maandag 14 februari 2011

Lezing. Moeizaam communiceren met ouders.


De moeder van Rik waagt het niet om zomaar de klas binnen te komen. Zij vreest de toornige uitvallen van haar zoon. Helaas vreest zij mij wat minder. Op een dag ben ik net met de rekenles begonnen als  mijn aandacht wordt getrokken door een monsterlijk gezicht achter het kleine raampje naast de deur. Het raampje is helemaal volgeplakt met vrolijke kerstversiering en het heeft de moeder van Rik beslist moeite gekost een leeg stukje raam te vinden. In haar pogingen om mijn aandacht te trekken drukt ze haar lippen en wangen tegen de ruit. Als ze mijn blik vangt, trekt ze haar hoofd terug en houdt een enveloppe omhoog. Ik ben net op een heel precair moment beland in  mijn uiteenzetting over de samengestelde breuk dus ik voel er weinig voor om mijn verhaal te onderbreken. Ik kijk naar Rik. Ga eens vragen wat er met je moeder is. Rik staat mopperend op. Even later komt hij weer binnen. Iets met de dokter, bromt hij, ze wil met u spreken. Ik onderdruk een zucht en leg mijn krijtje neer. De moeder van Rik valt onmiddellijk met de deur is huis. Ik heb nu eindelijk een doorverwijsbrief van de dokter gekregen, hijgt ze. Ik ga met Rik naar de darmspecialist maar voor ik een afspraak maak wil ik graag van je weten of jij weet waar Rik die buikpijn van krijgt? Ik kijk haar verbaasd aan. Ik heb alleen verstand van staartdelingen en persoonsvormen, antwoord ik. De moeder Van Rik neemt geen genoegen met dit antwoord. Hij heeft steeds buikpijn, de dokter weet niet hoe dat komt en ik ook niet, dus blijft alleen de school over….daarom vraag ik je om eens goed na te denken of jij weet hoe het komt.
Dames en heren. Deze lezing gaat over communiceren met ouders. Of liever over het moeizaam communiceren met ouders. Van alle gesprekken die ik in mijn hoedanigheid als leerkracht aan een basisschool 30 jaar lang heb gevoerd verliepen de meeste probleemloos maar er waren er die hier en daar wat ontregelend verliepen en er waren er ook die gierend uit de bocht vlogen. Over deze gesprekken gaat dit verhaal.
Ik heb erg moeten wennen aan het feit dat ouders in de loop van de jaren mondiger werden. Ik zie de status van mijn functie nog graag in een 19e eeuwse verhoudingen: de notaris, de dominee, de dokter en de onderwijzer. Een eenvoudig doch zinvol bestaan in een keurige provinciestad. Ik wist eerlijk gezegd niet goed wat me overkwam toen sommige ouders in plaats van de hoed voor me af te nemen  ineens de neus voor me  ophaalden. Dat er te pas en te onpas en om het minste en geringste naar school gesneld werd, dat het gebruikelijk werd om leerkrachten  naast hun lesgevende taak ook nog in ernstige mate verantwoordelijk te houden voor het adequaat oplossen van leerproblemen, het wegwerken van gedragsproblemen en tegengaan van  pestpraktijken. Het welbevinden van een complete natie werd in mijn handen gelegd. Deze taak was eenvoudigweg te zwaar. Ik kon niet anders dan falen. Mijn collega’s konden ook niet anders dan falen. Het hele onderwijs kon niet anders dan falen. En omdat we faalden werden we om de haverklap schuldig bevonden aan  niet gepleegde misdaden,  in een enkel geval kwam er zelfs iemand langs kwam  om mijn hoofd op te eisen. Het is dan ook niet vreemd dat ik mij  soms verdwaald voel in het boek Alice in Wonderland. Vooral in het hoofdstuk waar elk moment een razende koningin de hoek om kan snellen die  ‘haar hoofd eraf, haar hoofd eraf’ roept. Een paar voorbeelden:
