Het eerste waar ik achterkwam was dat iedere brede school zijn eigen ontstaansgeschiedenis had en zijn eigen invulling gaf aan dit begrip. Ik vond het een prachtige ontdekking omdat ik vanaf mijn geïsoleerde positie op een smalle school jaren lang al het top down beleid van het ministerie en het bestuur waar ik onder ressorteer had bestreden, als leerkracht, als lid van de medezeggenschapsraad, als columniste in het Onderwijsblad. Ik leefde in de veronderstelling dat alle ontwikkelingen die op de werkvloer zelf belangrijk worden gevonden geen bestaansrecht meer hadden in dit tijdsgewricht. Er was een bevelsstructuur ontstaan die geen of weinig plaats meer bood voor initiatieven van onderaf. Werknemers in het onderwijs waren in mijn optiek en in mijn waarneming simpele uitvoerders geworden. Elke keer dat de waan van de dag een nieuwe inzet van onderwijzers vereiste liepen wij als umpa lumpa’s uit het boek van Roald Dahl in de door onze bazen bevolen richting. Het was een aangename ontdekking om er achter te komen dat de ontwikkeling van de brede school in het geheel niet van boven af gedicteerd was. Integendeel. Het zijn in veel gevallen vaak de scholen zelf die de ontwikkelingen in gang hebben gezet. De brede school is vanaf het begin een initiatief geweest van lokale partijen en zonder regulering tot stand gekomen. Al deze verschillende initiatieven hebben dan ook in de praktijk tot een aangename variatie in de uitwerking geleid. De ene brede school is de andere niet.
Er zijn forumscholen, magneetscholen, buurtscholen, bedrijfstijdenscholen, open wijkscholen en onderwijskansenscholen. De opzet van de scholen wordt in alle gevallen bepaald door de bestaande context. Een school die gewend was kinderen met achterstanden bijles te geven zocht het in die hoek, een school die nadacht over naschoolse opvang zocht het in een sluitende dagindeling. In 2005 beschikte men in Nederland al over 600 brede scholen en dat allemaal zonder een wet, zonder overheidsbemoeizucht. Ook de terminologie laat zien dat de initiatieven gevarieerd en innovatief zijn. In Brielle heeft men onderdelen van de brede school ondergebracht in een zorggebouw. Hier zijn een kinderdagverblijf, de BSO, een peuterspeelplaats, een consultatiebureau, de schoolarts, het centrum voor jeugd en gezin, logopedie en de fysiotherapie in een gebouw ondergebracht. In Groningen heeft men het prachtige woord vensterscholen aan de wereld geschonken. Vensterscholen functioneren als een soort campus. Vensterscholen bieden onderdak aan vrijwel alle faciliteiten voor de jeugd en zijn ontstaan op initiatief van een woningbouwcoöperatie en de gemeente. Vensterscholen hebben vooral betekenis voor de sociale cohesie van de wijken.
Iedereen die het internet afspeurt naar voorbeelden van brede scholen merkt al snel op dat geen een brede school hetzelfde is. Overal wordt het concept op een eigen wijze uitgewerkt. De brede school is een containerbegrip geworden. Dat vindt niet iedereen een zege. Bij zoveel spontane organisatiezucht van onderaf wordt er natuurlijk met de wenkbrauwen gefronst. Hier wordt iets verzucht. Daar wordt iets geroepen. En langzaam maar zeker komt er een vraag naar regulering van bovenaf. Er moeten kwaliteitseisen komen, roept de een. Grote gemeenten kunnen veel meer geldbronnen aan boren dan kleine gemeenten, zucht de ander. Ook lopen er hier en daar mooie voornemens vast omdat men zich volkomen verkeken heeft op de financiële consequenties. Peuterspeelzalen en thuiszorg blijken met hun tot op de minuut voorgeschreven zorg veel minder in staat hun zaken goed te regelen dan minder rigide georganiseerde instellingen. De vrije organisatievorm waarin tot voor kort brede scholen zich zo mooi op geheel eigen wijze konden ontwikkelen begint tegen hen te werken. Steeds meer deelnemers roepen om ingrijpen van bovenaf. Ze willen een wet op de brede school. Een wet die de geldstromen regelt, de professionalisering in gang zet en een doorgaande leerlijn bewaakt. Er zijn zelfs stemmen die landelijke kwaliteitseisen willen, zelfs het woord keurmerk valt.
Het is een logische ontwikkeling. Het kan niet anders gaan dan dat het gaat. Het is een wet van Meden en Perzen. Zou oud als de weg naar Rome. Ware liefde komt van twee kanten. De een geeft wat, de ander neemt wat en vice versa…natuurlijk komt er een roep om regulering. Natuurlijk komt er een verzuchting richting de wetgevende macht. Kom op met die wet op de brede school. We willen vooruit, er is een wereld te winnen.
Ooit liep ik eens om een of andere reden de peuterspeelzaal van mijn eigen smalle school binnen en vond daar een viertal dames eendrachtig om de tafel gezeten, genoeglijk kletsend en theedrinkend terwijl de aan hun hoede toevertrouwde kinderen elkaar luidruchtig met schepjes op het hoofd sloegen of elkaars neuzen geheel tegen ieders zin in beschilderden met zwarte verf en ik vroeg mij af: is dit vooruitgang? Voegt dit iets toe. Sindsdien begrijp ik elke vraag om professionalisering en doorgaande leerlijnen, elke eis om tastbare opbrengsten, elke kreet om meerwaarde. Toch wil ik hier een waarschuwend signaal afgeven, een vinger in de lucht steken, een vermaning roepen.
Pas toch op! Pas toch op! Denk na voordat je iets wenst waar je net als in dat beroemde sprookje hevige spijt van krijgt. Voor je het weet zijn brede scholen er net zo erg aan toe aan toe als smalle scholen. Ingekapseld in een onafzienbare rij kerndoelen, streefdoelen, verbeterdoelen, einddoelen, tussendoelen. Voor je het weet besteed je een groot deel van de tijd aan rapportages, evaluaties en registraties. Binnen de kortste keren wordt er managementlaag op managementlaag gestapeld en ben je voornamelijk bezig met leidinggevenden aan het werk te helpen in plaats van kinderen interessante dingen te leren en nieuwe vaardigheden te helpen ontwikkelen. Blijf baas in eigen brede school. Laat de boze wolf alleen binnen als hij begrepen heeft dat alle geitjes bestaansrecht hebben, dat er niet een opgepeuzeld mag worden of onder de voet wordt gelopen. Verdedig alle mooie initiatieven die er nu ontstaan zijn met verve. Ik wens u veel succes!
(Lezing Brede School Dordrecht 2009)