bij een ander beroep. Ik vind het een hele prestatie van alle collega’s die niet tot dit keurkorps behoren dat ze hun lb-collega’s niet en masse over de reling kieperen. Vooral omdat het soms tot merkwaardige zaken leidt. Zo kun je als 60-jarige onderwijzeres met bijna veertig jaar ervaring nog rustig onvrijwillig afvloeien omdat al die jonkies met hun jeugdige elan tot dit speciale korps zijn toegetreden. En het keurkorps blijft natuurlijk zitten waar het zit want het zit daar goed. Nou gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat ik zelf ook gelijker dan mijn gelijken ben geworden. Ik wilde nadat de coördinerende taak die ik al een tijdje met plezier uitvoer, een lb-functie was geworden, deze klus niet kwijt. Ik wilde niet weer gedwongen worden om op oude wijze mijn taakuren bij elkaar te sprokkelen met kerstcommissies (vermoeiend), lopathons(vermoeiender) en avondvierdaagsen(dodelijk vermoeiend). Ik wilde op mijn oude dag ook niet opnieuw onderaan de afvloeiingslijst komen te staan en als men mij per se financieel wil belonen…nou vooruit ...dan moet dat maar. Maar in de kern van de zaak is het een vreemde situatie. Alleen al om die reden zat ik dinsdag 6 maart vooraan in de bus om een verdere voortschrijding van deze tweedeling,in de vorm van een prestatiebeloning, tegen te gaan. Ik dank al mijn la-collega’s voor hun geduld met mij en mijn fellow lb-ers, ik beloof dat ik echt niet boos zal worden als ik op een goede dag pardoes gejonast word. Ik heb het er per slot van rekening zelf naar gemaakt.

zaterdag 25 februari 2012

Mobieltjes

Het is doodstil in de klas. Elke keer als ik van mijn nakijkwerk opkijk, zie ik dat iedereen flink doorwerkt. Dan zoekt Sander nadrukkelijk mijn blik. Hij wijst zo onopvallend mogelijk in de richting van een aantal leerlingen in zijn buurt. Ik volg zijn vinger en zie dat de blik van twee leerlingen niet op hun werk maar op een punt onder hun tafel gericht is. Ze checken hun mobiele telefoon. Niet klikken Sander, fluister ik. Klikken is echter een onaangenaam doch probaat hulpmiddel voor een juf. Dus…vijf minuten later loop ik naar ze toe. Lever maar in, gebied ik, kwart over drie kun je de telefoon weer ophalen. Doortje en Wensley kijken me geschokt aan. O help, tot kwart over drie zonder telefoon, redden ze dat? De ogen van Doortje volgen haar geliefde apparaat tot in de la van het bureau. Om kwart voor 12 komt ze bezorgd vragen of die telefoon daar echt wel veilig ligt. Ik snap deze leerlingen wel. Ik kan eerlijk gezegd zelf ook niet goed zonder telefoon. Mailtjes, tweets, status-updates van Facebook, mijn vingers jeuken als ik een zachte bliep uit mijn telefoon hoor komen. Het is zo verleidelijk, o zo verleidelijk om even snel te kijken. Natuurlijk gaat dat met de leerlingen net zo. Maar ik kan niet al te veel begrip tonen want voor je het weet wordt er geen rekenles meer afgemaakt. Ook zit ik er niet echt op te wachten om mijzelf schuimbekkend of diep wanhopig aan te treffen op You Tube. Op de een of andere manier verwacht ik niet dat ik van mijn beste kant gefilmd word als mijn leerlingen mij stiekem filmen. Geen filmpjes in de trant van: kijk hier vertelt onze geliefde leider spannend over de Vikingen en hier ontrafelt zij op meesterlijke wijze de geheimen van de samengestelde breuk. Nee, ze filmen me ongetwijfeld alleen maar als Daan mijn geduld weer eens tot het uiterste tart of wanneer ik Jochem tot de orde roep als hij ontploft vanwege een kleinigheidje. De komst van mobiele telefoons op de basisschool heeft tot veel opmerkelijke situaties geleid. Zo heb ik tijdens het beslechten van een akkefietje al twee keer een mobieltje in handen gedrukt gekregen van een leerling die kans had gezien even haar moeder te bellen over de onderhavige kwestie. Hier juf, mijn moeder wil ook even wat zeggen. Ook stond er al eens een vader op de stoep terwijl de stofwolken van een vechtpartij waar zijn zoon aan deel genomen had, nog maar net opgetrokken waren. Waar komt u zo snel vandaan mijnheer? Mijn zoon mag mij bellen als er iets is, antwoordde hij bars. Ook in kleedkamers en op schoolpleinen is de opmars van de mobiele telefoon geen onverdeeld genoegen. Denk eraan dat je niemand fotografeert of filmt zonder toestemming, roep ik om de haverklap. Maar het lijkt tot veel kinderen maar matig door te dringen dat zoiets niet kan. En niet alleen tot kinderen. Vrijwel meteen nadat de telefoon van Nadja -leerling uit een andere groep- in beslag genomen is omdat ze haar vriendinnen in de kleedkamer gefilmd heeft, stormt haar vader de school binnen om op hoge toon de telefoon terug te eisen. Alle argumenten die aangevoerd worden om de rechtmatigheid van deze daad te verdedigen worden snuivend weggewimpeld. Hier met die telefoon en snel! Het kan niet anders of er komen binnenkort kluisjes in ieder klaslokaal waar de mobieltjes in opgeborgen worden. Het is jammer maar er zit waarschijnlijk niets anders op. Ik vraag me wel af hoe het dan met mij moet. Hoe ver mag je als leerkracht boven de wet staan? Toch wel een beetje hoop ik. Alleen om mijn privé-mail te checken natuurlijk. Per slot kan er een belangrijke mededeling binnenkomen.