In mijn huidige groep 7 zit een lid van het zwak sociale gezin van de Berg.  Als we iets organiseren op school dan komen ze altijd met de voltallige familie opdagen. Dat lijkt een blijk van warme betrokkenheid en dat is het misschien ook wel maar er komt altijd een moment waarop deze betrokkenheid  ontspoort. Zo dirigeerde ik laatst mijn groep de zaal in nadat ze hun act op het podium succesvol hadden afgesloten. Ga daar maar zitten, wijs ik. Als ik mij omdraai zie ik dat Ilona bij het podium is blijven staan.  Ze staat in het zicht van minstens twintig andere kinderen. Ik leg een hand op haar schouder. Ga jij ook even in het publiek zitten? Ilona verzet geen stap en kijkt mij nukkig aan. Kom op, dring ik aan. Je staat hier in de weg. Ilona verroert zich niet. Dan richt ze haar blik op een plek achter mij. Ik volg haar blik. Daar staan ze allemaal. Vader, moeder, zusje, zwager, tante, oma, nichtje. Blijf maar rustig staan hoor Ilona, roepen ze in koor. Ilona knikt. Dat vind ik echt niet goed, zeg ik beslist. Ze staat hier in de weg. De woede spat uit de ogen van de mensen voor me. Jullie moeten altijd Ilona hebben, klinkt het, altijd Ilona! Oma sist, moeder spuugt de woorden bijna uit, vader heeft zijn vuisten gebald, zelfs het kleine nichtje heeft haar lippen tot een smal streepje getrokken. Dat is niet redelijk van u, antwoord ik, de andere kinderen zitten ook gewoon in het publiek. De familie van Ilona sist kwaadwillend in koor. Ilona blijft staan waar ze staat. De rest van de zaal kijkt verwonderd toe. Iedereen is heel benieuwd hoe ik deze zaak op ga lossen. Ik zelf ook.
Het is niet vreemd, dames en heren, dat ik na zo’n onaangenaam en onverwacht straatgevecht  spontaan naar het idyllische dorpsonderwijzerschap terugverlang.  In de tijd dat ik werd opgeleid aan de Pedagogische Academie was er niets dat ook maar enigszins leek op een toekomst met dit soort communicatieproblemen. Ik was voorbereid op een toekomst met leuke kinderen, met lieve kinderen, met vrolijke kinderen, met  hier en daar een enkel ongeconcentreerd,  druk en  opstandig kind. Ik was voorbereid op een toekomst met ouders die een lijn zouden trekken met de onderwijzer van hun kind. Die mij en mijn collega’s zouden zien als een verlengstuk van de opvoeding.  Samen zouden we ze wijze lesjes leren. In plaats daarvan bestormden sommige ouders de school om mij lesjes te leren.
Het is vooral de overvaltactiek die mij ontregelt. Alles moet altijd op stel en sprong. Zo haalt de moeder van Patricia mij altijd graag tussen de middag uit het kamertje voor het een of ander. Op een dag komt zij zelfs zo vervaarlijk aanstuiven dat ik mij snel verhef en haar tegemoet loop. Het valt niet mee om haar zonder vroegtijdige uitbarsting mijn klas in te loodsen. Patricia loopt wat onzeker achter ons aan. Hijgend trekt de moeder van Patricia twee repetities uit haar jaszak. De ene is van Patricia. De ander van haar tweelingbroer Michael die in de paralelgroep zit. Mijn collega heeft iets goed gerekend dat ik fout gerekend heb. Daardoor heeft zij een goed gekregen en haar broer een prima. Als een vleesgeworden godin der wrake staat de moeder van Patricia voor me. Haar neus bezweet, haar wangen rood. Dit is toch geen beleid, sist ze boos, wat moeten die kinderen hier nou van denken? Ik pak het blad van Patricia en verander de goed  in een prima.  Ik heb mij alleen maar vergist, zeg ik, terwijl ik blad teruggeef, Patricia had rustig zelf bij me kunnen komen. In de ogen van de moeder van Patricia blinkt de overwinning. Ze haalt diep adem en houdt de repetitie triomfantelijk in de lucht. Mooi zo, roept ze enthousiast. Kom mee Patricia. Patricia draaft snel achter haar moeder aan.
