maandag 4 april 2011

Lezing. Zoektocht naar de zegeningen van de brede school.

Tijdens een rekenles in mijn groep 7 gaat de deur open. Collega Irene komt binnen. Ze sluipt zachtjes naar de tafel van Anouk en fluistert haar iets in het oor. Plotseling laat Anouk haar hoofd op haar armen vallen en begint hartstochtelijk te snikken. Irene staat verbaasd op en draait zich naar me om. Kun je wel, grijns ik tegen haar. Irene loopt hoofdschuddend op me af. Ik begrijp er niets van, zegt ze, ik kom hier omdat Anouk drie van de vier keer niet verschenen is op de cursus mandala tekenen. Volgens de regels mag nu een ander haar plaats innemen. Je zou toch denken dat iemand die drie keer niet geweest is dat niet zoveel kan schelen. Ondertussen is het gesnik van Anouk steeds harder gaan klinken. Links en rechts hebben zich al hulptroepen in beweging gezet. Ik onderschep ze net op tijd. Er is niets aan de hand, zeg ik, tegen de vriendinnen van Anouk, Anouk kent de regels en ze heeft zich er niet aan gehouden. De hulptroepen trekken zich terug. Irene verlaat het lokaal. Het duurt minstens een half uur voor Anouk zich weer in staat voelt om de rekenles te vervolgen. Wat was dat nou, vraag ik om drie uur als de rest van de klas naar buiten loopt. Anouk schokschoudert. Ik had me toch gewoon opgegeven, zegt ze narrig, dan moet ik toch gewoon zelf weten wat ik doe. Ga maar weer zitten, zeg ik op besliste toon, dan zal ik je even vertellen wat ik gewoon vind en waarom je in dit geval niet zelf kan weten wat je doet. Terwijl ik mijn pedagogische lessen over het nog steeds wat bozige hoofd van Anouk uitstort bedenk ik dat ik in het algemeen eigenlijk helemaal niet weet wat gewoon is op een brede school. Ik werkte tot voor kort op smalle scholen. Hele smalle scholen. Om drie uur gingen alle leerlingen naar huis. Toen ik voor het eerst over het bestaan van brede scholen hoorde was mijn reactie er een van ongeremde reactionaire  voorspelbaarheid: het moet toch niet gekker worden, tandenknarste ik samen met mijn collega’s. De eisen die de samenleving aan leerkrachten stelt worden nu toch wel heel ridicuul. Willen ze straks ook nog dat we blijven slapen op school, dat we de leerlingen in het weekeind mee naar huis nemen? Wil deze generatie ouders überhaupt nog kinderen om ervoor te zorgen of functioneren kinderen alleen nog als statussymbool: een doorzonwoning, twee vakanties per jaar, om de klip klap een nieuwe auto en een jongentje en een meisje om het plaatje af te maken… zo knetterden, foeterden en raasden mijn collega’s en ik in koor. We hadden het mis, helemaal mis en daarin stonden we niet allen. Er was in de jaren negentig zoveel op het bordje van de scholen terecht gekomen dat de huiver om een brede school te worden alleszins verklaarbaar was. Het was dan ook niet voor niks dat de eerste scholen die zich over dit concept bogen scholen waren waarvan de leerlingenaantallen slonken. Ook in wijken waar de sociale cohesie ontbrak of in snel tempo slechter werd omhelsde men het idee van een brede school sneller dan in wijken waar alles ogenschijnlijk goed voor elkaar was. Mijn visie op de brede school veranderde pas toen een goede vriend, die directeur was van een school in een probleemwijk, plannen begon te maken voor een brede school. Deze goede vriend was namelijk een geestverwant. Een enthousiaste onderwijzer met een afkeer van de tomeloze bemoeizucht van de boven-ons-gestelden. Als hij enthousiast was en uit vrije wil zo’n plan voor zijn school wilde bedenken dan moest ik iets over het hoofd gezien hebben. Dan zou het zo maar zo kunnen zijn dat er per ongeluk -toen ik even niet oplette -iets ontstaan was dat zin had, dat nuttig was, dat iets toevoegde aan de ervaringswereld van kinderen en de samenhang in de samenleving. Mijn beeld over de brede school verschoof maar ik had er zelf nog steeds geen enkele ervaring mee. Ik kreeg er vanaf mijn eigen smalle schooltje ook geen enkel zicht op wat het nu eigenlijk betekende om op een brede school te werken. Pas toen ik zelf op zo’n school ging lesgeven en de boze Anouk moest uit moest leggen hoe men zich in de regel moest gedragen, begon ik mij af te vragen hoe het nu eigenlijk zat. Wat is een brede school. Wat kunnen kinderen daar na schooltijd eigenlijk allemaal doen. Hoe zit de organisatie in elkaar. Ik besloot op onderzoek uit te gaan.
Het eerste waar ik achterkwam was dat iedere brede school zijn eigen ontstaansgeschiedenis had en zijn eigen invulling gaf aan dit begrip. Ik vond het een prachtige ontdekking omdat ik vanaf mijn geïsoleerde positie op een smalle school jaren lang al het top down beleid van het ministerie en het bestuur waar ik onder ressorteer  had bestreden, als leerkracht, als lid van de medezeggenschapsraad, als columniste in het Onderwijsblad. Ik leefde in de veronderstelling dat alle ontwikkelingen die op de werkvloer zelf belangrijk worden gevonden geen bestaansrecht meer hadden in dit tijdsgewricht. Er was een bevelsstructuur ontstaan die geen of weinig plaats meer bood voor initiatieven van onderaf. Werknemers in het onderwijs waren in mijn optiek en in mijn waarneming simpele uitvoerders geworden. Elke keer dat de waan van de dag een nieuwe inzet van onderwijzers vereiste liepen wij als umpa lumpa’s uit het boek van Roald Dahl in de door onze bazen bevolen richting. Het was een aangename ontdekking om er achter te komen dat de ontwikkeling van de brede school in het geheel niet van boven af gedicteerd was. Integendeel. Het zijn in veel gevallen vaak de scholen zelf die de ontwikkelingen in gang hebben gezet. De brede school is vanaf het begin een initiatief geweest van lokale partijen en zonder regulering tot stand gekomen. Al deze verschillende initiatieven hebben dan ook in de praktijk tot een aangename variatie in de uitwerking geleid. De ene brede school is de andere niet.