zaterdag 14 januari 2012

Vizier

Peinzend staar ik naar de groepsindeling die ik gemaakt heb voor het uitstapje naar de bioscoop. Wie ben ik nou vergeten? Ik tel maar 30 namen en ik heb er toch echt 32 leerlingen. Na een paar minuten heb ik nog steeds geen idee. Luister even, zeg ik tegen de klas, ik noem jullie namen op en aan het eind wil ik graag horen wie ik niet genoemd heb. Als ik klaar ben steken Arjan en Achmed hun vingers op. Als ik weer ga zitten merk ik dat ik me schaam. Ik vergeet Arjan en Achmed wel vaker. Ze zijn zo goed als onzichtbaar in deze groep. Als beloning voor al hun goede gedrag vergeet ik om de haverklap hun hele bestaan. Het is niet de eerste keer dat ik me schaam voor mijn falende opmerkzaamheid. Toen ik een surprise voor Arjan had moeten maken was me geen enkel onderwerp te binnen geschoten. Waar kenmerkte deze knaap zich nou door? Iets met voetballen? Nee, ik zag hem nooit op het veld. Iets met muziek? Nee, Arjan was zo ongeveer de enige leerling in de klas die niet van zingen hield. Een passie voor het een of ander? Er schoot me niks te binnen. Uiteindelijk had ik iets obligaats in elkaar geknutseld en me voorgenomen om hem wat beter in het vizier te houden. Vervolgens was ik hem weer vergeten. Nou ja, vergeten…wat me wel was opgevallen was dat Arjan mij net zo min in het vizier hield als ik hem. Met enige regelmaat constateerde ik dat hij - nadat ik een opdracht uitgebreid toegelicht had- verbaasd opveerde uit zijn stoel. Moeten we iets doen, hoorde ik hem dan fluisteren. Soms kwam hij het ook vragen. Ik heb niet goed gehoord wat u zei juf, zei hij dan doodleuk. Heb je nou echt twintig minuten lang niet gehoord waar ik het over had Arjan, vroeg ik dan narrig. Ja juf, eh nee juf, eh sorry juf. Nu ik er goed over nadacht, zag Arjan mij eigenlijk net zo weinig staan als ik hem zag zitten. Achmed daarentegen zie ik heel goed staan. Ik struikel wel tien keer per dag over hem. Na elke instructie schiet hij als een pijl naar voren om mij nog iets persoonlijks mee te delen over de les. Een associatie met dit, een herinnering aan dat, een aanvulling op het aan de orde gestelde. Achmed valt eigenlijk, nu ik goed over nadenk, helemaal niet zo goed over het hoofd te zien. Waarom vergeet ik hem dan toch zo vaak? Waarschijnlijk omdat ook hij zich niet door iets persoonlijks, iets authentieks in mijn geheugen gegrift heeft. Iets met voetballen? Hij voetbalt niet. Iets met muziek, iets met techniek? Niks. Veel jongetjes in deze klas zijn helemaal in de ban van alle Star Wars films, alleen Achmed geeft er niks om. Er is niets waardoor hij opvalt, niet in positieve, niet in negatieve zin. In een klas met 32 leerlingen moet je kennelijk met iets speciaals hebben om het geheugen van de juf een handje te helpen. Mandy is bijvoorbeeld net zo rustig als Achmed en Arjan maar ze tekent werkelijk indrukwekkend goed. Anna is een heel onopvallend en rustig meisje maar haar onhebbelijke vader valt niet over het hoofd te zien. Achmed en Arjan hebben niets van dit alles. Daarom slaat mijn brein hun aanwezigheid in de hectiek van alle dag niet goed op. Om ze wel goed te zien zitten moet ik ze in gedachten kennelijk wat bijzonderheden mee geven. Maar wat? Misschien moet ik gewoon proberen te onthouden dat ik ze altijd opnieuw vergeet.