Het akeligst, dames en heren,  is echter een klacht over pesten. Pesten is helaas van alle tijden. Ik geloof geen enkele onderwijzer die beweert dat er bij hem of haar in de klas niet gepest wordt. Ik geloof ook geen enkele school die beweert middels pestprotocollen deze ellende de wereld uitgewerkt te hebben. Het vervelende van pesten is dat geen kind het in zijn hoofd zal halen om het recht voor je neus te doen. Het vergt heel wat inspanning om de waarheid op dit gebied te achterhalen. Het is geen eenvoudige zaak en het zit vaak heel wat ingewikkelder in elkaar dan ouders denken. Toch draaien sommige ouders hun hand niet om voor het eenzijdig vaststellen wie het slachtoffer is: hun kind.  In een moeite door beschuldigen ze de school medeplichtig te zijn aan deze misstand. Die doet er immers niets aan! Een onbenullig klachtje van hun kind kan al volstaan om in alle staten van ontreddering de school binnen te lopen. Een aantal jaren geleden kreeg een meisje dat bij mij in de groep zat lichamelijke klachten. Het leek gewoon op een griepje maar  haar moeder oordeelde anders. Of ze even een babbeltje met mij kon maken. Tijdens dat gesprek meldde ze plompverloren dat Anne gepest werd, dat mijn aanpak tekort schoot en dat ze overwoog Anne naar een andere school te sturen. In een adem. Toen ik haar vroeg een voorval te noemen waarbij Anne gepest werd kwam er niets concreets. Ook na enig aandringen niet. Toch weerhield dat de moeder van Anne niet andere ouders bij haar aanklacht te betrekken. Ook die kwamen melden dat er in deze klas ontzettend gepest werd zonder dat ze dit ook maar met een bewijs konden staven. Op een bepaald moment was er zelfs sprake  van een heel groepje dat dreigde om te zien naar een andere school voor hun kinderen. Ik kon praten als Brugman, de beschuldigde klasgenootjes konden praten als Brugman, het hielp niets, we waren schuldig en daarmee uit.  Opnieuw was ik in een hoofdstuk van Alice in Wonderland beland. Er was een rechtszaak, een aanklacht en een vonnis, alleen de bewijzen bleven uit.
Ik heb echt moeten leren om me door dit soort akkefietjes niet zo uit het veld te laten slaan. Ook op contactavonden zat ik nogal eens met de mond vol tanden. Vooral als ik tijdens het gesprek erachter kwam dat degene die voor me zat eigenlijk helemaal niet wilde weten wat ik te vertellen had.  Zo zat de vader van Sophie zich ooit eens ronduit te misdragen. Als Sophie’s moeder mij vertelt over de humeurigheid en hoofdpijnaanvallen van haar dochter, probeert hij hardnekkig de aantekeningen over haar te ontcijferen die op de kop voor hem liggen. Tijdens een adempauze van zijn vrouw grinnikt hij ineens: maar dat scheelt de juffrouw niks. En onmiddellijk daarna: Vertelt u nu maar eens wat! Ik zit hier maar te wachten…Als ik zijn vrouw antwoord geef, onderbreekt hij mij abrupt en zegt: Ach, niks aan de hand met die meid van ons, als ze een oud mannetje is dan is het wel over. Of het nu over rekenen of over geschiedenis gaat, telkens ziet hij kans te roepen dat het ongetwijfeld over is als ze een oud mannetje is. Ik zwijg verward. De moeder van Sophie niet. Zij doet nog steeds alsof wij een gesprek aan het voeren zijn en kijkt daarbij haar man steeds indringender en wanhopiger aan. Die sluit zijn act plotseling af met een blik op zijn horloge en zegt: maar de juffrouw heeft nog meer te doen. Hij staat op en loopt naar de deur. Ik ben veel te verbaasd om te protesteren, dus ik drentel mee.
Ook de vader van Mickey houdt erg van een lolletje blijkt tijdens een bespreking over zijn zoon. Het is van zijn gezicht af te lezen. Telkens onderbreekt hij het betoog van de orthopedagoog met een vermeende joligheid of een quasi kritische kanttekening. De adviezen om de taalproblemen van zijn zoon te verhelpen slaat hij met verpletterende luchthartigheid in de wind. Helpt dat wel? Is dat wel onderzocht? Als er geen statistieken van zijn dan begin ik er niet aan hoor. Ik ben een kritisch mens, hè Anja? Hij slaat zijn vrouw hard op de schouder. Anja kijk wat gemelijk opzij. Nou ja, ik vind…als het helpt…Maar haar man luistert al niet meer. Hij wrijft in zijn ogen en stelt ons uitgebreid op de hoogte van de zware nachtdiensten die hij draait. Het kost de orthopedagoog erg veel moeite het gesprek over Mickey te laten gaan in plaats van over zijn vader.