Er zijn forumscholen, magneetscholen, buurtscholen, bedrijfstijdenscholen, open wijkscholen en onderwijskansenscholen. De opzet van de scholen wordt in alle gevallen bepaald door de bestaande context. Een school die gewend was kinderen met achterstanden bijles te geven zocht het in die hoek, een school die nadacht over naschoolse opvang zocht het in een sluitende dagindeling. In 2005 beschikte men in Nederland al over 600 brede scholen en dat allemaal zonder een wet, zonder overheidsbemoeizucht. Ook de terminologie laat zien dat de initiatieven gevarieerd en innovatief zijn. In Brielle heeft men onderdelen van de brede school ondergebracht in een zorggebouw. Hier zijn een kinderdagverblijf, de BSO, een peuterspeelplaats, een consultatiebureau, de schoolarts, het centrum voor jeugd en gezin, logopedie en de fysiotherapie in een gebouw ondergebracht. In Groningen heeft men het prachtige woord vensterscholen aan de wereld geschonken. Vensterscholen functioneren als een soort campus. Vensterscholen bieden onderdak aan vrijwel alle faciliteiten voor de jeugd en zijn ontstaan op initiatief van een woningbouwcoöperatie en de gemeente. Vensterscholen hebben vooral betekenis voor de sociale cohesie van de wijken.
Iedereen die het internet afspeurt naar voorbeelden van brede scholen merkt al snel op dat geen een brede school hetzelfde is. Overal wordt het concept op een eigen wijze uitgewerkt. De brede school is een containerbegrip geworden. Dat vindt niet iedereen een zege. Bij zoveel spontane organisatiezucht van onderaf wordt er natuurlijk met de wenkbrauwen gefronst. Hier wordt iets verzucht. Daar wordt iets geroepen. En langzaam maar zeker komt er een vraag naar regulering van bovenaf. Er moeten kwaliteitseisen komen, roept de een. Grote gemeenten kunnen veel meer geldbronnen aan boren dan kleine gemeenten, zucht de ander. Ook lopen er hier en daar mooie voornemens vast omdat men zich volkomen verkeken heeft op de financiële consequenties. Peuterspeelzalen en thuiszorg blijken met hun tot op de minuut voorgeschreven zorg veel minder in staat hun zaken goed te regelen dan minder rigide georganiseerde instellingen. De vrije organisatievorm waarin tot voor kort brede scholen zich zo mooi op geheel eigen wijze konden ontwikkelen begint tegen hen te werken. Steeds meer deelnemers roepen om ingrijpen van bovenaf. Ze willen een wet op de brede school. Een wet die de geldstromen regelt, de professionalisering in gang zet en een doorgaande leerlijn bewaakt. Er zijn zelfs stemmen die landelijke kwaliteitseisen willen, zelfs het woord keurmerk valt.
Het is een logische ontwikkeling. Het kan niet anders gaan dan dat het gaat. Het is een wet van Meden en Perzen. Zou oud als de weg naar Rome. Ware liefde komt van twee kanten. De een geeft wat, de ander neemt wat en vice versa…natuurlijk komt er een roep om regulering. Natuurlijk komt er een verzuchting richting de wetgevende macht. Kom op met die wet op de brede school. We willen vooruit, er is een wereld te winnen.
Ooit liep ik eens om een of andere reden de peuterspeelzaal van mijn eigen smalle school binnen en vond daar een viertal dames eendrachtig om de tafel gezeten, genoeglijk kletsend en theedrinkend terwijl de aan hun hoede toevertrouwde kinderen elkaar luidruchtig met schepjes op het hoofd sloegen of elkaars neuzen geheel tegen ieders zin in beschilderden met zwarte verf en ik vroeg mij af: is dit vooruitgang? Voegt dit iets toe. Sindsdien begrijp ik elke vraag om professionalisering en doorgaande leerlijnen, elke eis om tastbare opbrengsten, elke kreet om meerwaarde. Toch wil ik hier een waarschuwend signaal afgeven, een vinger in de lucht steken, een vermaning roepen.
Pas toch op! Pas toch op! Denk na voordat je iets wenst waar je net als in dat beroemde sprookje hevige spijt van krijgt. Voor je het weet zijn brede scholen er net zo erg aan toe aan toe als smalle scholen. Ingekapseld in een onafzienbare rij kerndoelen, streefdoelen, verbeterdoelen, einddoelen, tussendoelen. Voor je het weet besteed je een groot deel van de tijd aan rapportages, evaluaties en registraties. Binnen de kortste keren wordt er managementlaag op managementlaag gestapeld en ben je voornamelijk bezig met leidinggevenden aan het werk te helpen in plaats van kinderen interessante dingen te leren en nieuwe vaardigheden te helpen ontwikkelen. Blijf baas in eigen brede school. Laat de boze wolf alleen binnen als hij begrepen heeft dat alle geitjes bestaansrecht hebben, dat er niet een opgepeuzeld mag worden of onder de voet wordt gelopen. Verdedig alle mooie initiatieven die er nu ontstaan zijn met verve. Ik wens u veel succes!
(Lezing Brede School Dordrecht 2009)