De moeder van Thijs heeft een hele andere strategie om het tienminutengesprek over iets te laten gaan dan over haar zoon. Meid wat zit je haar leuk!, roept ze enthousiast. Ze neemt me van top tot teen op. Ik bedank haar wat aarzelend en kijk snel op het papier waar ik de gegevens van Thijs heb staan. Ik kan zoveel jovialiteit niet plaatsen. Wat ken ik haar nou? Wat dacht je, vervolgt ze, ik doe het eens totaal anders? Ik kijk bevreemd op. Anders? De moeder van Thijs knikt enthousiast. Dan stoot ze haar man uitnodigend aan. Zo van ‘zeg jij d’r nou eens wat van’. Haar man kijkt verlegen. Dan knikt hij bijna onmerkbaar. Hij vindt mijn haar kennelijk ook leuk. De moeder van Thijs legt haar armen breeduit op tafel en schuift de tafel dichterbij. Haar man verdwijnt bijna achter haar rug. Zo, vertel eens, hoe doet-ie het bij jou? Ze vraagt het op een toon alsof we het heel gezellig hebben met elkaar. Maar we hebben het niet gezellig. Mijn boodschap over Jorrit is geen aangename. Zijn leerprestaties zijn ver onder de maat. Iets in haar blik zegt me dat ze dat allang weet.
Heden ten dage heeft elk verschijnsel een naam en een behandelstrategie. De wereld is maakbaar. Het is een kwestie van inspanning. En dus spannen mijn collega’s en ik ons in. De inspectie, het schoolbestuur, de twintig managementlagen boven ons, de media, vrijwel het hele land kijkt mee hoe wij ons in alle bochten wringen om aan alle eisen te voldoen. Het welzijn van het kind is een belangrijk goed. Zo belangrijk dat het welzijn van leerkrachten daar ondergeschikt aan gemaakt is. Het welzijn van leerlingen kan zelfs in hoekjes zetelen waar ik het helemaal niet verwacht….
Dertig minuten nadat Daan gehoord heeft dat hij volgend jaar niet bij Thomas in de klas zal zitten staat zijn moeder al voor me. Gehaast. Behuild. Van slag. Het is thuis helemaal mis met hem. Ik dacht: ik ga maar meteen. Kan dat nou  niet anders allemaal? Ik leg uit dat we de keuze hadden tussen een groep drie van 38 leerlingen of het maken van combinatieklassen in de bovenbouw. Ik verwijs ook naar de nieuwsbrief hierover. Ja, ik las al dat het daardoor kwam, antwoordt ze, die rottige klas drie! Maar waarom zit hij dan niet bij Thomas in de klas? Ze zijn al vrienden sinds de kleuterschool. Het zijn twee handen op een buik! Deze informatie is nieuw voor mij. Het hele jaar is mij niets opgevallen aan de manier waarop deze twee jongens met elkaar omgaan. Ze hebben zelfs niet een keer gevraagd of ze naast elkaar mogen zitten. Daar kan ik niet aan beginnen, zeg ik, Thomas en Daan kunnen ook als ze in verschillende klassen zitten nog steeds met elkaar omgaan. De moeder van Daan bedaart wat. Nou ja, ik dacht: ik ga maar meteen. Hij kwam zo boos thuis. Terwijl ze nog wat na staat te tobben, schiet haar zoon langs ons heen. Lachend en dollend met een paar klasgenootjes.
Sommige jongetjes hebben hun moeder echt in hun zak. Alles wat hun zonen dwarszit, zit hun moeders ook dwars. De emoties van hun zonen zijn ook hun emoties. Ze zijn er vast van overtuigd dat de kindertijd rimpelloos en zonder een vleugje onvrede moet verlopen, niets wordt te min gevonden om er voor naar school te vliegen. Heb je even tijd? Met het hoofd van zoonlief stevig onder de oksel geklemd staan ze voor je.  Vervolgens komt er een kleinigheid je over hun lippen. Een kwestie rond een zitplaats of een schuldvraag. Mijn machtswoord telt voor zonen van deze moeders niet. Zij beschikken immers over een geweldige mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Triomfantelijk staan ze daar. Aanstonds zal zij, zij die het waagde een drempeltje van een millimeter op te werpen, het onderspit delven. Dat is nog een kwestie van seconden. Het valt ze altijd zwaar dat dat niet zo is. Ik heb mij in de loop van de jaren gespecialiseerd in het rustig aanhoren van de klacht en het nog veel rustiger weerleggen van de feiten.  Ik voel dat mijn schouders zich rechten en mijn lippen zich verstrakken. Alle wankelmoedigheid verdwijnt. Ik moet ook wel. Als ik op dit soort momenten niet zegevier heb ik niks meer aan mijn leven als schooljuf. Jongetjes met moeders die ze om hun vinger kunnen winden  zijn altijd in de veronderstelling dat ze iedere vrouw met een beetje druk wel naar hun hand kunnen zetten. Het is in het belang van heel veel moois dat ik niet wijk.
Onlangs stond de moeder van Jorrit voor me.  Haar zoon stond snikkend naast haar en ze had haar arm om zijn schouders geslagen. Hij is helemaal overstuur omdat je zo boos om hem bent geweest, zegt ze verwijtend. Ik knik. Dat snap ik. Ik was zo boos omdat hij de antwoorden bij rekenles uit het antwoordenboek overgeschreven heeft, antwoord ik. Ja, dat heeft hij mij eerlijk verteld, antwoordt de moeder van Jorrit, maar hij zei er ook bij dat hij dat gedaan had omdat u hem de sommen niet uit wilde leggen. Verbijsterd staar ik haar aan. Verbijsterd staar ik Jorrit aan. En dat gelooft u  dan ook, vraag ik. Even zie ik een lichte aarzeling in haar ogen. Dan vermant ze zich: waarom zou hij dat verzinnen, vraagt ze bars. Omdat hij graag wil dat het mijn schuld is in plaats van de zijne, antwoord ik. Jorrit, zeg ik, wil je echt volhouden dat ik jou die sommen niet uitgelegd heb? Jorrit draait zijn gezicht weg. Ik dring aan. Ik wil echt een antwoord van je Jorrit.  Ga je echt volhouden dat ik die sommen niet uitgelegd heb? Nee, piept Jorrit. Ik kijk zijn moeder aan. Och, jee, je zei net iets heel anders, zegt ze sussend terwijl ze haar zoon over zijn bol aait.  Nou ja, dan gaan we maar snel naar huis om de worstjes in de pan te doen.
Worstjes in de pan! Omdat hij zo overstuur was vanwege mijn reactie op zijn oneerlijkheid. Worstjes in de pan! Omdat hij zijn moeder met foute informatie op de juf afgestuurd heeft. Worstjes in de pan! Omdat de hele strafexercitie tegen zijn juf jammerlijk mislukt is …
Er zijn nog steeds momenten waarop ik zo’n pan met worstjes met liefde over het hoofd van zo’n ouder wil gieten. Kwaad worden is menselijk maar het helpt niet veel bij ouders die redelijkheid toch al niet een nastrevenswaardige eigenschap vinden. Ik heb mij op enkele uitzonderingen na dan ook goed leren beheersen in de loop van de jaren.  Ik hanteer daarbij  de volgende strategieën:
  1. Ik ga alleen, als het echt niet anders kan, direct het gesprek aan. Meestal stel ik het  uit. Uitstel leidt bij mensen die in een opwelling handelen heel vaak tot afstel.
  2. Mijn eerste tegenvraag bij een oneigenlijk verwijt  luidt: denkt u nou echt dat ik tot zo’n onredelijke daad in staat ben? Tot nu toe ben ik  geen ouder tegengekomen die daar zonder met de ogen te knipperen ‘ja’ op durfde te zeggen.
  3. Mijn tweede tegenvraag luidt: weet u zeker dat uw kind het hele verhaal aan u verteld heeft. Vooral als ik het heel onderkoeld zeg, slaat de twijfel hard toe…
Deze drie strategieën halen meestal de angel uit de kwestie. Wat ik nooit doe, hoe moeilijk dat ook is, is me verdedigen. Een ouder die zich door zijn kind laat sturen en in aanwezigheid van dit kind de leerkracht verantwoording laat afleggen, verdient het niet dat ik door de knieën ga. Nooit. Ik  verrijs  liever tot majesteitelijke proporties. De proportie waarvan ik diep in mijn hart vind dat-ie mij toekomt. De notaris, de burgermeester, de dominee en de onderwijzer. Status en achting. De hoed in de hand. Niet omdat ik het ben. Maar omdat ik van overtuigd ben dat een kind gebaat is bij een respectvolle communicatie tussen degenen die belast zijn met hun opvoeding.  Dat denk ik al 30 jaar. Dat gaat nooit over. Ook niet als ik een oud mannetje ben.

Seminarium voor de Orthopedagogiek Zeist.